Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 1: Leren door geloof


Hoofdstuk 1

Leren door geloof

‘Laten wij voortgaan, broeders en zusters, met werken in de naam van de Heer onze God. Laten wij elke dag in wijsheid en intelligentie toenemen, opdat alle omstandigheden die zich voordoen ons tot heil zullen strekken.’

Uit het leven van Lorenzo Snow

Wanneer de jonge Lorenzo Snow niet bezig was op de gezinsboerderij, was hij meestal aan het lezen — ‘verscholen met zijn boek’, zoals de andere gezinsleden zeiden. Volgens zijn zus Eliza was hij ‘altijd aan het leren, zowel thuis als op school’.1 Zijn leergierigheid nam toe naarmate hij ouder werd. Zelf noemde hij leren ‘het leidende beginsel’ in zijn jeugd.2 Nadat hij op openbare scholen had gezeten, ging hij in 1835 studeren aan Oberlin College, een particuliere school in de staat Ohio (VS). In 1836, voordat hij lid van de kerk was, ging hij op Eliza’s uitnodiging in om in Kirtland (Ohio) te komen wonen, waar hij Hebreeuws studeerde in een klas met de profeet Joseph Smith en diverse apostelen.

Nadat hij zich had laten dopen en bevestigen, ging zijn interesse uiteindelijk meer uit naar ‘het onderricht van de Geest’3 dan naar ‘boekenwijsheid’.4 Hij is zijn leven lang leergierig gebleven. Zo sprak hij op tachtigjarige leeftijd als president van het Quorum der Twaalf Apostelen de heiligen in de algemene oktoberconferentie van 1894 toe. Hij memoreerde aan de toespraken die zijn minder ervaren broeders eerder die dag hadden gehouden, en zei: ‘Ik heb enkele denkbeelden gehoord waar ik nog nooit eerder over na heb gedacht, en ze waren uitermate nuttig.’5 Zes jaar later woonde hij als president van de kerk een conferentie van de zondagsschoolorganisatie bij. Nadat hij anderen had horen spreken, was hij uiteindelijk aan de beurt. Hij begon zijn toespraak als volgt: ‘Ik ben aangenaam verrast door wat ik heb gezien en gehoord. (…) Ik kan zeggen dat ik het een en ander heb geleerd; en als ik, een man van 86 jaar, iets kan leren, zie ik geen enkele reden waarom uw bijeenkomsten volwassenen in het algemeen niet kunnen plezieren en tot nut en lering zijn.’6 [Zie suggestie 1 op p. 46.]

Leringen van Lorenzo Snow

Leren vereist geloof, inspanning en doorzettingsvermogen.

In deze grootse en heerlijke godsdienst die u en ik hebben ontvangen, valt elke dag wel iets nieuws en waardevols te leren. En het is niet alleen een voorrecht maar ook noodzakelijk dat we ons deze dingen eigen maken en nieuwe ideeën opdoen.7

Het mormonisme heeft alles te maken met vooruitgang — in verstandelijk, lichamelijk, moreel en geestelijk opzicht. Heiligen der laatste dagen nemen geen halfslachtige houding aan wat leren betreft.8

Een lang leven op aarde is nuttig om de nodige kennis en ervaring op te doen. De Heer heeft immers gezegd dat welk niveau van intelligentie wij in dit leven ook bereiken, het in de opstanding met ons zal verrijzen, en als iemand in dit leven meer kennis en intelligentie verkrijgt, hij daar in die mate voordeel bij zal hebben in de toekomende wereld [zie LV 130:18–19].9

Sommigen leren niet en verbeteren zich niet zo snel als ze zouden kunnen, omdat hun blik en hun hart niet op God zijn gericht. Ze denken niet diep na en beschikken niet over de kennis die ze zouden kunnen hebben; ze lopen veel mis van wat ze hadden kunnen ontvangen. We moeten kennis verkrijgen voordat we blijvende vreugde verkrijgen; we moeten goed bij de les blijven wat de dingen van God betreft.

We kunnen onze tijd nu wel verbeuzelen, maar als we onze intellectuele vermogens willen aanwakkeren, zullen we toch een keer aan de slag moeten. We hebben een bepaalde route af te leggen, en als we vandaag niet opschieten, moeten we morgen des te meer inhalen.10

We moeten onze geest en ons verstand aan het werk zetten en de talenten die we van God hebben gekregen gebruiken en uitoefenen. Dan staan we door het licht van de gave en macht van de Heilige Geest open voor de nodige ideeën, intelligentie en zegeningen die ons op de toekomst voorbereiden, op gebeurtenissen die komen gaan.

Hetzelfde beginsel is van toepassing op al onze handelingen wat de dingen van God betreft. We moeten ons ervoor inspannen. (…) Stilstaan zonder in actie te komen is nutteloos; als we niets doen, bereiken we ook niets. Elk beginsel dat uit de hemel wordt geopenbaard, is voor ons welzijn, voor ons leven, voor ons heil en voor ons geluk.11

We vinden het misschien niet nodig dat we actief zoeken naar wat God van ons verlangt; ofwel dat we de beginselen onderzoeken die God heeft geopenbaard waardoor we belangrijke zegeningen kunnen verwerven. Er zijn duidelijke beginselen geopenbaard, met de verhoging van de heiligen der laatste dagen als oogmerk en ter voorkoming van allerhande problemen en beproevingen. Toch laten we de zegeningen, door ons gebrek aan doorzettingsvermogen om ze te leren en ernaar te handelen, aan onze neus voorbijgaan.12

Laten wij voortgaan, broeders en zusters, om te werken in de naam van de Heer onze God. Laten wij elke dag in wijsheid en intelligentie toenemen, opdat alle omstandigheden die zich voordoen ons tot heil zullen strekken en ons in geloof en intelligentie doen toenemen.13 [Zie suggestie 2 op p. 46.]

Het onderricht van de Geest verdient onze volle aandacht.

Er is een vorm van onderricht die onze volle aandacht verdient en die we allemaal zouden moeten nastreven — het onderricht van de Geest.14

Een beetje geestelijke kennis is veel meer waard dan louter meningen, denkbeelden en ideeën, of zelfs de uitvoerigste argumenten. Een beetje geestelijke kennis is uitermate belangrijk en waardevol.15

We moeten onze geestelijke vooruitgang niet verwaarlozen terwijl we naar aardse rijkdom zoeken. Het is onze plicht er alles aan te doen om ons in de beginselen van licht en kennis te bekwamen, en ons daarnaast van de stoffelijke zegeningen en gemakken van dit leven te verzekeren.16

Als we te eenzijdig en te veel aandacht schenken aan het verwerven van wereldse goederen, ten koste van geestelijke rijkdom, zijn we geen verstandige rentmeesters.17 [Zie suggestie 3 op p. 46.]

We moeten de evangeliebeginselen steeds opnieuw horen.

[Sommige beginselen] hebt u misschien al honderden keren gehoord, en toch moeten we deze dingen kennelijk keer op keer opnieuw horen. Het doet me denken aan wat ik steeds weer aan nieuwe ideeën opdoe als ik een openbaring in de Leer en Verbonden voor de zoveelste keer lees. Ik neem aan dat het u ook zo vergaat, mij in elk geval wel.18

Het vergaat ons net zo als een kind dat het alfabet leert. De leerkracht zegt tegen het kind: ‘Dit is de letter a; ga je die goed onthouden?’ Het kind antwoordt: ‘Ja, die onthoud ik wel.’ De leerkracht gaat naar de volgende letter en zegt: ‘Dit is de letter b; kijk er maar goed naar en probeer je hem dan te onthouden?’ ‘Ja hoor’, zegt het kind. Dan gaat de leerkracht terug naar de letter a. ‘Welke letter is dit?’ Het kind weet het niet meer. De leerkracht legt het kind nogmaals uit dat dit a is en gaat naar de letter b. Die blijkt het kind ook te zijn vergeten, waarna de letter b nog een keer wordt uitgelegd. Dit gebeurt allemaal in de ochtend. In de middag roept de leerkracht het kind weer bij zich en merkt dat het kind de letters weer is vergeten en ze opnieuw moet leren. En zo moet de les keer op keer herhaald worden, zelfs zo vaak dat een onervaren leerkracht die daar geen rekening mee had gehouden vast en zeker ontmoedigd zou raken. Bij de heiligen der laatste dagen gaat dat net zo. We mogen er dan wel eens moe van worden steeds hetzelfde te horen, maar dat is de enige manier om het te laten beklijven. We moeten het ons eigen maken. Ik weet dat de heiligen der laatste dagen uiteindelijk alle wetten en geboden van God zullen kennen en ze strikt in acht zullen nemen. Maar zo ver zijn we nog niet.19 [Zie suggestie 4 op p. 46.]

Wanneer we bijeenkomen om het evangelie te leren, hebben leerkracht én leerling de leiding van de Geest nodig.

Wanneer [een leerkracht] voor de mensen staat, dient hij te beseffen dat hij daar staat om kennis over te brengen, opdat zij waarheid in hun ziel mogen ontvangen en in rechtschapenheid opgebouwd worden door meer licht te ontvangen, en om vooruitgang te maken in de beginselen van heiligheid.

Dat kan alleen door de nodige inspanning van onze geest, door een energiek geloof en door met geheel ons hart de Geest van de Heer onze God te zoeken. Dat geldt evenzeer voor de hoorders: tenzij men aandachtig let op wat de spreker of leerkracht die voor hen staat van tijd tot tijd van hen vraagt, en tenzij zij zich met geheel hun verstand en kracht inspannen en de Heer aanroepen, doen ze er niet hun voordeel mee en is het hun niet tot het beoogde nut.20

Ik verlang van de heiligen der laatste dagen dat ze tijdens deze conferentie bij de toespraken van de ouderlingen hun geloof en gebeden zullen oefenen voor ieder die spreekt, dat hij die dingen mag zeggen en wij de Geest mogen hebben om die dingen te ontvangen die nuttig voor ons zijn. Dat is ons voorrecht en onze plicht. We zijn hier niet zomaar beland; we zijn naar deze conferentie gekomen met de verwachting dat we er iets van zouden opsteken.21

U moet de Heer vragen [de sprekers] iets te laten zeggen wat u graag wilt weten, dat ze iets naar voren mogen brengen waar u iets aan hebt. Als u erop gebrand bent bepaalde zaken te weten die u niet begrijpt, bid dan dat [ze] iets zullen zeggen wat uw verstand verlicht en uw onrust over die kwestie wegneemt. Dan maken we een geweldige en formidabele conferentie mee, die beter is dan ooit. Het lijkt misschien vreemd, maar onze laatste conferentie lijkt altijd de beste te zijn, en moge dat ook zo zijn. En u, broeders en zusters, richt uw hart op de Heer en oefen uw geloof terwijl onze kerkleiders u toespreken. We worden dan niet teleurgesteld en u keert niet van deze conferentie naar huis terug zonder het gevoel dat u enorm en overvloedig gezegend bent.22

Ik neem aan dat vele aanwezigen hier van ver gekomen zijn naar deze algemene conferentie en dat we ons allemaal door zuivere motieven laten leiden om bijeen te komen — met het verlangen om onszelf te verbeteren en te vervolmaken wat onze geschiktheid voor het koninkrijk van God betreft. Willen we hierin niet teleurgesteld worden, dan moeten we ons hart voorbereiden om het gesprokene tijdens deze conferentie, wat de Geest van de Heer kan influisteren, te ontvangen en er iets nuttigs mee te doen. Ik ben altijd van mening geweest dat wij het vooral zelf zijn — en niet de sprekers — die bepalen in hoeverre we opgebouwd worden.23

Wanneer we samenkomen (…), is het ons voorrecht om te leren van degenen die ons toespreken. Is dat niet het geval, dan ligt dat over het algemeen aan onszelf.24

Ik zie bij mensen wel eens een bepaalde zwakheid. Sommigen komen veeleer naar een bijeenkomst om te genieten van de voordracht van hun favoriete spreker en om zijn stijl van spreken te bewonderen, of ze komen eerder om de spreker te zien of zijn karakter te analyseren (…), dan om iets nuttigs en goeds te leren waardoor ze in rechtschapenheid kunnen toenemen. (…)

(…) Als we de vermogens die we hebben meegekregen niet gebruiken en de Geest van de Heer niet verkrijgen, steken we maar weinig van de sprekers op, ook al zijn de besproken denkbeelden van grote waarde. Ook al worden ideeën soms in een gebrekkige stijl overgebracht, als de toehoorders zich ervoor willen inspannen, (…) merken ze al snel dat ze elke bijeenkomst wel iets van de sprekers hebben geleerd.25

Het zijn niet altijd de lange uiteenzettingen waar de heiligen der laatste dagen het meest van kunnen opsteken, maar de verschillende toespraken hebben allemaal wel iets wat ons op een idee kan brengen of meer inzicht kan geven in een beginsel, wat ons later goed van pas blijkt te komen.26

We zijn hier bijeen om God te aanbidden en zaken af te handelen die nodig zijn om het waarheidswerk op aarde voort te stuwen. Wat u leert hangt grotendeels af van wat u bezighoudt. We moeten dan ook onze wereldse zaken achter ons laten en onze aandacht op het doel van deze conferentie richten.27

Voor onze informatie en geestelijke kennis zijn we volkomen afhankelijk — voelen we ons zo afhankelijk — van de Heer. En naarmate we ons geloof oefenen ontvangen we meer informatie, die tot ons komt via de dienstknechten van de Heer. (…) Hij spreekt tot ons, door middel van zijn dienstknechten, die ons toespreken bij gelegenheden als deze wanneer we samenkomen om onze God te aanbidden.28 [Zie suggestie 5 op p. 46.]

Suggesties voor studie en onderwijs

Denk na over deze suggesties terwijl u het hoofdstuk bestudeert of uw les voorbereidt. Zie pp. V–VII voor meer informatie.

  1. Neem pp. 39–40 door, waarin president Snows levenslange leergierigheid ter sprake komt. Hoe kan iemand zijn of haar hele leven blijven leren? Denk eens na hoe u tegen leren aankijkt en hoe u uw hele leven door kunt blijven leren.

  2. Bestudeer de raad van president Snow aangaande inspanning en doorzettingsvermogen wat evangeliestudie betreft (pp. 40–41). In welke opzichten verandert uw manier van leren wanneer u er zich daadwerkelijk voor inspant? Hoe kunnen we kinderen en jongeren helpen om actief te leren?

  3. President Snow spoorde de heiligen aan om ‘het onderricht van de Geest’ na te streven (p. 42). Wat betekent dat voor u? Wat kan het gevolg zijn wanneer ons onderricht te veel op wereldse rijkdom is gericht?

  4. Wat heeft het voorbeeld van een kind dat het alfabet moet leren (pp. 42–43) te maken met onze inspanningen om het evangelie te leren? Welke beginselen hebt u bij uw studie van de woorden van vroegere en hedendaagse profeten herhaald zien worden?

  5. Hoe kunnen we ons hart voorbereiden om tijdens de bijeenkomsten en lessen in de kerk meer te leren? Hoe kunnen we actief leren, ook wanneer we gewoon naar een toespraak in de avondmaalsdienst of een conferentie zitten te luisteren? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 43–45.)

Relevante teksten: 2 Nephi 9:28–29; 28:30; Mosiah 2:9; LV 50:13–22; 88:118, 122; 136:32–33

Onderwijstip: ‘De kerk heeft lesboeken en ander materiaal gepubliceerd om ons behulpzaam te zijn bij het onderwijzen uit de Schriften en de woorden van de hedendaagse profeten. Verklarende verhandelingen of andere naslagwerken zijn nagenoeg overbodig.’ (Zie Onderwijzen — geen grote roeping: handleiding voor evangelieonderwijs [1999], p. 52.)

Noten

  1. Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow (1884), p. 3.

  2. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 28.

  3. Deseret News: Semi-Weekly, 31 maart 1868, p. 2.

  4. In: Biography and Family Record of Lorenzo Snow, p. 28.

  5. ‘Glory Awaiting the Saints’, Deseret Semi-Weekly News, 30 oktober 1894, p. 1.

  6. ‘Tithing’, Juvenile Instructor, april 1901, pp. 214–215.

  7. Conference Report, april 1898, p. 13.

  8. ‘“Mormonism” by Its Head’, The Land of Sunshine, oktober 1901, p. 257.

  9. In: ‘Old Folks Are at Saltair Today’, Deseret Evening News, 2 juli 1901, p. 1; boodschap opgesteld door Lorenzo Snow en voorgelezen door zijn zoon LeRoi.

  10. Deseret News, 21 oktober 1857, p. 259.

  11. Deseret News, 28 januari 1857, p. 371.

  12. Deseret News: Semi-Weekly, 16 juli 1878, p. 1.

  13. Deseret News: Semi-Weekly, 7 december 1869, p. 7.

  14. Deseret News: Semi-Weekly, 31 maart 1868, p. 2.

  15. Deseret News, 22 november 1882, p. 690.

  16. Deseret News, 19 juli 1865, p. 330.

  17. Deseret News, 19 juli 1865, p. 330.

  18. Deseret Semi-Weekly News, 30 maart 1897, p. 1.

  19. Deseret Semi-Weekly News, 28 juli 1899, p. 10; cursivering toegevoegd.

  20. Deseret News, 28 januari 1857, p. 371.

  21. Conference Report, oktober 1899, p. 2.

  22. Conference Report, oktober 1900, p. 5.

  23. Conference Report, oktober 1898, pp. 1–2.

  24. Conference Report, april 1898, p. 61.

  25. Deseret News, 28 januari 1857, p. 371.

  26. Conference Report, april 1899, p. 2.

  27. Deseret News, 11 april 1888, p. 200; naar een gedetailleerd verslag van een toespraak van Lorenzo Snow op de algemene aprilconferentie van 1888.

  28. Salt Lake Daily Herald, 11 oktober 1887, p. 2.

President Lorenzo Snow heeft zijn hele leven kennis gezocht ‘door studie en ook door geloof’ (LV 88:118).

We moeten ‘ons hart voorbereiden’ om de boodschappen tijdens de algemene conferentie en andere bijeenkomsten ‘te ontvangen en er iets nuttigs mee te doen’.

‘Het onderricht van de Geest’ verdient onze ‘volle aandacht’.