2008
Een getuige van Christus worden
Maart 2008


Een getuige van Christus worden

Afbeelding
Elder D. Todd Christofferson

Apostelen zijn, uit hoofde van hun priesterschapsambt, ‘bijzondere getuigen van de naam van Christus in de gehele wereld’ (zie LV 107:23). Hun getuigenis is van groot belang voor het heilswerk van de Heer. Toch kan het niet zo zijn dat de apostelen hier alleen in staan. Ieder die zich heeft laten dopen en bevestigen heeft de naam van Jezus Christus op zich genomen met de toezegging om ‘als getuige van God op [te treden], in alle dingen en in alle plaatsen’ (Mosiah 18:9). Het is binnen ieders bereik om een getuige van Hem te worden. De Heer verlaat Zich in feite op de ‘zwakken en eenvoudigen’ om zijn evangelie te verkondigen (zie LV 1:19, 23) en Hij verlangt dat ‘ieder mens [zal] spreken in de naam van God, de Heer, ja, de Heiland der wereld’ (LV 1:20).

Een lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen kan op verschillende manieren een getuige van Christus zijn.

We zijn getuige van Christus als we een zeker getuigenis ontvangen dat Hij leeft.

Essentieel aan een getuige van Jezus Christus is dat die persoon een zeker getuigenis heeft dat Hij Gods Zoon is, de Heiland en Verlosser van de wereld. De apostelen van weleer wisten dat Jezus de beloofde Messias was en spraken uit eigen ervaring over zijn letterlijke opstanding. Niettemin hoeft een getuige van Christus Hem niet gezien te hebben of in zijn tegenwoordigheid te zijn geweest. Toen Petrus tot Jezus getuigde: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’, antwoordde de Heer dat die kennis niet tot Petrus was gekomen omdat Hij Jezus kende en in zijn gezelschap was, maar omdat zijn Vader in de hemel dat aan hem geopenbaard had (zie Matteüs 16:15–17). Jezus maakte Tomas duidelijk dat iemand hetzelfde geloof of getuigenis kon krijgen als Tomas zonder Hem te zien of aan te raken: ‘Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, hebt gij geloofd? Zalig zij, die niet gezien hebben en toch geloven’ (Johannes 20:29).

Ons getuigenis van Christus begint normaliter met het getuigenis van anderen — mensen die we kennen of van wie wij afweten, die wij vertrouwen. We hebben het geboekstaafde getuigenis van de apostelen: ‘Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn’ (Handelingen 2:32). We hebben het Oude en Nieuwe Testament die getuigen van zijn voorordening, bediening en verzoening. We hebben een ander testament, het Boek van Mormon, dat voornamelijk verschenen is ‘ter overtuiging van de Joden en de andere volken dat Jezus de Christus is, de eeuwige God, die Zich aan alle natiën openbaart.’1 We hebben het getuigenis van de profeet Joseph Smith dat hij de Vader op Jezus zag wijzen en hoorde zeggen: ‘Dit is mijn geliefde Zoon’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:17), en de latere verklaring van Joseph Smith dat ‘na de vele getuigenissen die van Hem zijn gegeven, is dit het getuigenis, het laatste van alle, dat wij van Hem geven: dat Hij leeft! Want wij zagen Hem, ja, ter rechterhand Gods; en wij hoorden de stem getuigen dat Hij de Eniggeborene des Vaders is’ (Leer en Verbonden 76:22–23). We hebben de bijzondere getuigen uit onze eigen tijd die onder ons wonen en van wie wij, met onze eigen ogen en oren, een bekrachtigend getuigenis hebben ontvangen. En dan horen velen nog het getuigenis van hun ouders, grootouders en toegewijde vrienden.

Wie het doopverbond aangaan, worden begiftigd met geloof in Jezus Christus, en met de gave van de Heilige Geest komt de bevestiging dat het getuigenis dat we aangaande Christus hebben ontvangen waar is. Nephi beaamde dit: ‘En dan zijt gij op dat enge en smalle pad dat tot het eeuwige leven voert; ja, gij zijt door de poort naar binnen gegaan; gij hebt gehandeld naar de geboden van de Vader en de Zoon; en gij hebt de Heilige Geest ontvangen, die van de Vader en de Zoon getuigt ter vervulling van de belofte die Hij heeft gedaan: dat gij, indien gij langs de weg binnengaat, zult ontvangen’ (2 Nephi 31:18; cursivering toegevoegd).

Het is een geestelijke gave om de woorden van anderen te geloven en een vervolggave daarop is ‘door de Heilige Geest gegeven te weten dat Jezus Christus de Zoon van God is, en dat Hij gekruisigd is voor de zonden der wereld’ (LV 46:13).

Die geestelijke bevestiging komt vaak in de vorm van gevoelens — een warm, vredig gevoel, een gevoel van zekerheid, een gevoel van verlichting. De Heer gaf aan Oliver Cowdery een getuigenis van het Boek van Mormon in de vorm van geestelijke gevoelens die bevestigden ‘dat de woorden ofwel het werk welke gij hebt geschreven, waar zijn’ (LV 6:17). Daar voegde de Heer aan toe: ‘Indien u een verder getuigenis verlangt, denk dan terug aan de nacht toen u Mij in uw hart aanriep om de waarheid van deze dingen te mogen weten. Schonk Ik u geen vrede in uw gemoed aangaande de aangelegenheid? Welk groter getuigenis kunt u hebben dan van God?’ (LV 6:22–23.) De vrede die de Geest tot iemands hart spreekt, is niet de enige manier waarop een geestelijke bevestiging komt, maar daar die van God komt, is er geen grotere. Net zoals wij door ons in de Schriften aan de woorden van Christus te vergasten, kunnen ‘getuigen dat [we zijn] stem [hebben] gehoord en [zijn] woorden ken[nen]’ (LV 18:36), kunnen we uit bevestigende geestelijke gevoelens van God getuigen dat we zijn Zoon kennen en dat Hij leeft.

Wij zijn getuigen van Christus als ons leven zijn leringen weerspiegelt.

Tijdens zijn bediening op het westelijk halfrond gaf de Heiland dit gebod: ‘Houdt uw licht omhoog, opdat het voor de wereld zal schijnen. Zie, Ik ben het licht dat gij omhoog zult houden — dat wat gij Mij hebt zien doen’ (3 Nephi 18:24). De mensen moeten de gestalte van Jezus Christus in ons kunnen ontwaren. Onze manier van handelen, spreken, kleden en zelfs denken, dient Hem en zijn leringen te weerspiegelen. Voor Alma stond het gelijk aan een machtige verandering in ons hart ondervinden en zijn beeld in ons gelaat ontvangen (zie Alma 5:14). In diezelfde geest gebood de Heer dat we zoals Hij moeten zijn (zie 3 Nephi 27:27). Hoewel wij niet bij Hem waren toen Hij op aarde was, zien wij Hem en wat Hij heeft gezegd en gedaan wanneer wij de Schriften onderzoeken. En als wij zijn levenspatroon overnemen, getuigen wij van Hem.

Ik herinner mij het voorbeeld van een katholiek priester, die ik leerde kennen toen we beiden betrokken waren bij hulpprojecten in Nashville (Tennessee). Pastoor Charles Strobel ontwikkelde een project voor daklozen, van wie hij er een paar tegelijk van straat haalde en liet meedoen aan een hervormingsprogramma. Hij wijdde onnoemelijk veel uren aan de terugkeer van deze mensen naar een normaal leven. Ik wist niet wat ik hoorde toen men mij zei dat zijn moeder een paar jaar terug was gedood door een dakloze. De naastenliefde van pastoor Strobel strekte zich ook uit tot daklozen onder wie zich iemand bevond die zijn dierbare moeder op gewelddadige wijze om het leven had gebracht.

In alle tijden is de belangrijkste boodschap van de apostelen en profeten dat bekering noodzakelijk is om door de verzoening van Jezus Christus vergeving van zonden te krijgen. Onze eigen bekering legt getuigenis af van Hem en van zijn genadekracht, waarmee Hij ons vergiffenis schenkt en reinigt. We hoeven niet volmaakt te zijn om ons getuigenis geldig te laten zijn, zo lang we ons maar inspannen om ons leven te voegen naar de norm van de Heiland. President Ezra Taft Benson (1899–1994) raadde ons wijselijk aan om bij dit proces zowel geduld als ijver te betrachten:

‘Een christelijke levenswandel komt ons niet aanwaaien, vaak komen de groei en verandering langzaam en haast onmerkbaar. (…)

‘(…) Tegenover iedere Paulus, iedere Enos en iedere koning Lamoni staan honderdduizenden mensen voor wie zich het bekeringsproces zich veel subtieler, nauwelijks waarneembaar, voltrekt. Dag aan dag komen ze dichter bij de Heer, waarbij zij zich er haast niet van bewust zijn dat ze gestalte geven aan een goddelijk leven. Hun leven wordt gekenmerkt door menslievendheid, dienstvaardigheid en toewijding. Ze zijn als de Lamanieten van wie de Heer zei dat ze “werden gedoopt met vuur en met de Heilige Geest; en zij wisten het niet” (3 Nephi 9:20; cursivering toegevoegd).’2

Wij zijn een getuige van Christus als we anderen tot Hem helpen komen.

Nephi somde in een vreugdevolle uiting op: ‘Wij spreken over Christus, wij verheugen ons in Christus, wij prediken Christus, wij profeteren over Christus, en wij schrijven volgens onze profetieën, opdat onze kinderen zullen weten op welke Bron zij mogen vertrouwen voor vergeving van hun zonden’ (2 Nephi 25:26). Wij kunnen evenzo veel doen om anderen, in het bijzonder onze kinderen, tot Christus te brengen.

Nephi’s woorden ‘wij spreken over Christus’ duiden erop dat we altijd bereid zijn om met anderen over onze gevoelens aangaande de Heiland van gedachten te wisselen. Vaak zijn er situaties waarin wij in een ongedwongen en ontspannen sfeer kunnen bespreken wie Hij is en wat Hij heeft gedaan en gepredikt, en anderen aanmoedigen Hem ook lief te hebben en te volgen.

‘Wij verheugen ons in Christus’ impliceert dat we over het algemeen een positieve, opgewekte instelling hebben, die ons geloof in Christus weerspiegelt. We weten dat ‘zijn genade [ons] genoeg’ is om ons van dood en zonde te verlossen en in Hem vervolmaakt te worden (zie Moroni 10:32–33). Hoewel teleurstellingen en zelfs tragische gebeurtenissen ons niet bespaard blijven, weten we dat ons eeuwige geluk dankzij Hem vaststaat. Met het geloof in Jezus Christus dat van ons afstraalt, tonen we anderen ‘die vermoeid en belast [zijn]’ hoe Hij hun rust kan geven (zie Matteüs 11:28–30).

‘Wij prediken Christus’ houdt zeker verband met zendingswerk, zowel van de voltijdzendeling als het lid, maar sluit ook ons onderwijs in tijdens de eredienst, de zondagsschool en soortgelijke gelegenheden, waarbij Hij het onderwerp van onze studie en instructie is. Onze deelname, hetzij als leerkracht, hetzij als leerling, is onderdeel van onze rol als getuige van Hem. En onze individuele studie, die voorafgaat aan onze deelname, is een verder bewijs van ons geloof.

‘Wij profeteren over Christus’ betekent dat we ons getuigenis van Hem verwoorden door de kracht van de Geest (zie 1 Korintiërs 12:3). ‘Het getuigenis van Jezus is de geest der profetie’ (Openbaring 19:10). Gelijk hen die in tijden van weleer zijn geboorte profeteerden, bevestigen ook wij in woord en daad de profetieën van zijn wederkomst. Door voor onze voorouders de doop en andere heilige verordeningen te verrichten met het priesterschapsgezag dat door Elia is hersteld in afwachting van ‘de grote en geduchte dag des Heren’ (Maleachi 4:5–6; zie ook LV 2; 128:17–18), getuigen we dat Christus weer zal komen en dat ons hart zich tot onze vaderen moet keren ter voorbereiding op zijn komst (zie Maleachi 4:6; LV 2:2).

‘En wij schrijven volgens onze profetieën’ geeft aan dat het wijs is om ons getuigenis van Christus vast te leggen. Het is ons bekend dat het getuigenis dat we geven ‘in de hemel [wordt] opgetekend om door de engelen te worden aanschouwd; en zij verheugen zich over [ons]’ (LV 62:3). Onze eigen nakomelingen en anderen verheugen zich wellicht op een dag over ons getuigenis van Christus, dat wij voor hun nut, zelfs vóór hun geboorte, hebben opgeschreven.

Wanneer u voelt dat de Heilige Geest steeds weer in vele verschillende situaties en bij verschillende ervaringen tot uw ziel van Hem getuigt, wanneer u zo goed mogelijk probeert om het licht van zijn voorbeeld in uw dagelijkse leven omhoog te houden, en wanneer u tot anderen getuigt en hun leert hoe ze Hem kunnen volgen, bent u een getuige van Jezus Christus. God vergunne u het verlangen van uw hart om gerekend te worden tot wie ‘het getuigenis van Jezus hebben ontvangen’ (LV 76:51) en hun hele verdere leven trouw bleven aan dat getuigenis (zie LV 138:12).

Noten

  1. Titelblad, het Boek van Mormon.

  2. ‘Een grote verandering in ons hart’, De Ster, maart 1990, p. 7.