Ether 1–5

Nodig enkele wijkleden die een andere taal spreken in de klas uit. Laat ze een paar zinnen in die taal zeggen. U kunt ook een opname van een andere taal laten horen. Laat de kinderen doen alsof ze een andere taal spreken, en wijs erop dat het moeilijk is elkaar te verstaan als we niet dezelfde taal spreken. Deze activiteit bereidt de kinderen voor op het verhaal van de toren van Babel in Genesis 11:1–9 en Ether 1:33. Lees Ether 3:13 en 15. Vertel dat de broer van Jared bad dat hij en zijn vrienden en familieleden elkaar zouden blijven verstaan (zie Ether 1:34–37). Lees en bespreek het antwoord van de Heer op zijn gebed in Ether 1:35. U kunt ook ‘Hoofdstuk 50: De Jaredieten vertrekken uit Babel’ (Verhalen uit het Boek van Mormon, 143–144) gebruiken.

Laat de kinderen doen alsof ze een boot bouwen, zoals beschreven in Ether 2:16–17. Vertel welke problemen de Jaredieten met hun boten hadden (zie Ether 2:19) en vraag de kinderen hoe ze die problemen zouden oplossen. Lees Ether 2:18–19 om de kinderen duidelijk te maken dat de broer van Jared zijn problemen in gebed aan de Heer voorlegde. Getuig dat wij altijd kunnen bidden als we vragen of problemen hebben.

Vat kort samen hoe de Heer in Ether 2:19–3:6 antwoordde op de vragen van de broer van Jared over de boten. Verstop zestien stenen in het klaslokaal, en laat de kinderen ze zoeken en tellen. Toon de afbeelding in het lesschema van deze week in Kom dan en volg Mij – voor personen en gezinnen. Laat de kinderen het verhaal navertellen (zie ook de doe-pagina van deze week).

Laat een plaat van de Heiland zien, en laat de kinderen zijn lichaamsdelen aanwijzen. Leg uit dat de broer van Jared, toen Hij Jezus Christus zag, te weten kwam dat wij allemaal op Hem lijken. Wijs op de plaat lichaamsdelen aan, en laat de kinderen telkens dat lichaamsdeel op hun eigen lichaam aanwijzen. Getuig dat wij zo werden geschapen dat wij er net zoals onze hemelse Vader en Jezus Christus uit zouden zien.

Zing met de klas een liedje over ons lichaam, zoals ‘Hoofd, schouders, knie en teen’ (Kinderliedjes, 129). Laat de kinderen vertellen waarom ze dankbaar zijn voor verschillende delen van hun lichaam.

Schrijf vóór de les ‘Sta op, draai je om en ga zitten’ in verschillende talen op strookjes papier. (U kunt een vertaalwoordenboek gebruiken of de hulp inroepen van iemand die een andere taal spreekt.) Geef elk kind een strookje en laat ze de instructies opvolgen. Leg aan de hand van deze activiteit uit waarom de broer van Jared de gebeden in Ether 1:33–37 uitsprak. Lees de verzen met de klas, en laat de kinderen letten op wat de Heer voor Jared en zijn vrienden en familie voelde. Wat leren we uit dit verhaal over het gebed?

Laat elk kind een van de volgende teksten lezen, en laat ze opzoeken met welke vraag of welk probleem de broer van Jared zat: Ether 1:33–35; Ether 1:36–37 en Ether 2:18–20. Hoe pakte de broer van Jared deze problemen of vragen aan? Op welke manieren hielp de Heer hem? Laat de kinderen denken aan problemen waarvoor ze hulp nodig hebben. Hoe kunnen ze het voorbeeld van de broer van Jared volgen als ze oplossingen voor hun problemen willen vinden? Vertel over een situatie waarin u om hulp bad en de Heer u hielp.

Lees samen Ether 3:6–16, en maak een lijstje van alles wat de broer van Jared uit deze ervaring over de Heer leerde. Waarom is het belangrijk om dat te weten? Bijvoorbeeld, hoe wordt de manier waarop we naar ons lichaam kijken beïnvloed door te weten dat we naar het beeld van de Heer zijn geschapen?

Schrijf stoffelijk lichaam en geestelijk lichaam op het bord. Laat de kinderen eigenschappen van een stoffelijk lichaam opnoemen (bijvoorbeeld: we hebben een huid, bloed enzovoort). Schrijf hun antwoorden op het bord. Lees met de klas Ether 3:4–17, en laat de kinderen opzoeken wat er over ons geestelijk lichaam in staat. Getuig dat ons lichaam en onze geest naar het beeld van Jezus zijn geschapen (zie Ether 3:15).

Schrijf enkele kernwoorden uit Ether 5:2–4 op het bord, zoals platen, macht, waar, getuigen en getuigenis. Lees deze verzen met de klas. Pauzeer telkens als u bij een van de woorden op het bord komt, en bespreek waarom deze woorden belangrijk zijn. U kunt de kinderen meer vertellen over de drie getuigen aan de hand van ‘Hoofdstuk 7: Getuigen zien de gouden platen’ (Verhalen uit het Boek van Mormon, 31–33) en ‘Het getuigenis van drie getuigen’ in het boek Mormon. Waarom wilde God dat drie mensen de gouden platen zagen?

Vertel de kinderen hoe u weet dat het Boek van Mormon waar is. Vraag de kinderen hoe zij weten dat het waar is. Bedenk samen manieren waarop ze getuigen van het Boek van Mormon kunnen zijn, en moedig ze aan om iemand deze week hun getuigenis te geven.