2010
Tiende
Februari 2010


Om met de woorden van de profeten te spreken

Tiende

Uit: ‘De tiende’, De Ster, mei 1994, pp. 29–30.

Afbeelding
Elder Dallin H. Oaks

Mijn moeder, die weduwe was, moest haar drie jonge kinderen onderhouden met het bescheiden inkomen van een onderwijzeres. Toen ik mij ervan bewust werd dat wij het zonder bepaalde zaken moesten stellen (…), vroeg ik mijn moeder waarom zij zoveel van haar inkomen aan tiende betaalde. Ik zal haar uitleg nooit vergeten: ‘Dallin, er zijn misschien mensen die het zich kunnen veroorloven om geen tiende te betalen; maar wij niet. De Heer heeft het goed geacht om je vader tot Zich te nemen en de opvoeding van jullie, kinderen, aan mij over te laten. Dat kan ik niet zonder de zegeningen van de Heer. En die zegeningen krijg ik door een eerlijke tiende te betalen. Als ik mijn tiende betaal, heb ik de belofte van de Heer dat Hij ons zal zegenen, en die zegeningen hebben wij nodig als we willen rondkomen.’

Jaren later las ik dat president Joseph F. Smith van zijn moeder, eveneens weduwe, een soortgelijk getuigenis te horen had gekregen. In de aprilconferentie van 1900 vertelde president Smith over dit voorval uit zijn kinderjaren:

‘Mijn moeder was weduwe en had een groot gezin te onderhouden. We deden in het voorjaar onze aardappelkuilen open en ze liet ons jongens er een lading van de beste aardappelen uithalen, die zij vervolgens naar het tiendekantoor bracht. Aardappelen waren in die tijd schaars. Ik was toen een kleine jongen en mende de wagen. Toen we bij het tiendekantoor waren aangekomen en de aardappelen wilden uitladen, kwam een van de kantoorbeambten naar buiten en zei tegen mijn moeder: “Weduwe Smith, het is een schande dat u tiende moet betalen.” (…) Hij laakte mijn moeder dat zij tiende betaalde, noemde haar onverstandig en zei dat er mensen waren die sterk waren en konden werken die door het tiendekantoor onderhouden werden. Maar mijn moeder vermaande hem en zei: “William, je moest je schamen. Zou je mij een zegen willen ontzeggen? Als ik mijn tiende niet betaalde, zou ik verwachten dat de Heer mij zijn zegeningen zou onthouden. Ik betaal mijn tiende niet alleen omdat het een wet van God is, maar omdat ik verwacht ervoor gezegend te worden. Als ik deze en andere wetten onderhoud, verwacht ik dat ik het goed zal hebben en voor mijn gezin zal kunnen zorgen”’ (Conference Report, april 1900, p. 48).

Sommigen zeggen: ‘Ik kan het mij niet veroorloven om tiende te betalen.’ Maar wie geloof hechten aan Gods beloften zeggen: ‘Ik kan het mij niet veroorloven om geen tiende te betalen.’