Wraak Zie ook Vijandschap Wraak of vergelding voor een belediging of onrecht. Uw God zal komen met wraak, Jes. 35:4. Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, Rom. 12:19 (Mrm. 3:15; 8:20). Het zwaard van de wraak hangt boven u, Mrm. 8:40–41. Ik zal wraak nemen op de goddelozen, omdat zij zich niet willen bekeren, LV 29:17. De Heiland is gekomen in de dagen van goddeloosheid en wraak, Moz. 7:45–46.