2021
God kijkt naar het hart
Juni 2021


God kijkt naar het hart

Broeder Mos werd geboren in het jaar 1956 in Kermansha, een stad in het westelijk deel van Iran. Hij komt uit een gezin waar studie en ontwikkeling een belangrijke rol speelde. Zijn moeder had gestudeerd en werkte als schooldirecteur. Zijn zus en een van zijn twee broers wonen nog steeds in Iran. Zijn andere broer woont in Duitsland. Hij heeft twee kinderen en twee kleinkinderen die hier in de regio wonen.

Van zijn jeugd herinnert hij zich de vele reizen en steden die hij bezocht samen met zijn vader. Deze werd ziek en overleed toen Mos nog jong was. ‘Mijn moeder moest het toen alleen doen. Van haar herinner ik me: liefde, liefde, liefde ... zij verwachtte van ons dat wij rein waren van mond, ogen en oren. Zij vond het ook belangrijk om anderen te helpen, vooral degenen die arm waren of gevangen hadden gezeten.’ Zijn vader was moslim, zijn moeder democraat, wat inhoudt, zoals het woord al aangeeft, dat iedereen vrij mag denken, maar liefde moet hebben voor mens, dier en natuur. Broeder Mos was moslim tijdens zijn jeugd, maar nam hier op zijn twintigste afscheid van, en omarmde de levensovertuiging van zijn moeder. Broeder Mos groeide op als een sportieve jongere: hij hield van tennis, tafeltennis, boksen, kungfu, voetbal en fietsen. Sport bleek een terugkerend thema in zijn leven, niet alleen vanwege de vele prijzen die hij won als beoefenaar van vechtsporten.

Later ging hij politicologie en internationaal recht studeren aan de universiteit van Teheran. Dit was ook de tijd van revolutie in Iran. Hij was zowel voor als na de islamitische revolutie van 1979 politiek geëngageerd. Hierdoor, en ook ten gevolge van een scriptie die hij tijdens zijn studie maakte over de economie van Iran, werd hij gevangen gezet. Na een lange periode volgde ook een doodsvonnis. ‘Ik voelde dat ik moest vluchten voordat ze mij ter dood zouden brengen.’ Een week voor de geplande executie lukte dat. ‘Ik zie dat mijn hemelse Vader mij heeft geholpen en geleid.’ Broeder Mos vluchtte aanvankelijk naar de bergen. Daar waren momenten van hereniging met zijn moeder en andere geliefden. Maar duidelijk was dat hij niet in Iran kon blijven. Via Irak en Turkije vluchtte hij naar Nederland. Voor zijn vlucht heeft hij, op verzoek van zijn moeder, een kaars gebrand en gebeden in een christelijke kerk. Voor hem betekende dit zijn eerste ervaring met gebed.

Eenmaal in Nederland probeerde hij zijn studie rechten weer op te pakken. Dit was lastig, zijn tijd in de gevangenis bleek concentratieproblemen veroorzaakt te hebben. Primair met het hoofd bezig zijn lukte niet. Wel kreeg hij toen een baan bij het ministerie van onderwijs in Zoetermeer, waar hij onder de minister werkte. Zijn taak was om te helpen bij het maken van onderwijsprogramma’s voor allochtone kinderen in Nederland. Deze programma’s werden op alle scholen in Nederland gebruikt.

Hij trouwde en er werden twee zoons geboren. Toen volgde een moeilijke periode in zijn leven, waarin hij en zijn vrouw uit elkaar gingen. Hoewel zijn werkgever graag wilde dat hij bleef werken voor het ministerie voelde broeder Mos dat hij dit niet meer kon. De concentratieproblemen waren teruggekeerd. Wel vond hij nieuwe vreugde bij het helpen in de juwelierszaak van een vriend in Zoetermeer. Daar richtte hij zich vooral op het repareren van horloges.

Vijf jaar geleden begon weer een nieuwe fase in zijn leven. Zoals hij vaker deed, ging hij op een dag naar het Noord Aa in Zoetermeer om te lopen. Die dag ontmoette hij daar een zuster die lid is van de kerk. Zij begon een gesprek met mij en ze vroeg: ‘Ben je moslim?’ ‘Nee’… ‘Ben je christen?’ ‘Nee’… ‘Ben je boeddhist?’ ‘Nee’… Ze stelde voor om een keer naar de mormoonse kerk te komen waarop ik haar antwoordde: ‘Zeker niet! Dat is toch een kerk alleen voor rijke mensen?’ Deze zuster gaf niet op en nodigde hem uit om een keer contact te hebben met de zendelingen. Broeder Mos stemde toe en contactgegevens werden uitgewisseld, maar door omstandigheden op dat moment niet genoteerd, waardoor onduidelijkheid ontstond over zijn woonadres. De zendelingen startten direct een zoektocht naar deze wandelaar bij het Noord Aa. Na een maand vonden ze hem. Broeder Mos begon samen met de zendelingen het evangelie te bestuderen. Een keerpunt kwam toen hij de kerk voor de tweede keer bezocht. ‘Ik zag de beeltenis van mijn vader in het raam. Hij glimlachte naar me. Dit was zo bijzonder, ik had hem 50 jaar niet gezien.’ Hij voelde toen diep in zijn hart dat het goed was.

Dit markeerde het einde van een periode van 25 jaar die volgde na de scheiding. Jaren waarin de woning elke avond gevuld was met vrienden, drank en rookwaren. ‘De zendelingen zeiden dat ik hiermee moest stoppen’, herinnert broeder Mos zich. ‘Ik wilde wel, maar had geen idee hoe ik dat moest doen.’ Toch beloofde hij hier meteen mee te stoppen. De volgende dag zat hij op de bank, alleen, aan het einde van de middag. Hij ging in gebed: ‘Ik bad tot mijn hemelse Vader: ik weet dat ik dit beloofd heb, maar ik kan het niet. Daarna viel ik in slaap. In mijn droom ging het gesprek met mijn hemelse Vader verder. Hij zei tegen me dat het goed was, dat ik genezen was en niets meer nodig had. En dat ik naar het sportcentrum toe moest in plaats van thuis blijven.’ En zo gebeurde het. Het verlangen naar zijn oude levensstijl was weg en bleef weg. Wat altijd zou blijven is zijn afkeer van fundamentalisme in welke vorm dan ook. Hij weet: God kijkt naar het hart. Deze dagen geniet broeder Mos van zijn nieuwe leven. Hij is actief in zijn functie als gebouwbeheerder. Hij heeft goede relaties met zijn broeders en zusters in de wijk. Helpt graag op de boerderij van een van de broeders. Bezoekt regelmatig zijn broer in Duitsland. ‘Elke dag weet ik, voor 100 procent, dat God leeft en dat deze kerk de ware en levende Kerk van Jezus Christus is. De mensen om mij heen zien dat ik nu gelukkig ben.’