Boeken en lessen
Hoofdstuk 33: Zendingswerk


Hoofdstuk 33

Zendingswerk

Afbeelding
The resurrected Jesus Christ standing with the apostles outside the city of Jerusalem. Christ is dressed in white robes and has His arms extended as He speaks to the eleven apostles. Christ is commanding the apostles to preach the gospel to all nations. The city Jerusalem is visible in the background.

Christus’ kerk is een zendingskerk

  • In welke opzichten maakt zendingswerk deel uit van Gods plan voor zijn kinderen?

De Heer heeft het evangelieplan aan Adam geopenbaard: ‘En aldus begon het evangelie gepredikt te worden, vanaf het begin’ (Mozes 5:58). Later werden de rechtschapen afstammelingen van Adam uitgezonden om het evangelie te prediken: ‘Zij (…) riepen alle mensen overal op tot bekering; en de mensenkinderen werd geloof geleerd’ (Mozes 6:23).

Alle profeten zijn zendeling geweest. Ieder kreeg in zijn tijd het gebod om het evangelie te prediken. In de tijden dat het priesterschap op aarde was, had de Heer behoefte aan zendelingen om de eeuwige beginselen van het evangelie aan zijn kinderen te prediken.

Christus’ kerk was altijd al een zendingskerk. Toen de Heiland op aarde was, ordende Hij apostelen en zeventigers, die Hij het gezag en de verantwoordelijkheid gaf om het evangelie te prediken. Zij predikten veelal tot hun eigen volk, de Joden (zie Matteüs 10:5–6). Na Jezus’ opstanding stuurde Hij de apostelen naar de andere volken om het evangelie te prediken. Hij gebood de apostelen: ‘Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping’ (Marcus 16:15).

De apostel Paulus was een groot zendeling onder de andere volken. Toen hij zich tot de kerk had bekeerd, bracht hij hun de rest van zijn leven het evangelie. Hij is op zending verschillende keren gegeseld, gestenigd en gevangengezet. Toch bleef hij het evangelie prediken (zie Handelingen 23:10–12; 26).

Het zendingswerk werd weer opgepakt toen de profeet Joseph Smith Christus’ kerk had hersteld. In onze tijd berust de verantwoordelijkheid voor de prediking van het evangelie en het toezicht wereldwijd daarop bij de apostelen en zeventigers. De Heer heeft tegen Joseph Smith gezegd: ‘[Verkondig] mijn evangelie van land tot land en van stad tot stad. (…) geef getuigenis in iedere plaats, aan ieder volk’ (LV 66:5, 7). In juni 1830 begon Samuel Harrison Smith, de broer van de profeet, als eerste aan een zendingsreis voor de kerk.

Sinds die tijd zijn er ruim een miljoen zendelingen geroepen en uitgezonden om het evangelie te prediken. De boodschap die zij de wereld brengen is dat Jezus Christus de Zoon van God en onze Redder is. Zij getuigen dat het evangelie door een profeet van God is hersteld. De zendelingen hebben tot taak het evangelie aan alle mensen te prediken, ze te dopen en ze te leren datgene te doen wat de Heer heeft geboden (zie Matteüs 28:19–20). De zendelingen gaan in de laatste dagen op eigen kosten naar alle werelddelen om de boodschap van het evangelie te prediken.

Het evangelie zal aan de hele wereld worden verkondigd

  • Wat heeft de Heer zoal voor ons gedaan, zodat wij het evangelie kunnen verkondigen?

Ons is in hedendaagse openbaring gezegd dat we het herstelde evangelie aan elke natie en volk moeten brengen (zie LV 133:37). De Heer geeft nooit een gebod zonder de weg te bereiden om dat te volbrengen (zie 1 Nephi 3:7). De Heer heeft wegen voor ons bereid om het evangelie in landen te kunnen prediken die dat voorheen niet toestonden. Naarmate wij blijven bidden en geloof oefenen, zal de Heer meer landen voor het zendingswerk ontsluiten.

De Heer ‘inspireert mensen tot ingenieuze uitvindingen die het werk van de Heer bevorderen op manieren die voor deze wereld tot dusverre ongekend zijn’ (Russell M. Nelson, ‘Computerized Scriptures Now Available’, Ensign, april 1988, p. 73). Dagbladen, tijdschriften, televisie, radio, satellieten, computers, internet en aanverwante technologieën verspreiden het evangelie onder miljoenen mensen. Wij die de volheid van het evangelie hebben, dienen die uitvindingen te gebruiken om het gebod van God te vervullen: ‘Want voorwaar, de roep moet vanuit deze plaats uitgaan in de gehele wereld en naar de verste delen der aarde — het evangelie moet tot ieder [mens] gepredikt worden’ (LV 58:64).

  • Op welke manieren hebt u de technologie doeltreffend gebruikt zien worden om het evangelie te verkondigen?

Zendingswerk is belangrijk

  • Waarom is het voor ieder mens belangrijk om van het evangelie kennis te nemen en het te begrijpen?

‘Dit is onze eerste interesse als kerk — om de ziel van de mensenkinderen te redden en te verhogen’ (Ezra Taft Benson, Conference Report, april 1974, p. 151; of Ensign, mei 1974, p. 104). Zendingswerk is noodzakelijk om de volken op aarde de kans te bieden om het evangelie te horen en te aanvaarden. Zij moeten de waarheid kennen, zich tot God wenden en vergeving van hun zonden ontvangen.

Veel van onze broeders en zusters zijn verblind door valse leringen en worden ‘alleen van de waarheid […] afgehouden omdat zij niet weten waar die te vinden is’ (LV 123:12). Door zendingswerk te doen, kunnen we hun de waarheid brengen.

De Heer heeft geboden: ‘Arbeidt in mijn wijngaard voor de laatste maal — roept de bewoners van de aarde voor de laatste maal toe’ (LV 43:28). Door het evangelie aan onze broeders en zusters te prediken, bereiden wij de weg voor de wederkomst van de Heiland (zie LV 34:6).

We zijn allemaal zendeling

  • Hoe kunnen we actief naar kansen zoeken om anderen over het evangelie te vertellen? Hoe kunnen wij ons voorbereiden op dergelijke kansen?

Elk lid van de kerk is een zendeling. We behoren zendeling te zijn, zelfs als we daartoe niet formeel zijn geroepen en aangesteld. Het is onze taak om het evangelie in woord en daad aan alle kinderen van onze hemelse Vader te verkondigen. De Heer heeft gezegd: ‘Het betaamt een ieder die gewaarschuwd is zijn naaste te waarschuwen’ (LV 88:81). Een profeet heeft ons gezegd dat we onze naasten eerst moeten liefhebben, voordat we ze waarschuwen (zie Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball [2006], p. 287). Zij moeten weten dat we hun vriend zijn.

De zoons van Mosiah namen de verantwoordelijkheid om het evangelie te prediken bereidwillig op zich. Toen zij zich tot de kerk bekeerden, vulde hun hart zich met mededogen voor hun naasten. Zij wilden het evangelie prediken aan hun vijanden de Lamanieten: ‘want zij konden niet verdragen dat enige mensenziel verloren zou gaan; ja, alleen al de gedachte dat enige ziel eindeloze kwelling zou moeten ondergaan, deed hen beven en sidderen’ (Mosiah 28:3). Naarmate het evangelie ons hart met liefde vervult, zullen we deze soort liefde en mededogen in toenemende mate voor onze broeders en zusters voelen. Dan willen we de boodschap van het evangelie aan iedereen die wil luisteren vertellen.

Er zijn veel manieren waarop we het evangelie kunnen uitdragen. Hier volgen enkele suggesties:

  1. We kunnen vrienden en anderen laten zien hoeveel blijdschap het evangelie ons brengt. Op die manier zijn we een licht voor de wereld (zie Matteüs 5:16).

  2. We kunnen ons over onze verlegenheid heen zetten door vriendelijk voor anderen te zijn en iets voor ze te doen. We kunnen ze in laten zien dat we het goed met hen voorhebben en niet uit zijn op gewin.

  3. We kunnen het evangelie aan onze vrienden en anderen uitleggen.

  4. We kunnen vrienden die meer willen weten over het evangelie bij ons thuis uitnodigen om les te krijgen van de zendelingen. Als onze vrienden te ver weg wonen, kunnen we de zendelingen in die gebieden vragen of ze bij hen langs willen gaan.

  5. We kunnen onze kinderen leren hoe belangrijk het is om het evangelie uit te dragen en we kunnen ze geestelijk en financieel voorbereiden op een zending. We kunnen ook onszelf op een voltijdzending later in ons leven voorbereiden.

  6. We kunnen onze tiende afdragen en aan het zendingsfonds bijdragen. Die bijdragen komen ten goede aan het zendingswerk.

  7. We kunnen bijdragen aan het zendingsfonds van de wijk of gemeente, of aan het algemeen zendingsfonds tot financiële steun van zendelingen die van huis uit geen steun krijgen.

  8. We kunnen familiehistorisch onderzoek en tempelwerk doen om onze voorouders alle zegeningen van het evangelie te geven.

  9. We kunnen niet-leden uitnodigen voor de gezinsavond bij ons thuis en de sociale activiteiten, conferenties en diensten in de kerk.

  10. We kunnen iemand een kerkelijk tijdschrift geven. We kunnen ze ook wijzen op de evangelieboodschappen op officiële internetsites van de kerk, lds.org en mormon.org.

Onze hemelse Vader zal ons helpen om doeltreffende zendelingen te worden als we het verlangen hebben om het evangelie uit te dragen en om hulp te bidden. Hij zal ons naar manieren leiden waarop we het evangelie kunnen uitdragen.

  • Denk aan mensen met wie u over het evangelie kunt praten. Beslis hoe u dat gaat doen. Overweeg een doel te stellen om vóór een bepaalde datum met die mensen over het evangelie te praten.

De Heer belooft ons te zegenen voor het zendingswerk dat wij doen

De Heer heeft tegen de profeet Joseph Smith gezegd dat zendelingen grote zegeningen zullen ontvangen. Tegen zendelingen die terugkeerden van hun zending, zei de Heer: ‘Niettemin zijt gij gezegend, want het getuigenis dat gij hebt gegeven is in de hemel opgetekend om door de engelen te worden aanschouwd; en zij verheugen zich over u’ (LV 62:3). Ook zei Hij dat wie zich inzet voor het heil van anderen vergeving van zonden krijgt en redding aan zijn eigen ziel brengt (zie LV 4:4; 31:5; 84:61).

De Heer heeft tegen ons gezegd:

‘En al ware het zo dat u al uw dagen arbeidde om dit volk bekering toe te roepen, en slechts één ziel tot Mij bracht, hoe groot zal dan uw vreugde met hem zijn in het koninkrijk van mijn Vader!

‘En nu, indien uw vreugde groot zal zijn met één ziel die u tot Mij hebt gebracht in het koninkrijk van mijn Vader, hoe groot zal dan uw vreugde zijn indien u vele zielen tot Mij brengt!’ (LV 18:15–16).

  • Wanneer hebt u de vreugde van zendingswerk ervaren?

Aanvullende teksten

  • LV 1:17–23 (Joseph Smith geboden te prediken)

  • LV 24:12 (de Heer sterkt wie zijn evangelie willen verbreiden)

  • LV 38:41 (draag het evangelie uit in mildheid en zachtmoedigheid)

  • LV 34:4–6; Handelingen 5:42 (evangelie moet worden gepredikt)

  • LV 60:1–2 (waarschuwing voor wie bang zijn om het evangelie te prediken)

  • LV 75:2–5 (wie het evangelie verkondigen en getrouw zijn, worden gezegend met het eeuwige leven)

  • LV 88:81–82 (wie zijn gewaarschuwd moeten hun naasten waarschuwen)

  • Matteüs 24:14 (evangelie aan alle naties gepredikt vóór het einde komt)

  • Abraham 2:9–11 (evangelie en priesterschap wordt aan alle naties gegeven)