2016
Vluchten omwille van geloof en vrijheid
December 2016


Vluchten omwille van geloof en vrijheid

De auteur woont in Idaho (VS).

Mijn ouders waren op zoek naar godsdienstvrijheid en werden door de vriendelijkheid en acceptatie van heiligen der laatste dagen om hen heen gezegend, zowel in Tsjechoslowakije als Canada.

Afbeelding
fleeing the country at nighttime

We zijn als kinderen opgegroeid met verhalen over de offers die onze ouders hebben gebracht om het evangelie na te leven, en we zijn door hun inspanningen gezegend. Ik ben grote dankbaarheid gaan koesteren voor alles wat zij en andere Tsjechische heiligen der laatste dagen van het eerste uur gedaan hebben, zodat hun nakomelingen de zegeningen van het evangelie konden ontvangen.

Mijn moeder is in Poprad in het voormalige Tsjechoslowakije (nu Slowakije) geboren. Haar vader diende tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Tsjechische leger. Hij was net als vele andere militaire gezinnen met zijn gezin de nabijgelegen bossen in gevlucht om aan de Duitse bezetters te ontkomen. Mijn grootouders zaten met mijn moeder van één en haar vijfjarige zusje vijf dagen onder een deken, met alleen suikerklontjes als voedsel.

Mijn grootouders waren toen geen lid van de kerk en baden ook niet vaak. Hun hart werd gedurende deze beproeving echter verzacht. Mijn grootmoeder schreef in haar dagboek: ‘Juist vanavond had ik sterk het verlangen om neer te knielen en iemand uit hoger sfeer om hulp te vragen. Ik ging dus een stukje verder het bos in, knielde neer en bad met een gebroken hart en een verslagen geest. Ik smeekte om hulp.’

Haar gebed werd verhoord. Sommige gezinnen werden gedood toen ze ontdekt waren, maar mijn grootouders en hun twee dochtertjes werden op wonderbaarlijke wijze beschermd. Door deze vermoeiende en kwellende ervaring zaaide de Heer een zaadje van geloof en vertrouwen in het hart van mijn grootouders.

Geloof en vervolging

Een paar jaar later, na de Tweede Wereldoorlog, woonden mijn grootouders nog steeds in Tsjechoslowakije toen twee jonge zendelingen bij hen aan de deur kwamen. Nadat ze de kleine gemeente bezochten en de zendelingenlessen bijgewoond hadden, ontvingen ze een getuigenis van de waarheid van het evangelie en besloten ze zich te laten dopen. Op de avond van de doopgesprekken kwamen de zendelingen en de kerkleider echter niet opdagen. In de volgende bijeenkomst van de gemeente kwamen mijn grootouders erachter dat alle zendelingen vanwege de politieke onrust het land hadden moeten verlaten. Elke vorm van godsdienst beoefenen was voortaan ook verboden. De kleine groep heiligen in het gebied behielden niettemin hun geloof, nu op aanwijzing van plaatselijke leiders die priesterschapssleutels bezaten. Mijn grootouders en mijn tante lieten zich in 1950 in het geheim dopen.

In de jaren daarna werden leden van de gemeente, onder wie mijn oma en mijn moeder (inmiddels tiener), soms door de geheime politie ingerekend en over hun godsdienstige gebruiken aan de tand gevoeld. Mijn grootmoeder werd een keer vijf uur lang bruut ondervraagd. Haar ondervragers zeiden dat ze haar vijf jaar achter de tralies zouden gooien als ze erachter kwamen dat ze haar kinderen godsdienst bijbracht.

Ze noteerde: ‘Ik bleef kalm en zei: “Als jullie denken dat ik er verkeerd aan doe om mijn kinderen godsdienst bij te brengen, dan mag je me opsluiten.” Ze gaven geen antwoord. Vanaf dat moment riepen ze me herhaaldelijk op het matje. Ze spraken zich tegen de kerk uit en probeerden ons van ons geloof af te brengen. Hoe meer ze dat probeerden, hoe meer ik me aan de kerk vasthield, [want] de ware kerk heeft altijd vervolging te verduren gehad.’

Mijn moeder schreef in haar dagboek: ‘In deze zeer moeilijke jaren kwamen de leden op zondag in het appartement van onze gemeentepresident bijeen. We konden niet luid zingen, dus deden we dat fluisterend. We wilden niet dat onze gemeentepresident in de gevangenis terechtkwam. Achttien jaar lang kwamen we op die manier bijeen en droomden we ervan om eens met z’n allen naar de Rocky Mountains te gaan en ons in [Salt Lake City] te vestigen.’ Ze koesterden hoop, hoewel gezinnen in die tijd zelden de papieren kregen waarmee ze het land mochten verlaten.

Toen mijn moeder in de twintig was, bad ze met groot verlangen om met een lid van de kerk te kunnen trouwen en op de een of andere manier in de tempel verzegeld te worden.

Een nieuw leven vinden

Mijn vader was in een boerendorp opgegroeid, maar woonde in de stad en ging daar naar school toen hij mijn moeder ontmoette. Mijn moeder stond aan het begin van haar carrière als operazangeres. Ze leerden elkaar beter kennen en mijn moeder vertelde hem over de kerk. Hoewel hij zich nog niet had laten dopen, trouwden mijn ouders op 18 februari 1967.

Aan het eind van dat jaar werden ze met de komst van mijn oudste broer gezegend. Acht maanden na zijn geboorte kreeg de gemeentepresident een openbaring dat de leden zich moesten voorbereiden om uit het land geleid te worden naar een plaats waar ze in vrijheid konden aanbidden. In augustus 1968 vielen de Russen Tsjechoslowakije binnen, wat chaos aan de grens en door het hele land veroorzaakte. De gemeenteleden die zich gehoorzaam hadden voorbereid, wisten naar Wenen (Oostenrijk) te ontsnappen.

Mijn grootmoeder, die het land met mijn ouders ontvluchtte, schreef: ‘In de nacht toen iedereen in het flatgebouw sliep, namen we afscheid van onze woning en slopen we stilletjes weg, bang dat de baby zou gaan huilen. We moesten alles in het geheim doen, want er waren drie spionnen in ons gebouw die voor de geheime politie werkten. De Heer zegende ons. We wisten te ontkomen. Toen we vertrokken, wisten we dat we nooit meer terug [zouden] keren, maar we wisten ook niet waar we vanuit Wenen heen zouden gaan. Op dat moment konden we ons er geen zorgen om maken. De Heer had aan de gemeentepresident zijn beloften ten aanzien van ons geopenbaard op voorwaarde dat we Hem trouw blijven.’

Welkom in een nieuw land

Mijn grootmoeder, mijn ouders en nog twee gezinnen woonden ruim een maand in de kelder van het kerkgebouw aan de Böcklinstrasse in Wenen. In die maand volgde mijn vader de lessen van de zendelingen en liet hij zich dopen. Velen uit de drie gezinnen vonden werk. Ze legden hun verdiensten bij elkaar tot ze allemaal naar Calgary (Alberta, Canada) konden emigreren. Hun vliegtuig landde wegens het slechte weer in Calgary op 5 november 1968 in Edmonton.

Afbeelding
arriving in Canada

Het moet voor hen een zwaar offer zijn geweest om familieleden, een cultuur en een land waar ze van hielden achter te laten, maar de moeilijkheden waren in vele opzichten nog maar net begonnen. Mijn ouders kwamen met slechts een koffer, een kinderwagen en 32 Canadese dollar op zak in zeer behoeftige omstandigheden in Calgary aan.

De Canadese leden begonnen mijn familie direct ruimhartig hulp te bieden met vervoer, boodschappen en het zoeken van een huurwoning. Mijn ouders en mijn oma hadden binnen een week een woning, gemeubileerd met bedden, een tafel met stoelen, een bank, een kinderbedje, beddengoed, servies en bestek, en zelfs wat eten in de kast. Mijn moeder tekende in haar dagboek op hoe verrast en opgetogen ze bij het zien van die onverwachte spullen waren en hoe dankbaar ze voor de geboden hulp was.

Naast diepe gevoelens van dankbaarheid staken echter ook andere emoties de kop op. De cultuurschok was hevig en moeilijk mee om te gaan. Het eerste jaar in Calgary werden vele Engelse lessen gevolgd en wandelde mijn vader in de kou naar zijn werk. Ze deden er alles aan om zich thuis te voelen, maar het bleef een moeilijke periode met heel veel veranderingen. De heiligen in hun nieuwe wijk in Calgary braken door de taalbarrière heen en boden steun aan de pas gearriveerde leden. Mijn familieleden deden elke zondag in de avondmaalsdienst met de hernieuwing van hun verbonden nieuwe krachten op. Ook vertrouwden ze erop dat de Geest ze Engels zou leren.

De zegeningen van de eeuwigheid

Ons gezin van vijf is in oktober 1976 in de Cardstontempel (Alberta) aan elkaar verzegeld. Mijn moeder had ruim twintig jaar naar deze dag uitgekeken, en eindelijk, in een land en taal die ze zich als jongere nooit voorgesteld zou hebben, werden haar gebeden beantwoord. Ik was toen bijna acht en herinner me de stralende ogen en glimlach van mijn ouders nog goed toen wij als kinderen de verzegelkamer binnenkwamen.

Mijn grootmoeder was die dag ook in de tempel. Ik weet nog hoe opgetogen ze was toen ze het licht van de tempel zag toen we in Cardston aankwamen. Jaren later, toen ze met pensioen was gegaan, is ze van Calgary naar Cardston verhuisd en heeft ze vele uren in de tempel gediend. Ze bespeelde daar graag het orgel en droeg zo bij aan de eerbiedige sfeer. Haar getuigenis en liefde voor de Heiland spraken uit haar vriendelijkheid jegens iedereen om haar heen. Ze is voor mij een voorbeeld van een sterke mormoonse vrouw.

Ik ben ontzettend dankbaar dat mijn ouders — de pioniers in ons gezin — bereid waren hun carrière, familie, vaderland en bezittingen achter te laten. Ze hebben schijnbaar erg veel opgegeven, maar de Heer heeft hen — en hun nakomelingen — overvloedig voor het naleven van de beginselen van het evangelie gezegend.