2014
Nu weet ik dat God bestaat
Maart 2014


Nu weet ik dat God bestaat

Carla Sofia Gavidia, Ontario (Canada)

Enkele jaren geleden was ik tempelwerkster in de Santiagotempel (Chili). Toen ik ’s avonds in de ploegendienst meedraaide, kreeg ik ademhalingsproblemen, dus vroeg ik aarzelend of ik vroeger naar huis mocht.

Toen ik naar het metrostation liep, bad ik dat de metro die ik nodig had er zou zijn, zodat ik snel thuis kon komen. Ik dacht dat mijn gebed verhoord was toen ik de metro in het station zag staan. Maar toen ik naderde, zag ik het metropersoneel zich haasten om een passagier te helpen die mogelijk een hartaanval had. De woorden van mijn lievelingslofzang kwamen in mijn gedachten: ‘Heb ik heden iets goeds in de wereld gedaan’1 Ik kreeg meteen het gevoel dat ik moest helpen.

Ik haastte me naar de plek waar het personeel de jonge man heen gebracht hadden om op de ambulance te wachten en ze stonden toe dat ik er bij bleef. Ik bad om te weten wat ik moest doen en smeekte mijn hemelse Vader het leven van de jonge man te sparen. Ik wilde hem niet alleen en bang achterlaten, dus hield ik zijn hand vast en probeerde hem gerust te stellen. Ik verzekerde hem dat hij nog lang zou leven en dat God een bedoeling met hem had. Ik kreeg het telefoonnummer van zijn ouders, belde hen op en liet hun weten dat hun zoon naar het ziekenhuis ging en niet alleen was.

Toen de hulpverleners arriveerden, volgde ik hen naar de ambulance. Ik had het gevoel dat ik bij hem moest blijven tot zijn ouders er waren. Tot mijn verbazing besloten de hulpverleners dat ik maar mee moest komen, dus hield ik de hele rit naar het ziekenhuis de hand van de jonge man vast.

Kort na onze aankomst brachten ze hem naar de spoedeisende hulp en ik bleef buiten staan om op zijn ouders te wachten. Toen ze aankwamen, barstte zijn moeder in tranen uit, sloeg ze haar armen om me heen en zei ze dat ze blij was dat er nog goede mensen bestonden.

Een week later belde de jonge man me op. Hij zei dat de dokters hem verteld hadden dat kalm blijven cruciaal was geweest voor hij aankwam bij het ziekenhuis.

Tot die dag had hij niet in God geloofd. Ik was sprakeloos toen hij verklaarde: ‘U hebt mijn leven gered en ik ben u voor eeuwig dankbaar! Nu weet ik dat God bestaat.’

Toen ik die dag de tempel wat vroeger verliet, heeft de Geest me op het juiste ogenblik naar de juiste plaats geleid. Ik ben mijn hemelse Vader dankbaar dat hij me geleid heeft en me de moed gegeven heeft om te doen wat er in die lofzang staat en de mogelijkheid niet voorbij te laten gaan, zelfs al kon ik enkel de hand van een onbekende vasthouden.

Noot

  1. Zie ‘Heb ik heden iets goeds in de wereld gedaan?’ Hymns, nr. 223 (zie ook Heilige Lofzangen, nr. 193).