2015
De kracht van het geloof
April 2015


Wij spreken over Christus

De kracht van het geloof

De auteur woont in Oregon (VS).

Als onze hemelse Vader ons van moeilijkheden zou vrijwaren gewoon omdat we dat vroegen, zou Hij ons juist die ervaringen ontzeggen die nodig zijn voor ons heil.

Afbeelding
A mother ssitting with her small daughter as the girl colors in a coloring book.

Ik deed tijdens mijn studie een keer een toets toen mijn nek zeer begon te doen. De pijn ging niet weg toen de spanning van de toets voorbij was. Ik raadpleegde artsen en therapeuten en probeerde verschillende behandelingen, maar de pijn bleef. Toen ik gedurende het daaropvolgende jaar met die pijn bleef worstelen, had ik ook moeite om mijn geloof te vergroten. Ik bracht veel tijd in gebed door, bestudeerde de Schriften en vroeg om priesterschapszegens. Ik meende dat ik genezen zou worden als ik maar genoeg geloof had.

Jezus Christus genas de zieken, de blinden, de lammen en de melaatsen — ‘naar [hun] geloof’ (Mattheüs 9:29). Ik wist dat Hij de kracht had om mij te genezen, zoals Hij in zijn sterfelijke leven zoveel mensen had genezen. Daarom concludeerde ik dat het alleen mijn gebrek aan geloof was dat mij ervan weerhield om genezen te worden, dus deed ik extra mijn best. Ik ging niet alleen verder met mijn lichaamstherapie, maar bad, vastte, studeerde en geloofde. Maar de pijn bleef.

In de Schriften staat dat we met geloof wonderen tot stand kunnen brengen (zie Mattheüs 17:20), maar toch kon mijn bescheiden vorm van lijden maar niet verlicht worden. Waar was de kracht van mijn geloof? Uiteindelijk aanvaardde ik stilletjes mijn situatie, vond manieren om met mijn ongemak om te gaan en stelde mezelf tevreden met de gedachte dat ik geloof en genezing misschien pas in de toekomst volledig zou bevatten.

Jaren later sprak ik met een vriendin die tijdens haar eerste zwangerschap meerdere keren naar het ziekenhuis moest wegens hevige misselijkheid. Erin wilde weer een kind, maar ze was doodsbenauwd dat ze dezelfde ongemakken te verduren zou krijgen als tijdens haar eerste zwangerschap. Ze vertelde me dat ze gevast en gebeden had, en dat ze werkelijk geloofde dat haar hemelse Vader dat niet nog een keer van haar zou verlangen.

Tijdens ons gesprek dacht ik aan de tekst: ‘Geef het op en weet dat Ik God ben’ (Psalmen 46:11). Ik bedacht hoe ik in een tijd van beproeving zelf geleerd had om mijn eigen denkbeelden op te geven, en ik moedigde Erin aan om geloof te hebben, maar dat geloof niet afhankelijk te maken van de vraag of ze wel of niet misselijk zou zijn tijdens haar volgende zwangerschap.

Toen ik het beginsel van geloof verder bestudeerde, sloeg ik Alma’s leerrede over geloof op, waarin hij onderwijst dat ‘indien gij geloof hebt, [gij hoopt] op dingen die niet worden gezien, maar die waar zijn’ (Alma 32:21).

Terwijl ik nadacht over die tekst ontdekte ik dat geloof niet was wat ik dacht. Alma leert ons dat geloof betekent dat je op ware beginselen hoopt. Geloof hebben betekent niet dat we geloven dat onze hemelse Vader ons altijd zal geven waar we om vragen, wanneer we er om vragen. Geloof hebben dat Christus mijn nek zou genezen of dat Hij Erin een zwangerschap zonder misselijkheid zou geven, was niet in ware beginselen geloven. Maar we kunnen wel geloof hebben dat Christus de kracht heeft om te genezen, dat Hij weet wat er met ons gebeurt, dat Hij ons zal sterken, en dat we in aanmerking kunnen komen voor het eeuwig leven als we in het goede volharden.

De Heer heeft beloofd: ‘Wat gij ook in geloof vraagt, gelovende dat gij zult ontvangen in de naam van Christus, zult gij ontvangen’ (Enos 1:15). Ik geloof dat de kracht van die belofte schuilt in de raad om ‘in de naam van Christus’ te geloven. In de Bible Dictionary staat het volgende over het gebed: ‘We bidden in de naam van Christus als onze gedachten de gedachten van Christus zijn, en onze wensen de wensen van Christus zijn — als zijn woorden in ons blijven (Johannes 15:7). Dan vragen we om dingen die God kan inwilligen. Veel gebeden blijven onverhoord omdat ze helemaal niet in Christus’ naam worden uitgesproken; ze komen helemaal niet overeen met zijn gedachten, maar komen voort uit het zelfzuchtige mensenhart.’

Als we in geloof om iets vragen wat overeenstemt met Gods wil, geeft Hij ons wat wij verlangen. Onze hemelse Vader kent ons, houdt van ons en wil dat we bij Hem terugkeren. En soms houdt dat beproevingen, moeilijkheden en problemen in (zie 1 Petrus 1:7). Als onze hemelse Vader ons van moeilijkheden zou vrijwaren gewoon omdat we dat vroegen, zou Hij ons juist die ervaringen ontzeggen die nodig zijn voor ons heil. We moeten leren om op Gods plan voor ons te vertrouwen en ons aan zijn wil te onderwerpen. Laten wij onze verlangens in overeenstemming met zijn verlangens brengen, en erkennen dat we volledig van Hem afhankelijk zijn, dan kunnen we in aanmerking komen voor ‘het einddoel van [ons] geloof, namelijk de zaligheid van [onze] ziel’ (1 Petrus 1:9).