2010
De Heer vinden in Tonga
September 2010


De Heer vinden in Tonga

Leden uit Tonga vertellen dat ze zegeningen over zich uitgestort krijgen door zich opofferingen te getroosten voor het werk van de Heer.

Op een koele, mistige ochtend in het noordoosten van Tongatapu, het voornaamste eiland van Tonga, kleedt Filimone Tufui Pasi zich voor een dag ‘in het oerwoud’ — de Tongaanse uitdrukking voor werken op zijn akker. Om daar te komen, moet hij door het moerasland rond zijn cementblokkenwoning en onder hoge kokosbomen en tussen taroplanten met brede bladeren door lopen.

Maar vandaag haalt president Pasi, raadgever in het ringpresidium, het oerwoud niet. Er zijn leden van de kerk gekomen die om zijn hulp vragen. President Pasi, die een nederig man van weinig woorden is, gaat terug naar binnen en legt de situatie uit aan zijn vrouw, Ana Malina. Zij en haar dochter brengen de dag door met het maken van tapadoek om geld in te zamelen voor school en geld te sturen naar de kinderen van de familie Pasi die op zending zijn.

Binnen enkele minuten keert president Pasi weer terug bij de groep, dit keer gekleed in een wit overhemd en stropdas, klaar om te helpen. De beslissing kost hem een hele dag in zijn levensonderhoud. Maar de tevreden glimlach op zijn gezicht, omdat hij weet dat hij het werk van de Heer doet, maakt het verschil goed. ‘Ik probeer zo te leven’, zegt hij. ‘Ik denk dat het de reden is dat de Heer mij zo rijk heeft gezegend.’

Dergelijke daden van toewijding en getrouwheid zijn heel gewoon onder de Tongaanse heiligen der laatste dagen, die getuigen dat je zegeningen krijgt als je trouw het evangelie naleeft.

Geloof om te dienen

Liola Christine Nau Hingano is in het evangelie opgegroeid en zag de zendelingen zich vaak dienstbaar maken in haar gemeenschap. ‘Ik wou zelf ook op zending gaan’, zegt ze. Maar dat zou niet zo makkelijk zijn.

Kort nadat Liola haar zendingsaanvraag had ingediend, werd ze erg ziek. De artsen ontdekten dat ze een tumor had en besloten dat ze haar moesten opereren om die te verwijderen. In het ziekenhuis kreeg Liola haar zendingsoproep — voor een zending in Tonga. Ze had nog twee maanden om te herstellen voordat ze aan haar zending begon, maar het was moeilijk voor Liola omdat haar ouders vonden dat een zending te zwaar zou zijn en niet wilden dat ze ging.

‘Maar ik geloofde dat het in orde was omdat de Heer me geroepen had, dus besloot ik te gaan’, zegt ze. ‘Toen ik in het opleidingscentrum voor zendelingen aankwam, gaf de zendingspresident me een zalving en zei in de zegen dat ik net zo gezond zou zijn als elke andere zendeling als ik de Heer diende.

‘Mijn eerste werkgebied was erg moeilijk. We liepen elke dag heel wat kilometers alleen om in ons werkgebied te komen. Het was heet en we hadden onze Schriften bij ons. Maar ik wist dat het goed zou gaan omdat ik een zegen had gehad waarin dat werd gezegd. En het ging goed. Ik heb me niet meer ziek gevoeld.

‘Ik ben erg dankbaar dat ik de moed had om op zending te gaan en me niet tegen te laten houden. Het heeft grote invloed gehad op wie ik ben geworden — en op mijn getuigenis. Ik heb geloof in onze Heiland en onze hemelse Vader.’

De vensters van de hemel opendoen

Net zoals Liola getrouw diende vanwege haar getuigenis, hebben anderen dat getuigenis juist gekregen door gehoorzaamheid. Dat was het geval met ‘Anau Vuna Hala. ‘Anau was als jongen gedoopt, maar werd bijna meteen minderactief. Hoewel zijn zus actief lid van de kerk was, had ‘Anau geen enkel verlangen om naar de kerk te gaan, en dat deed hij jarenlang dan ook niet.

Toen hij volwassen was, trouwde hij met Kinakuia (Kina) Hala, een lid van de kerk. Op een dag ontdekte hij iets dat hem dwars zat: zijn vrouw was begonnen tiende te betalen.

‘Ik was teleurgesteld’, zeg ‘Anau. ‘Als leerkracht verdiende ik niet veel. Ik wilde niet dat ze tiende betaalde. We maakten er enkele jaren lang ruzie over.’

Kina stelde alles in het werk om haar man te overtuigen dat tiende betalen een goed idee was. ‘Ze liet de huisonderwijzers lesgeven over het beginsel van de tiende’, zegt ‘Anau. ‘Ik kreeg een heleboel lessen over tiende, maar ik bleef nee zeggen.’

‘Toen daagde mijn vrouw me op een dag uit om me samen met haar aan de wet van tiende te houden en te zien wat er zou gebeuren. Dat vond ik een moeilijke beslissing, maar ik wilde vrede, dus stemde ik in.’

Niet lang daarna begon ‘Anau te merken dat er kleine veranderingen plaatsvonden in hun leven. ‘Als we eerst onze tiende betaalden en dan de rekeningen, bleef er erg weinig over’, legt hij uit. ‘Maar dan kregen we zegeningen. Soms kregen we onverwachts hulp van overzeese familieleden of uit andere bronnen. We kwamen nooit tekort.’

De zegeningen waren niet alleen financieel. ‘Anau vertelt: ‘Ik werd actief in de kerk. We waren gelukkiger thuis. We besloten een baby te adopteren, ook al wisten we dat voedsel en andere behoeften veel geld zouden kosten. Maar we wisten dat als we getrouw waren en onze tiende betaalden, en als we deden wat de Heer van ons verwachtte, sommige dingen in orde zouden komen. Ik kreeg zelfs een betere baan bij een school van de kerk, de Liahona High School. En we lieten ons in de tempel aan elkaar verzegelen.

‘Onze grootste zegeningen vinden wij de gemoedsrust en vreugde die we hebben doordat we weten dat we onze financiële moeilijkheden aan kunnen als we onze tiende betalen. Vanaf het moment dat ik dat beginsel aanvaardde, heeft de Heer mijn gezin gezegend. Ik weet dat het waar is.’

De uitwerking van ons geloof

Kumifonua (Fonua) Taumoepenu ondervond dat de kracht van overtuiging zelfs nog na een periode van verlies en inactiviteit kan komen. Kort na zijn doop in 1995 had Fonua veel verschillende functies in de kerk. Hij werkte ook voor een frisdrankenbedrijf en had veel succes, waardoor hij snel promotie maakte. Maar hij was veel van huis en merkte dat hij geleidelijk afstand begon te nemen van zijn geestelijke overtuiging. Na een tijdje begon hij dingen te doen waarvan hij wist dat ze verkeerd waren.

Op een dag kwam Fonua een groep mannen tegen die hem zonder enige aanleiding zo hard sloegen dat hij naar het ziekenhuis moest. Daar dacht Fonua na over zijn leven en over de verkeerde beslissingen die hij had genomen. ‘Ik besefte dat ik er iets mis was met de manier waarop ik leefde’, zegt hij. ‘Door mijn voorbeeld begonnen mijn kinderen ook verkeerde beslissingen te nemen. Ze deden dingen die ze echt niet moesten doen.’

Fonua vond het tijd om te veranderen. Hij werkte hard aan zijn bekering, kwam in aanmerking om naar de tempel te gaan, en ging daar geregeld heen. Op een avond dacht hij in de tempel na over zijn leven. ‘Ik wist dat ik daar mocht zijn, maar ik voelde me niet op mijn gemak’, zegt hij. Ik liet mijn leven de revue passeren en evalueerde mijn gedrag. Ik was geen goede dienstknecht van de Heer geweest. En ik had oplossingen nodig. Ik wilde een nieuwe baan die het makkelijker zou maken om rein te blijven.’

Fonua was zojuist een goedbetaalde baan in Nieuw-Zeeland aangeboden. Zijn gezinsleden hadden hem aangemoedigd om die aan te nemen omdat zulke banen zeldzaam waren. ‘Maar ik maakte me zorgen omdat ik mijn gezin dan in Tonga zou achterlaten, en zou ik wel rein blijven als ik zo ver weg woonde’, zegt hij.

In de tempel stortte Fonua in gebed zijn hart uit voor zijn hemelse Vader. ‘Ik beloofde mezelf en God dat ik zou doen wat Hij wilde dat ik deed. Zoiets had ik nog nooit beloofd. En ik kreeg daar in de tempel een antwoord op de vraag hoe ik mijn leven blijvend kon veranderen.’

In plaats van de baan in Nieuw-Zeeland aan te nemen, besloot Fonua in Tonga te blijven en daar naar beter werk te zoeken. In die periode werd hij geroepen als tempelwerker. Hij vervulde die functie getrouw en zegt: ‘De Heer zegende me om mijn goede keuzen.’ Fonua kreeg al gauw een groot contract voor de schoonmaak van gebouwen. ‘Het was een grote zegen. Ik kon in Tonga blijven bij mijn gezin, voor hen zorgen en werken in de tempel.

‘Al wat ik heb, al mijn zegeningen, zijn het gevolg van mijn inzet als dienstknecht van de Heer. Ik zal dat moment in de tempel nooit vergeten. Zelfs mijn kinderen zijn gezegend. Vóór die tijd veroorzaakten ze veel moeilijkheden voor de kerkleden. Maar ze zijn veranderd. Ze zijn actief in de kerk. We zijn thuis gelukkig — en dat komt allemaal door de Heer.’

Opoffering brengt voort de zegen des hemels

Vaea Tangitau Ta‘ufo‘ou heeft aanzienlijke fysieke offers moeten brengen om een trouw lid van de kerk te zijn. Toen hij op zijn negentiende lid van de kerk werd, woonde hij op Foa, een van de meest verafgelegen eilanden van de Ha‘apai-eilandengroep. Een van zijn eerste roepingen was die van jongerenleider. Net als andere leidinggevenden moest hij vaak naar vergaderingen in Pangai, een plaats op het dichtstbijzijnde eiland. Om daar te komen, moest hij elf kilometer lopen naar de andere kant van het eiland waar hij woonde. Dan moest hij op de eb wachten zodat hij door het laagstaande water naar het volgende eiland kon waden — als de stroming tenminste niet te sterk was — en dan moest hij verder lopen naar zijn bestemming. Dat kostte hem het grootste deel van de dag, en soms moest hij ergens logeren voordat hij weer naar huis kon.

‘Het was moeilijk om de vergaderingen bij te wonen’, zegt Vaea. ‘Maar dat ontmoedigde ons niet. Het sterkte ons getuigenis.’

Vaea had al jong een hekel aan de kerk vanwege onware geruchten die andere mensen in zijn dorp over de kerk verbreidden. Maar toen werd zijn familie vrienden met leden van de kerk. Door hun goede voorbeeld werd het hart van de familie Vaea verzacht, en zijn zus liet zich dopen. Een jaar later werd hij zelf lid van de kerk en maakt hij zich ijverig dienstbaar.

Enkele jaren later was hun district aanzienlijk gegroeid en bestond er de mogelijkheid om een ring te worden. Na vergaderingen in Pangai, moesten Vaea en anderen weer naar huis. Maar de districtspresident wilde hen ook bij de ochtendbijeenkomsten en vroeg of ze op tijd konden zijn. Om tijdig heen en weer te reizen, moest Vaea het grootste deel van de afstand hardlopen.

‘Ik was zo moe dat ik het gevoel had dat ik dood kon gaan, want de districtspresident had ons ook nog eens gevraagd om te vasten zodat we een ring konden worden. Maar het lukte me. Ik leerde hoe belangrijk het is om onze vergaderingen bij te wonen en ondanks tegenslagen op tijd te komen. Ik denk dat ik korte tijd later als bisschop werd geroepen omdat ik bereid was offers te brengen zodat ik kon dienen en gehoorzaam zijn. Ik geloof ook dat onze vasten verschil uitmaakte. Kort daarna bezocht president Howard W. Hunter [1907–95] ons en organiseerde de ring.’

Maar de grootste uitdaging voor Vaea was wel om naar de tempel te gaan en zich daar te laten verzegelen. Zijn vriendin en hij hadden besloten om te trouwen, en ze wilden daarvoor allebei graag naar de tempel. Maar destijds was de dichtstbijzijnde tempel in Nieuw-Zeeland, en de kosten van de reis waren bijzonder hoog.

‘We vastten een heel jaar lang elke dinsdag zodat we een manier konden bedenken om naar de tempel te gaan. Zij woonde nog op een eiland in het noorden; ik woonde in Ha‘apai. Dat was moeilijk. Maar toen hoorden twee zakenlieden ons verhaal en ze kregen de ingeving om te helpen. Ze betaalden onze reis. Ze zeiden dat als wij echt in de tempel wilden trouwen, zij dat mogelijk zouden maken. Ik had geen bezittingen en zelfs geen baan om ze terug te betalen, ze wilden er niets voor terug. Het was een grote zegen.’

De zegeningen van het naleven van het evangelie

Zoals de taroplanten en kokosbomen hun verzorgers voeden, hebben deze Tongaanse heiligen geleerd dat de Heer de mensen zegent die Hem dienen. En zoals de golven voortdurend over de Tongaanse kusten spoelen, is de Heer een constante factor in het leven van deze leden. Of het nu door bekering of tiende of dagelijkse toewijding is, ze hebben gemoedsrust, troost en geluk gevonden door zich toe te wijden aan de dienst van de Heer. En zij getuigen dat die zegeningen allen ter beschikking staan die zich ook toewijden (zie Mosiah 2:24, 41; LV 130:20–21).

Foto’s Joshua J. Perkey, behalve waar anders aangegeven

Foto Nuku‘alofatempel (Tonga) William Floyd Holdman

Boven: Naast instituutlessen geeft Liola Hingano (inzet) ook les aan een zondagsschoolklas voor jongeren. Uiterst links: Filimone Pasi met zijn vrouw, Ana Malina; inzet: Filimone’s gezinsleden laten de tapastof zien die de moeder en dochters maken van de bast van de papieren moerbeiboom.

Boven: ‘Anau Vuna Hala met zijn vrouw, Kina, en hun baby. Onder: Kumifonua Taumoepenu (midden), hier met vrouw en kinderen, getuigt dat al hun zegeningen van de Heer komen.

Boven: Als Vaea Ta‘ufo‘ou zijn leven beschrijft, merkt hij op dat de offers die hij heeft gebracht de zegeningen des hemels hebben voortgebracht. Na kracht te hebben opgedaan door gebed en vasten, waren zijn verloofde en hij in staat om naar Nieuw-Zeeland te reizen en daar in de tempel te trouwen, wat ze zelf nooit hadden kunnen betalen.

Sione Finau met zijn vrouw, Oa.