2015
Wie is jouw held?
April 2015


Wie is jouw held?

De auteur woont in Californië (VS).

Ellie wist wel wie haar held was, maar ze durfde dat niet te zeggen.

‘Denk aan de Heer, Hij verwacht veel van jou’ (Kinderliedjes, p. 80).

Ellie beet zenuwachtig op haar nagels. Juf Fitz liep de rijen tafels in de klas langs en stelde iedere leerling een vraag, één voor één.

‘Wie is jouw held?’ vroeg juf Fitz aan Jeremy.

Jeremy antwoordde meteen. ‘Mijn vader!’ zei hij trots.

Juf Fitz glimlachte. ‘En van jou, Sarah?’

Haar antwoord kwam net zo vlug. ‘Abraham Lincoln.’

Ellie voelde haar hart bonzen terwijl juf Fitz de rij leerlingen afging. Ze hadden het de hele dag over helden gehad, en nu moest iedereen zeggen wie zijn held was — aan de hele klas!

Amber en Justin zeiden dat hun moeder hun heldin was. Walter noemde zijn opa. Een paar andere leerlingen noemden een koning of president.

Nog een paar leerlingen en dan kwam juf Fitz bij Ellie. Ze moest een held bedenken — en snel ook.

Ellie keek bedeesd omlaag. Een held bedenken was niet het grote probleem. Ze wist al wie haar held was. Dat was Jezus Christus. Hij had de zieken genezen, de doden opgewekt en de prijs voor de zonden van iedereen betaald. Hij was de grootste held die ooit heeft geleefd! Ze durfde het alleen niet te zeggen.

Ellie beet weer op haar nagels bij de gedachte dat ze de hele klas zou vertellen dat Jezus Christus haar held was. Wat als Jeremy haar uit zou lachen? Wat als Sarah en Amber het in de pauze over haar gingen hebben?

Natuurlijk wist ze dat Jezus Christus haar held was. Maar dat betekende niet dat alle anderen dat ook hoefden te weten.

Juf Fitz stond nu pal voor Ellie’s tafel en glimlachte. ‘En wie is jouw held, Ellie?’

Ellie keek via de rij leerlingen naast haar op naar juf Fitz. ‘Abraham Lincoln’, fluisterde ze.

Juf Fitz straalde. ‘Goed!’ zei ze terwijl ze naar de volgende leerling in de rij liep.

Zodra ze weg was, liet Ellie haar schouders opgelucht zakken. Dat was gelukkig voorbij. Ze zat er echt niet op te wachten dat iedereen in de klas wist wie haar ware held was —

‘Jezus Christus’, hoorde ze iemand zeggen.

Ellie zette grote ogen op terwijl ze langzaam omkeek. Daar, maar een paar tafels verder in de rij, zat een jongetje met ongekamd haar. Hij was mager en verlegen, en zat altijd achter in de klas. Ellie wist niet eens hoe hij heette. Ze kon zich niet herinneren dat hij ooit een woord had gezegd — tot nu dan.

Een paar leerlingen draaiden zich om en keken de jongen aan, maar hij lette niet op hen. Hij keek gewoon omhoog naar juf Fitz en sprak weer. ‘Mijn held is Jezus Christus.’

Met een stralende glimlach ging juf Fitz de rij verder af. Maar Ellie keek de jongen vol bewondering aan. Zij was bang geweest om iedereen te vertellen over haar held, maar hij niet. Hij ging niet eens naar haar kerk! Maar hij wist wel hoe belangrijk het was om een voorbeeld van Jezus Christus te zijn, ook als dat moeilijk was.

Ellie glimlachte naar de jongen. Ze zou niet meer bang zijn om te zeggen wie haar held was. Ze had er nu immers twee.