2004
Jezus, als ik zelfs maar denk aan U
Mei 2004


Jezus, als ik zelfs maar denk aan U

Jezus, als ik zelfs maar denk aan U, vult dat mijn hart met onuitsprekelijke vreugde. Het beheerst elke vezel van mijn lichaam.

Onlangs hoorde iemand president Hinckley tegen een jong paar dat net in de tempel was getrouwd, zeggen: ‘Wat een heerlijke tijd om in te leven en verliefd te zijn.’ Zijn optimistische instelling en karakter zijn een verademing. Ze schenken hoop in een behoorlijk mistroostige wereld. Ze brengen echter meer over dan een positieve persoonlijkheid. Een vluchtige blik in het verleden maakt duidelijk wat ik bedoel.

Vroeg in de twaalfde eeuw schreef de monnik Bernardus van Clairvaux, ‘een man met een intens (…) geloof’1, de volgende woorden:

Jezus, als ik zelfs maar denk aan u

zet dat mijn hart in gloed;

maar ’t wordt veel zaal’ger nog dan nu

als ’k eenmaal U ontmoet.2

Uit deze regels spreken hoop en vreugde en vrede, hoewel ze zijn geschreven in een tijd dat de wereld grotendeels gebukt ging onder onwetendheid, armoede en wanhoop. Deze woorden geven uitdrukking aan de kalme zekerheid die het getuigenis van Jezus altijd vergezelt. Diezelfde zekerheid maakt van onze geliefde profeet en alle trouwe volgelingen van Christus enthousiaste en optimistische mensen.

Waaruit bestaat dan dat getuigenis van Jezus, hoe kan iemand het krijgen, en wat gaat het betekenen voor wie het ontvangt? Het getuigenis van Jezus is de vaste en zekere kennis, aan iemand geopenbaard door de Heilige Geest, dat Jezus de levende zoon van de levende God is.3

Het getuigenis van Jezus komt van God, en daarom is dat het allerbelangrijkste en van wezenlijk belang voor een gelukkig leven. Het is het grondbeginsel van onze godsdienst, en al het andere dat verband houdt met onze godsdienst zijn hier slechts een aanhangsel van.4 President Hinckley heeft gezegd:

‘Elke heilige der laatste dagen heeft het voorrecht, heeft de mogelijkheid en heeft de plicht voor zichzelf de zekere kennis te krijgen (…) dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, de Verlosser van het mensdom. (…) Dat getuigenis (…) is iemands belangrijkste bezit. (…)

‘(…) Ik ben ervan overtuigd dat als iemand een oprecht getuigenis van de Heer Jezus Christus heeft, al het andere goed zal komen.’5

Dit getuigenis van Jezus, ingebed in een rechtschapen levenswijze, wordt de sturende kracht bij alles wat iemand doet. Bovendien is het voor iedereen beschikbaar, want er is ‘bij God geen aanneming des persoons’.6

Iemand krijgt een dergelijk getuigenis echter niet zonder slag of stoot. Hij of zij moet verlangen te weten, willen leren, ernaar leven en erom bidden. Wanneer iemand dat nederig en gelovig doet, zal hij of zij die zekere kennis ontvangen, en met deze kennis komt de aangename zekerheid dat alles goed komt, evenals de innerlijke kracht om dat te bewerkstelligen.

Verlangen te weten

Verlangen te weten is de eerste stap in iemands zoektocht naar een getuigenis van Jezus. In de Schriften staat: ‘Als gij uw talenten wilt opwekken (…) al is het slechts om mijn woorden te toetsen, en een sprankje geloof wilt oefenen, al kunt gij niet meer dan verlangen te geloven, laat dan dit verlangen in uw werken, totdat gij in die mate gelooft, dat gij voor een gedeelte mijner woorden een plaats kunt inruimen.’7

Willen leren

Een getuigenis van Jezus vergt van de oprechte zoeker de wil om te leren. ‘Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen.’8

Van begin tot eind spreekt en getuigt de Bijbel van Christus. Hij is de Jehova van het Oude Testament, de Messias van het Nieuwe.9 Het Boek van Mormon, een getuige van Hem, is samengesteld, bewaard en tevoorschijn gekomen om de volgende uitdrukkelijke reden: ‘(…) tot overtuiging van joden en andere volken dat JEZUS de CHRISTUS is, de EEUWIGE GOD, die Zich aan alle natiën openbaart.’10

Ernaar leven

Gelijktijdig met verlangen en leren, moet iemand ernaar leven om zo’n getuigenis waard te zijn. De persoon die doet wat Jezus zegt, komt te weten wie Jezus is. Hij heeft gezegd:

‘Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft.

‘Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek.’11

Erom bidden

Ten slotte komt het getuigenis van Jezus tot iemand die erom bidt. ‘Bidt en u zal gegeven worden’12 is de invitatie die de nederige en boetvaardige mens tot die kennis brengt. Met deze kennis krijgt de zoeker ook begrip van de oorsprong en het doel van het leven, en daarmee krijgt hij nieuwe perspectieven die anders voor hem verborgen waren gebleven.

Zo is het leven van de Heer bijvoorbeeld niet in Betlehem begonnen13 en dat van ons niet bij de geboorte. In de voorsterfelijke wereld stond Hij op als de dappere, standvastige voorspraak van Gods eeuwige plan voor zijn kinderen.14 Wij waren erbij. In de grote oorlog in de hemel, werd Lucifer door de macht van de Eerstgeborene uitgeworpen,15 en wij vochten aan Christus’ zij. Door de eniggeboren Zoon van God worden en werden de werelden geschapen16 en daardoor kunnen we ons goddelijk potentieel verwezenlijken. President J. Reuben Clark heeft gezegd:

‘Het was geen beginneling, geen amateur, niet iemand op proef, die in het begin naar beneden kwam (…) en deze wereld schiep. (…)

‘En als u aan onze melkweg denkt, met ongeveer een miljoen werelden, en die vermenigvuldigt met de miljoenen melkwegstelsels (…) om ons heen, krijgt u een idee van wie (…) [Jezus Christus] is.’17

In eerbied jubelen wij met de monnik van weleer: Jezus, als ik zelfs maar denk aan U, vult dat mijn hart met onuitsprekelijke vreugde.

Als de letterlijke nakomeling van God, geboren uit een sterfelijke moeder, is de voorsterfelijke Christus de Eniggeborene van de Vader in het vlees geworden. Hij heeft de volheid van zijn majesteit, messianiteit en godschap niet onmiddellijk gekregen, maar Hij ‘ging van genade tot genade voort, totdat Hij een volheid had ontvangen’, en dat kunnen wij ook.18

Engelen hebben Hem gediend, de Heilige Geest is op Hem neergedaald, de smarten van alle mensen zijn door Hem gedragen, en dankzij Hem kunnen wij vergeving van onze zonden ontvangen.19

Deze Jezus, die Christus wordt genoemd, bewerkstelligde door zijn onvergelijkbare leven, zijn lijden in Getsemane, zijn vergoten bloed, zijn dood aan het kruis en zijn heerlijke herrijzenis voor iedereen een volmaakte verzoening. Hij heeft het graf overwonnen, en dankzij Hem zullen wij dat ook doen.20 ‘Hij is de grootste ooit op aarde geboren. (…) Hij is de Heer der heren, Koning der koningen, (…) de Heiland, (…) de heldere morgenster. (…) Zijn naam (…) is de enige naam onder de hemel waardoor we kunnen worden gered.’21 Hij is de Gezalfde. En weer roepen wij uit: Jezus, als ik zelfs maar denk aan U, zet dat mijn hart in gloed.

De wereld heeft Hem niet kunnen overwinnen in het midden des tijds, evenzo kan de wereld in onze tijd niet zonder Hem, en wij ook niet. Zijn doel is ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen.’22 Vandaar dat hij de profeet Joseph Smith heeft bezocht, het priesterschap heeft hersteld, zijn kerk opnieuw gevestigd heeft en het verlossingsplan weer heeft afgekondigd. Joseph heeft Hem gezien, met Hem gesproken en heeft ons een voortreffelijke, poëtische beschrijving van Hem nagelaten:

Ik zag heilige engelen en scharen rondom zijn troon,

En geheiligde wezens uit werelden die geweest zijn,

In alle heiligheid God en het Lam aanbidden,

Voor eeuwig en eeuwig. Amen en amen!

En nu, na alle bewijzen die van Hem gegeven zijn

Door getuigen die Hem echt kenden,

Is dit mijn getuigenis, het allerlaatste, dat Hij leeft; ja, Hij leeft!

En Hij zit aan de rechterhand van God, op zijn troon.

En uit de hemel klonk een luide stem, die getuigde:

Hij is de Heiland en de Eniggeborene van God —

Door hem, in Hem en uit Hem zijn alle werelden geschapen,

Alle die aan de weidse hemelen staan.

Wier bewoners, van de eerste tot de laatste, eveneens

Gered zijn door dezelfde Heiland als de onze;

En die gewonnen dochters en zoons van God zijn

Door dezelfde waarheden en dezelfde machten.23

We hebben de naar behoren geordende apostelen van de Heer in ons midden. Hun heilige opdracht van ‘bijzondere getuigen van de naam van Christus in de ganse wereld’24 trouw, verklaren zij:

‘Jezus Christus is de Zoon van de levende God. Hij is de grote Koning Immanuël, die Zich nu aan de rechterhand van zijn Vader bevindt. Hij is het licht, het leven en de hoop van de wereld. Zijn weg is het pad dat leidt tot geluk in dit leven en tot het eeuwige leven in de wereld hierna. God zij dank voor de weergaloze gave van zijn goddelijke Zoon.’25

Jezus, als ik zelfs maar denk aan U, vult dat mijn hart met onuitsprekelijke vreugde. Het beheerst elke vezel van mijn lichaam. Mijn leven, mijn liefdes, mijn ambities zijn gevormd, verlevendigd en hebben zin, omdat ik weet dat U de Christus bent, de Heilige.

Ik dank God voor mijn getuigenis van Jezus en bid dat ieder ander evenzo zal worden gezegend. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Karen Lynn Davidson, Our Latter-day Hymns: The Stories and the Messages (1988), p. 167.

  2. ‘Jezus, als ’k zelfs maar denk aan u’, lofzang 97.

  3. Zie Job 32:8; 1 Korintiërs 2:11.

  4. Zie History of the Church, deel 3, p. 30.

  5. Teachings of Gordon B. Hinckley (1997), pp. 647–648.

  6. Handelingen 10:34; zie ook LV 1:35; 38:16.

  7. Alma 32:27; cursivering toegevoegd.

  8. Johannes 5:39.

  9. Zie ‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’, Liahona, april 2000, p. 2.

  10. Titelblad, het Boek van Mormon.

  11. Johannes 7:16–17.

  12. Zie Matteüs 7:7–8; LV 4:7.

  13. ‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’; zie ook Mozes 2:26.

  14. Zie Abraham 3:22–27.

  15. Zie Mozes 4:1–3; LV 76:25–27.

  16. Zie LV 76:22–24.

  17. ‘Who Is Our Savior?’ Improvement Era, november 1962, pp. 798–799.

  18. Zie LV 93:12–20.

  19. Zie Alma 7:11–13.

  20. Zie Lucas 24:36–39; 1 Korintiërs 15:55; Alma 11:41–45; 3 Nephi 11:7–14.

  21. Bible Dictionary, ‘Christ’, p. 633.

  22. Mozes 1:39.

  23. ‘A Vision’, Millennial Star, augustus 1843, p. 51; zie Bruce R. McConkie, Mormon Doctrine, 2de editie (1966), pp. 65–66; zie ook LV 76:21–24.

  24. LV 107:23.

  25. ‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen.’