Ether 12–15

Lees ‘Geloof [is] datgene waarop men hoopt, maar niet ziet’ in Ether 12:6 en laat de kinderen dit zinnetje nazeggen. Vertel de kinderen over dingen die u gelooft ook al kunt u ze niet zien. Bedenk samen met de kinderen nog meer voorbeelden. Het liedje ‘Geloof’ (Kinderliedjes, 50–51) of een ander liedje over geloof kan hierbij helpen.

Toon afbeeldingen van de voorbeelden van geloof in Ether 12:13–15, 20–21 (zie Evangelieplatenboek, nr. 78, 85 en de doe-pagina van deze week). Laat de kinderen vertellen wat ze zien en wat ze over deze verhalen weten. Praat met de kinderen over deze mensen, hoe ze hun geloof toonden en wat er dankzij hun geloof gebeurde.

Speel een raadspelletje met de kinderen. Geef ze aanwijzingen over de gelovige mensen in Ether 12:13–15, 19–20 tot de kinderen raden over wie het gaat. Laat de kinderen vervolgens om de beurt aanwijzingen geven over dezelfde mensen (of andere gelovige mensen) en laat de andere kinderen raden. Vertel wat u aan het geloof van deze mensen bewondert.

Leg de kinderen een klus voor die veel lichamelijke kracht vereist. Laat de kinderen voorbeelden geven van dingen waarvoor ze nu nog niet sterk genoeg zijn. Hoe kunnen we sterk genoeg worden om deze taken te vervullen? Leg uit dat we ook geestelijk werk te doen hebben, maar dat we ons soms geestelijk zwak voelen. Zo voelde Moroni zich toen hij op de platen schreef. Lees Ether 12:27 voor. Wat beloofde de Heer aan hen die zich zwak voelen?

Vertel over een situatie waarin de Heiland u of iemand die u kent met iets moeilijks hielp. Getuig dat Jezus de kinderen kan helpen sterk te zijn, ook al voelen ze zich zwak, als ze Hem om hulp vragen.

Leg uit dat de profeet Ether de Jaredieten ‘grote en wonderbare dingen’ wilde leren, maar ze geloofden hem niet. Laat de kinderen Ether 12:5 lezen en opzoeken waarom ze niet geloofden. Welke dingen wil onze hemelse Vader dat wij geloven, ook al zien we ze niet? Lees samen Ether 12:6. Wat zei Moroni tegen de mensen die geestelijke waarheden niet wilden geloven omdat ze die niet konden zien?

Toon een van de kinderen een afbeelding zonder dat de andere kinderen die kunnen zien. Laat het kind de afbeelding beschrijven. Als er voldoende tijd voor is, laat u andere kinderen hetzelfde doen met andere afbeeldingen. Laat ze Ether 12:6 lezen en op zoek gaan naar het zinnetje: ‘Geloof [is] datgene waarop men hoopt, maar niet ziet’. Hoe kunnen wij geloof in Jezus Christus tonen hoewel we Hem niet kunnen zien?

Laat de kinderen in Ether 12:6 het volgende zinnetje lezen: ‘U ontvangt geen getuigenis dan na de beproeving van uw geloof’’. Zorg dat de kinderen begrijpen dat we kunnen weten of een gebod waar is als we het gehoorzamen. Laat de kinderen denken aan evangeliebeginselen waarvan God wil dat we een getuigenis hebben, zoals tiende betalen, de sabbatdag heiligen of het woord van wijsheid naleven. Schrijf vervolgens op het bord: Als ik een getuigenis wil ontvangen van , moet ik . Vertel hoe u geloof hebt geoefend om een getuigenis van deze en andere evangeliewaarheden te krijgen.

Vertel de kinderen wat de definitie van ‘Hoop’ in de Gids bij de Schriften is (scriptures.ChurchofJesusChrist.org). Waarop moeten we volgens deze definitie en Ether 12:4, 32 hopen? (Zie ook Moroni 7:40–42.) Bedenk samen synoniemen voor hoop en woorden die het tegengestelde van hoop betekenen. Vertel welke evangeliewaarheden u hoop geven, en moedig de kinderen aan hetzelfde te doen.

Teken of toon een afbeelding van een schip en een anker. Waarom heeft een schip een anker nodig? Wat zou er gebeuren als een schip geen anker had? Lees samen Ether 12:4 en vraag in welke opzichten hoop als een anker is. Laat de kinderen een tekening van een schip en een anker maken waarmee ze thuis over hoop kunnen vertellen.

Laat de kinderen Ether 12:23–25 lezen en opzoeken waar Moroni zich zorgen over maakte. Vraag of ze zich ook weleens zo hebben gevoeld. Laat ze vervolgens de verzen 26–27 lezen en kijken hoe de Heer Moroni bemoedigde. Wat moeten we doen zodat de Heer ons sterk kan maken als we ons zwak voelen? Vertel over een situatie waarin u dankzij de Heiland sterk genoeg was om iets moeilijks te doen.

Laat de kinderen iets zwaks en iets sterks tekenen. Laat ze daarna enkele woorden en zinsneden uit Ether 12:23–29 aan hun tekening toevoegen waaruit blijkt hoe de Heiland ons kan helpen om onze zwakheden sterk te maken. Moedig de kinderen aan om te bedenken welke zwakheid ze hebben en de hulp van de Heiland in te roepen om sterk te worden.