2010
Welgevallig dienen
Maart 2010


Dienen in de kerk

Welgevallig dienen

Hij kwam het leslokaal in de Filipijnen binnenlopen voor een gesprek over ordening tot het Melchizedeks priesterschap. Ik wist niet hoe oud hij was, maar zelfs de oudere leden van de gemeente noemden hem Tatay (vader).

Toen ik hem vroeg of hij mijn Engels kon verstaan, glimlachte hij breed en antwoordde beslist: ‘Jazeker.’

Aan het eind van het gesprek vroeg ik hem of er enige reden was om hem niet tot het priesterschap te ordenen. Na een korte stilte zei hij: ‘Misschien kan ik beter niet geordend worden.’

Verbluft vroeg ik: ‘Hoe bedoelt u?’

‘Ik heb maar één tand’, was zijn antwoord. ‘Ik weet dat ik er niet erg goed uitzie om het priesterschap te dragen. Ik begrijp het als u mij zegt dat ik het priesterschap niet krijg.’

Toen we daar zaten en ik over zijn opmerking nadacht, kreeg ik tranen in mijn ogen. Daarna legde ik mijn hand op zijn hand en zei tegen hem dat ik vele geweldige priesterschapsdragers kende die hun haar waren kwijtgeraakt, maar dat hij prachtig zwart haar had. Ik vertelde hem ook over priesterschapsdragers die maar één oor of oog hadden, maar dat hij zijn beide ogen en oren nog had.

Toen vertelde ik hem over een van mijn vrienden die door kanker een arm had verloren. Toen die broeder bij ons thuis had gebeden en zijn hemelse Vader had gevraagd om mijn vrouw en kinderen te zegenen, wist ik dat hij een groot dienstknecht van de Heer was. Ik vertelde Tatay dat deze vriend zijn enige hand op het hoofd van een klein meisje had gelegd om haar een zegen te geven, omdat ze stervende was, en dat ik op die dag de kracht van het priesterschap had gevoeld.

Deze bejaarde Filipino glimlachte en zei: ‘Ik hoop dat mijn dienst God ook welgevallig zal zijn.’

We hebben allemaal minstens één aanzienlijk gebrek, en we weten allemaal hoe het voelt om onder het gewicht van een nieuwe roeping te wankelen. Maar God aanvaardt het nederigste offer van de nederigste heilige, en allemaal kunnen we een waardevolle bijdrage leveren. We hoeven ons daar niet ongemakkelijk onder te voelen of ons ervoor te schamen; we hoeven alleen maar ons best te doen voor de Heer. Daarvoor zal Hij ons zegenen, ons grootmaken en ons op wonderbaarlijke wijze heel maken.