2014
Maleachi
December 2014


Profeten uit het Oude Testament

Maleachi

‘[Jezus] gebood [hun] de woorden op te schrijven die de Vader aan Maleachi had gegeven’ (3 Nephi 24:1).

Mijn naam betekent ‘mijn boodschapper’, en als zodanig gaf ik ‘een last, het woord van de Heere tot Israël ’ door.1 In mijn tijd, ongeveer 450 jaar voor de geboorte van Christus,2 raakten veel Joden ontmoedigd en leidden ze geen rechtschapen leven meer. De Heer vermaande hen door mijn leringen.3

Joodse priesters van de stam van Levi waren doorgaans toegewijd aan de bediening van verordeningen, maar de Levieten in mijn tijd waren verdorven. Ze waren ondankbaar, weigerden God te eren, en boden bedorven brood en onvolkomen dieren als offers aan.4 Ze hadden Gods priesterschapsverbond met Levi verbroken.

En niet alleen de priesters waren verdorven, maar het volk ook. Ze trouwden buiten het verbond, scheidden van hun eerste vrouw, en weigerden tiende en andere offergaven te betalen.5

Maar zelfs toen de Heer zich tegen deze kwade praktijken uitsprak, was Hij bereid tot vergeving, want Hij had zijn volk lief: ‘Keer terug naar Mij, en Ik zal naar u terugkeren.’6 Eén manier om terug te keren naar de Heer, was ‘al de tienden naar het voorraadhuis’ te brengen.7

Het volk klaagde: ‘God dienen is nutteloos! […] zij die goddeloosheid doen, [worden welvarend]’,8 maar ik onderwees dat de namen van ‘wie Zijn Naam hoogachten’ opgetekend werden in ‘een gedenkboek’.9

Ik profeteerde bovendien dat de goddelozen bij de wederkomst van de Heer ‘stoppels worden’, maar dat voor hen die zijn naam vrezen ‘de Zon der gerechtigheid [zal] opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn’.10

Ik profeteerde dat de profeet Elia voorafgaand aan de wederkomst de priesterschapssleutels terug zou brengen die ‘het hart van de vaders tot de kinderen [zou] terugbrengen, en het hart van de kinderen tot hun vaders.’11

Door mijn leringen zien we in dat de Heer aan zijn volk denkt en dat Hij zijn beloften aan zijn trouwe kinderen nakomt. Hij wil dat wij geloof hebben in die beloften, en dat we door bekering bij Hem terugkeren.12