2005
Blijvende bekering
Oktober 2005


Blijvende bekering

Eerst geloofde ik helemaal niet, maar dat veranderde toen ik de waarheid van het evangelie leerde kennen.

M ijn hele leven was me geleerd dat God niet bestaat. Wist ik veel hoe dat idee voor mij zou veranderen toen ik een aanvraag indiende om als vertegenwoordiger van de republiek Tsjechië een jaar voortgezet onderwijs in Amerika te gaan volgen. Toen ik het aanvraagformulier invulde, was een van de vragen: ‘Wat is je godsdienstige voorkeur?’ Ik wist dat de meeste Amerikanen christelijk waren, dus dat schreef ik op. Maar eigenlijk geloofde ik niet.

Vol spanning wachtte ik op de uitkomst van mijn aanvraag. Waar zou ik terechtkomen?

Ik zou naar het gezin van Grant en Jewel Hodson gaan, heiligen der laatste dagen in Utah. Waar is Utah? Mormonen? Wie zijn dat? In boeken zocht ik Utah en mormonen op. Er stonden vreselijke dingen over de kerk en vooral over Joseph Smith in die boeken. Mijn laatste avond thuis huilde ik. Ik was doodsbang.

Mijn moeder stelde me gerust en zei dat alles wel goed zou komen. Als ik het gastgezin of Utah echt niet leuk vond, kon ik naar huis komen of naar een ander gezin gaan.

Toen ik in Utah arriveerde, kwam Emily, een van de dochters, me ophalen. Ze was 16 jaar oud, droeg gewone vrijetijdskleding en was heel aardig. Ik dacht: ‘Nou! Dit is misschien zo slecht nog niet!’ Het hele gezin was aardig en gastvrij.

Het was wel een cultuurschok voor mij. Voor iedere maaltijd en voordat ze naar bed gingen, bad mijn gastgezin tot God. Ze dronken geen alcohol en ze rookten niet. Ze leefden deugdzaam. Alles was het tegenovergestelde van de tieners die ik kende.

En het leek wel of iedereen die ik leerde kennen lid van de kerk was. Ik was onder de indruk, want als deze mensen over hun kerk spraken, zeiden ze altijd ‘Ik weet’ en niet ‘Ik geloof’ . Nog nooit eerder had ik zoveel overtuiging in godsdienstige uitspraken gehoord. Als deze mensen dat konden weten , dacht ik, dan moest ik het ook te weten kunnen komen. En ik moest het voor mezelf weten , want als ik de leringen van de kerk wilde accepteren, zou ik veranderingen moeten aanbrengen in mijn levenswijze en in mijn toekomstplannen.

Met dat sterke verlangen om zelf achter de waarheid van de kerk te komen, keek ik naar het voorbeeld van mijn gastgezin. Ze probeerden me niet te bekeren, maar hun levenswijze intrigeerde me zo dat ik zelf wilde weten wat daar de achterliggende reden voor was. Ik had nog nooit zoveel geloof gezien.

Ik hoorde een leider tegen de leden in de kerk zeggen: ‘Mensen willen Christus leren kennen omdat ze u kennen.’ Wel, ik wilde Christus leren kennen omdat ik de Hodsons kende. Ze waren een groot voorbeeld voor me van de manier waarop een gezin behoort te leven.

Ik begon te bidden. Ik bad drie weken lang en er gebeurde niets. Ik raakte een beetje ontmoedigd. Ik dacht dat ik Gods liefde misschien niet waardig was.

Diezelfde week besloot ik om deel te nemen aan de traditionele getuigenisvergadering van het gezin op de eerste zondag van de maand. De moeder, Jewel, vroeg of ik ook iets wilde zeggen. ‘Zeker’, zei ik. Maar ik dacht: ‘Wat moet ik eigenlijk zeggen?’

Aangezien iedereen had gezegd waar hij of zij dankbaar voor was, dacht ik dat ik in ieder geval mijn waardering kon uitspreken voor alles wat de Hodsons voor mij deden. Bijvoorbeeld, al het geduld dat ze met me hadden. Ze behandelden me als hun eigen dochter en dwongen me nooit ergens toe. Ik zou mijn oprechte waardering uitspreken.

Ik was als laatste aan de beurt. Ik stond op en begon te zeggen hoe dankbaar ik was voor hun vriendelijkheid en geduld, maar ook voor hun verlangen om mij iets over God bij te brengen. Plotseling kreeg ik een sterk, overweldigend gevoel. De taalbarrière was verdwenen; ik had geen moeite om Engels te spreken. Ik sprak de taal voor het eerst vloeiend! Zoiets had ik nog nooit gevoeld. Ik sprak de woorden die mij door inspiratie werden ingegeven. Het was zo’n warm en heerlijk gevoel. De vredige gedachte kwam bij me op: ‘Je weet dat wat je zegt waar is. Je weet dat Ik besta. Je weet het.’

En ik wist het! Met tranen in mijn ogen ging ik zitten. Ik dacht: ‘Wat was dat?’ Alsof ze mijn gedachten had gehoord zei mijn gastmoeder rustig: ‘Wat je nu voelt, is de Geest.’ Toen dacht ik alleen nog maar: ‘Allemachtig! Het is waar!’

Met toestemming van mijn ouders vroeg ik mijn gastvader of hij me in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen wilde dopen. Dat was een geweldige dag. Ik voelde me zo schoon en fris! Naast mijn gastouders werd ik omringd door veel leden van de wijk die naar mijn doopdienst kwamen. Dat waardeerde ik heel erg.

Toen ik vanuit Utah naar Tsjechië terugkeerde, was ik niet alleen het enige lid van de kerk in mijn woonplaats Chrastava (8.000 inwoners), maar ook in Liberec (120.000 inwoners), een stad zo’n tien kilometer bij Chrastava vandaan. Ik werkte als receptioniste in een hotel en gaf Engelse les op een privéschool. Ik was naarstig op zoek om thuis mijn eigen plekje te vinden en had de moed bijna opgegeven. Toch knielde ik iedere avond neer en bad om een wonder om van die wanhopige gevoelens af te komen. Ik probeerde heel hard om bij mijn oude gewoonten en vrienden vandaan te blijven.

Uiteindelijk werden mijn gebeden verhoord. De zendelingen kwamen naar Liberec, waar ik les gaf. (Later hoorde ik dat broeder Hodson met de zendingspresident in Tsjechië over mij had gesproken. Nu is er een groeiende gemeente met veertig heiligen der laatste dagen in mijn woonplaats.)

Ik heb sindsdien aan de BYU—Idaho gestudeerd en aan de BYU—Hawaï een diploma schone kunsten gehaald. Een van de hoogtepunten was dat ik op BYU—Hawaï in het volleybalteam heb meegespeeld. Op die bijzondere universiteit is mijn getuigenis enorm gegroeid.

Ik woon nu weer in Tsjechië. Ik wil de boodschap van het evangelie verkondigen. Eerst dachten mijn ouders dat ik helemaal gek was geworden toen ik me bekeerde. Nu steunen ze me volledig, en ze zijn dankbaar dat ik een goede opleiding heb gevolgd.

Misschien kan ik als kunstlerares een goede invloed hebben. De mensen hier hebben het evangelie nodig, evenals de schone kunsten. Ik wou dat zij wisten wat ik wist. Ik wil ze in het ware plan van geluk onderwijzen. Ik weet dat mijn hemelse Vader wil dat mijn landgenoten het evangelie en alle andere goede dingen in het leven ontvangen. Ik weet dat mijn hemelse Vader mij liefheeft en me wil helpen om mijn uiterste best te doen, ondanks al mijn onvolmaaktheden. Ik blijf altijd naar zijn leiding verlangen.

Vaclava Svobodova is lid van de gemeente Liberec, in het district Praag.