Mattheüs 14–15; Markus 6–7; Johannes 5–6

Vertel aan de hand van de afbeelding Christus geneest de zieken in Bethesda (Evangelieplatenboek, nr. 42) het verhaal in Johannes 5:1–9. Laat de kinderen zich inbeelden dat zij de persoon zijn die Jezus geneest. Hoe zouden ze zich voelen als Jezus hen genas?

Vraag de kinderen wat voor dingen ze moeilijk vinden of wat ze verdrietig maakt. Vertel ze over een moeilijke periode in uw leven waarin de Heiland u geholpen heeft. Getuig dat Jezus al onze problemen kent en dat Hij ons wil helpen.

Vertel het verhaal in Mattheüs 14:13–21 en toon daarbij een mand met brood. Leg uit dat Jezus zich afzonderde omdat Hij alleen wilde zijn, maar dat de mensen Hem toch volgden. Vertel de kinderen de rest van het verhaal en laat ze vaststellen wat Jezus uit vriendelijkheid en liefde voor hen deed.

Vraag de kinderen op welke manieren mensen lief voor hen geweest zijn. Welke lieve dingen kunnen zij deze week voor anderen doen? Telkens als ze een antwoord geven, tekent u een brood of vis op het bord. Leg uit dat ze, als ze die dingen doen, het voorbeeld van Jezus volgen toen Hij de vijfduizend mensen die honger hadden eten gaf.

Toon de afbeelding Jezus loopt over het water (Evangelieplatenboek, nr. 43) en vertel het verhaal in uw eigen woorden. Laat de kinderen daarna het verhaal zelf met behulp van de doe-pagina van deze week navertellen. U kunt ook een kommetje water naar de les meenemen en de kinderen laten doen alsof ze met hun vingers op het water ‘lopen’.

Vraag ze vervolgens wanneer zij bang geweest zijn en wat hen toen geholpen heeft. Laat ze inzien dat we door geloof in Jezus Christus onze angst kunnen overwinnen.

Maak twee identieke stapels kaartjes. Zet er woorden op waarmee Jezus onze hemelse Vader in Johannes 5 beschrijft, zoals liefhebben, leven en werken (zie Johannes 5:20, 26, 36). Leg de kaartjes met de tekst naar onder. Laat de kinderen setjes identieke kaartjes zoeken door er telkens twee om te draaien. Als ze twee identieke kaartjes gevonden hebben, leest u het vers dat het woord bevat voor. Vraag de kinderen wat we van dat woord over onze hemelse Vader leren.

Laat de kinderen Johannes 5:30 lezen. Vraag ze deze zin af te maken: ‘Ik zoek niet Mijn wil, maar …’ Hoe deed Christus de wil van zijn hemelse Vader? Hoe kunnen wij de wil van onze hemelse Vader doen?

Geef de kinderen wat crackers of stukjes brood. Laat ze zich voorstellen hoe groot een menigte van vijfduizend man is. Hoe zou het zijn om zoveel mensen met slechts vijf broden en twee vissen te voeden?

Laat een kind het verhaal van de wonderbare spijziging van vijfduizend mensen in zijn of haar eigen woorden vertellen. Hoe kunnen wij als het jongetje in Johannes 6:9 zijn? Laat de kinderen broden en vissen tekenen. Vraag ze om er dingen op te schrijven die ze de Heer kunnen geven om zijn werk te bevorderen.

Laat de kinderen een kleine puzzel maken. Wat zou er gebeuren als een van de puzzelstukjes ontbrak? Leg uit dat we allemaal als een puzzelstukje zijn. We kunnen allemaal een belangrijke bijdrage leveren aan het leven van anderen. Welke bijdrage leveren de kinderen thuis of in de les?

Toon de afbeelding in het lesschema van deze week in Kom dan en volg Mij – voor personen en gezinnen. Laat de kinderen in Mattheüs 14 een vers zoeken dat de afbeelding beschrijft.

Laat de kinderen Mattheüs 14:22–33 lezen en aanwijzingen voor geloof en angst zoeken. Wat betekent het om geloof in Jezus Christus te hebben? Hoe kunnen we onze angst door geloof vervangen?

Laat de kinderen zich inbeelden dat ze erbij waren toen Jezus en Petrus op het water liepen, en dat ze een fototoestel hadden. Van welk specifiek moment zouden ze een foto nemen en waarom? Laat ze in Mattheüs 14:22–33 naar ideeën zoeken. Vraag ze dat moment te tekenen. Laat ze hun tekening aan elkaar tonen en uitleggen waarom ze dat moment gekozen hebben.