2014
Trouw, liefdevol dienstbetoon
Februari 2014


Voor de kracht van de jeugd

Trouw, liefdevol dienstbetoon

Afbeelding
Carol F. McConkie

Met christelijk dienstbetoon nodigen we de Heilige Geest uit en krijgen we de belofte van gemoedsrust.

Afbeelding
composite of young boy giving shirt to his friend

Fotografie Reeve A. Nield

Ik was getuige van de vreugde van het zuivere en onzelfzuchtige dienstbetoon op deze foto’s, waarop Elijah zijn shirt aan een nieuwe vriend in een afgelegen Afrikaans dorp weggeeft. Elijah zag een behoefte en reageerde onmiddellijk. Net als de jonge Elijah hebben wij ook de kans om anderen op allerlei manieren te dienen. Misschien is het niet nodig om iemand ons shirt te geven, maar als we naar de ingevingen van de Heilige Geest luisteren, weten we wie we moeten dienen en hoe we behoeftige mensen moeten helpen.

‘Dienstbetoon is synoniem met het onderhouden van Gods geboden’, en het is een uiting van onze liefde voor de Heer.1 De Heiland heeft ons geleerd: ‘Indien gij Mij liefhebt zult gij Mij dienen en al mijn geboden onderhouden’ (LV 42:29); ‘Gij zult de Heer, uw God, liefhebben met geheel uw hart, met geheel uw macht, verstand en kracht; en gij zult Hem dienen in de naam van Jezus Christus’ (LV 59:5). Bij de doop hebben we een verbond gesloten om God te dienen en zijn geboden te onderhouden (zie Mosiah 18:10). Als volgelingen van Christus streven we er altijd naar om aan zijn werk deel te nemen, en dat omvat dienstbetoon.

Dienstbetoon: het evangelie in de praktijk

Dienstbetoon is het evangelie van Jezus Christus in praktijk brengen. Dit blijkt uit een verhaal over Brigham Young dat ik mooi vind. Toen hij hoorde dat honderden handkarpioniers in ondraaglijke omstandigheden op de vlakten gestrand waren, hield hij tijdens de algemene oktoberconferentie van 1856 deze eenvoudige maar indrukwekkende toespraak: ‘Ik zal de aanwezigen nu het onderwerp mededelen waarover de ouderlingen mogen spreken, […] namelijk […] dat veel van onze broeders en zusters zich met handkarren op de vlakten bevinden, en velen bevinden zich nu waarschijnlijk meer dan duizend kilometer hier vandaan. Zij moeten hierheen gebracht worden, we moeten ze hulp sturen. Het onderwerp voor vandaag is ‘hen hierheen halen’ […]

‘Dat is mijn geloofsovertuiging; dat is wat de Heilige Geest, die ik heb, mij ingeeft, namelijk om de mensen te redden. […]

‘Ik doe vandaag nog een beroep op de bisschoppen, want ik wil niet tot morgen wachten, of tot overmorgen, maar wil nu zestig goede spannen muildieren en twaalf tot vijftien wagens. Ik wil geen ossen sturen, ik wil goede paarden en muildieren. Die zijn in dit territorium te vinden, en die moeten we hebben; en ook twaalf ton meel, alsmede veertig goede voerlieden, naast menners. […]

‘Ik zal u zeggen dat al uw geloof, godsdienst en het belijden van uw religie nooit uw ziel in het celestiale koninkrijk van God zullen brengen als u niet precies de beginselen uitvoert die ik u nu leer. Ga nu en breng die mensen van de vlakten hierheen.’2

‘Mensen redden’ — dat is het gebod. Als we andere mensen dienen, nemen wij deel aan het verlossingswerk. Koning Benjamin heeft ons geleerd: ‘Wanneer gij in dienst van uw medemensen zijt, [zijt] gij louter in dienst van uw God’ (Mosiah 2:17).

Er zijn overal mogelijkheden

Afbeelding
composite of teens doing service

Foto-illustraties Sidney Hatada, Christina Smith, en Whitney Tutt; achtergrond iStockphoto/Thinkstock

We hoeven niet ver te zoeken naar kansen om te dienen. Onze huidige profeet, president Thomas S. Monson, heeft gezegd: ‘Overal om ons heen zijn mensen die onze aandacht, bemoediging, steun, troost en vriendelijkheid nodig hebben — of het nu familieleden, vrienden, kennissen of vreemden zijn. Wij zijn de handen van de Heer hier op aarde, en wij hebben de opdracht om al zijn kinderen te dienen en op te beuren. Hij is afhankelijk van ieder van ons.’3

Onze hemelse Vader heeft ons nodig om andere mensen geestelijke en materiële hulp te bieden (zie Mozes 4:26). ‘De grootste dienst die we anderen in dit leven kunnen bewijzen is hen […] door geloof en bekering tot Christus te brengen.’4 We geven dan een voorbeeld van het naleven van evangelienormen. We brengen de boodschap van het evangelie van Jezus Christus. We werken aan onze familiegeschiedenis en nemen namen van voorouders mee naar de tempel. Vaak is er slechts een onbeduidende daad van naastenliefde, zoals een eenvoudige glimlach, een vriendelijk hallo, een hartelijke omhelzing of een bedankbriefje, nodig om iemand op te beuren en op te vrolijken. Andere keren kan een groter offer van tijd en energie nodig zijn.

Maar in elk geval nodigt trouw, liefhebbend christelijk dienstbetoon het gezelschap van de Heilige Geest uit en geeft het ons de belofte van ‘vrede in deze wereld en het eeuwige leven in de komende wereld’ (LV 59:23).

Noten

  1. Bruce R. McConkie, Mormon Doctrine, 2e editie (1966), p. 706.

  2. Brigham Young, ‘Remarks’, Deseret News, 15 oktober 1856, p. 252.

  3. Thomas S. Monson, ‘Wat heb ik vandaag voor iemand gedaan?’, Liahona, november 2009, p. 86.

  4. D. Todd Christofferson, ‘Verlossing’, Liahona, mei 2013, p. 110.