2014
Te daten of niet te daten
Februari 2014


Te daten of niet te daten

De auteur woont in Nevada (VS).

Afbeelding
illustration of boy and girl with FSOY pamphlet A young man is leaning towards a young woman with lips puckered for a kiss. The young woman is holding up a copy of "For the Strength of Youth."

Illustratie Ben Simonsen

Bij mij op school hebben veel mensen een vriendje of vriendinnetje. Op mijn eerste schooldag in de tweede klas maakte ik kennis met een jongen, Paul. We konden het samen goed vinden. Paul was een goede vriend.

De volgende dag na school vroeg hij me uit. Ik zei dat ik dat niet kon, en hij vroeg waarom. Ik vertelde hem dat ik lid was van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen en dat we niet daten tot we zestien zijn. Paul vroeg waarom, en ik besefte dat ik dat eigenlijk niet wist.

Die avond dacht ik thuis na over Pauls vraag. Ik zocht op LDS.org en ik las in de Schriften. Ik vond een uitspraak van president Gordon B. Hinckley (1910–2008): ‘De Heer heeft ons met een groot doel wederzijdse aantrekkingskracht gegeven. Maar juist die aantrekkingskracht wordt net als een kruitvat als het niet in de hand wordt gehouden. […] Om die reden is de kerk ertegen dat je op jonge leeftijd samen uitgaat.’1

Ik keek het ook na in Voor de kracht van de jeugd. Daar staat dat daten ‘je [kan] helpen om sociale vaardigheden aan te leren en te oefenen, vriendschap te ontwikkelen, aangenaam plezier te hebben en uiteindelijk een eeuwige partner te vinden.’2

De volgende dag liet ik Paul mijn boekje Voor de kracht van de jeugd zien. Andere mensen zagen Paul erin lezen, en mijn vrienden uit de kerk hielpen met het beantwoorden van de vragen die mijn klasgenoten stelden. Ik was blij dat ik een antwoord had op Pauls vraag.

In Voor de kracht van de jeugd staat dat daten voordat je zestien bent en in je jeugd serieuze relaties aangaan tot onzedelijkheid kan leiden en het aantal mensen met wie je kennismaakt kan beperken. Mijn moeder zegt bovendien dat we niet voor ons zestiende jaar zouden moeten daten omdat het ons van ons schoolwerk en van kansen kan afhouden die onmisbaar kunnen zijn voor ons toekomstige succes. Ik heb gezien dat vriendinnen van me al op hun dertiende gedeprimeerd raakten doordat hun verkering uitging.

Ik was blij dat ik er zelf achter kwam waarom we niet voor ons zestiende jaar zouden moeten daten, en dat ik Paul antwoord kon geven zonder hem te kwetsen. Ik heb er een goede vriend bij, en ik hoop dat die vriendschap nog heel lang duurt. Ik ben dankbaar dat de Heer ons vrienden geeft en de kans om op een geschikte leeftijd te daten, zodat we ooit allemaal een trouwe eeuwige huwelijkspartner kunnen vinden.

Noten

  1. ‘Advies en een gebed van een profeet voor de jongeren’, Liahona, april 2001, p. 38.

  2. Voor de kracht van de jeugd (boekje, 2011), p. 4.