2016
Een plaats voor de Heer bereiden
December 2016


Een plaats voor de Heer bereiden

Ik moet bij het verhaal van de geboorte en de aardse bediening van de Heiland altijd denken aan ieders verantwoordelijkheid om voor de dag dat Hij terugkeert welkome plaatsen voor Hem te bereiden.

Afbeelding
Salt Lake Temple during Christmastime

Afbeelding van lichtjes © iStock/Thinkstock

Vorig jaar woonde ik vlak voor Kerstmis een diner ter ere van een hooggeplaatste Franse functionaris bij die geen lid van de kerk is. Het diner werd in het Joseph Smith Memorial Building te Salt Lake City (Utah) gehouden.

Voordat we aan tafel gingen, namen we onze gasten mee naar het uitkijkraam op de tiende verdieping, dat een prachtig uitzicht op Temple Square biedt. Het tafereel was bijna magisch, met de Salt Laketempel pal te midden van talloze glinsterende lampjes. We stonden daar enkele minuten, vrijwel sprakeloos.

Toen we in de banketzaal terug waren, stelde de functionaris ons een onverwachte vraag: ‘Gelooft u in het einde van de wereld?’ Daar kwam een inspirerend gesprek over de wederkomst van de Heer uit voort en hoe belangrijk het voor ieder van ons is om erop voorbereid te zijn Hem op de dag van zijn terugkeer te verwelkomen.

Terwijl ik nadacht over de tempel die we zojuist bewonderd hadden, kwam er een heerlijke gedachte bij me op: bij zijn terugkeer zal Jezus eindelijk een prachtig huis hebben om in te wonen!

De Gids bij de Schriften noemt de tempel ‘letterlijk het huis van de Heer’.1 Met andere woorden: we spreken over meer dan alleen een symbolische plek. De tempels in onze bedeling zijn voorbereide en gewijde huizen die Hij persoonlijk kan bezoeken. De Heer heeft gezegd dat zijn kerk dient te worden gevestigd ‘opdat mijn verbondsvolk bijeenvergaderd kan worden ten dage dat Ik tot mijn tempel kom’ (LV 42:36; cursivering toegevoegd).

Wat een opmerkelijk verschil met het nederige aardse begin van de Heiland. Hij, de Koning der koningen en de Heer der heren, werd in een eenvoudige stal geboren en in een kribbe gelegd, ‘omdat er […] geen plaats was in de herberg’ (Lukas 2:7). Tijdens zijn vroege kindertijd had Jezus niet altijd de geneugten van een permanente woonplek, bijvoorbeeld toen zijn ouders met Hem naar Egypte vluchtten om aan de wreedheid van een tiran te ontkomen (zie Mattheüs 2:13–14).

We kennen de details van het verblijf van zijn familie in Egypte niet, maar Hij en zijn ouders leidden waarschijnlijk het zware bestaan van vluchtelingen — een bestaan dat te vergelijken is met dat van de vele migranten in deze tijd die uit (burger)oorlogsgebieden in Afrika en het Midden-Oosten gevlucht zijn.

Zelfs als volwassene gaf Jezus aan dat Hij geen vaste verblijfsplaats had. Op een dag kwam er een man naar Hem toe en zei: ‘Heere, ik zal U volgen waar U ook heen gaat.’ De Heiland antwoordde: ‘De vossen hebben holen, en de vogels in de lucht nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd kan neerleggen’ (Lukas 9:57, 58).

Broeders en zusters, ik moet bij het verhaal van de geboorte en de aardse bediening van de Heiland altijd denken aan ieders verantwoordelijkheid om voor de dag dat Hij terugkeert welkome plaatsen voor Hem te bereiden. Wat kunnen we doen?

Ga naar de tempel

Ten eerste, laten we ons erop voorbereiden om Hem in zijn eigen huis, de tempel, te ontvangen. Wie heeft er niet van gedroomd om de plaatsen te bezoeken waar de Heiland geboren is, gewoond heeft en zijn aardse bediening ten uitvoer heeft gebracht? Velen hebben zich aanzienlijke offers getroost om een reis naar het Heilige Land te maken. Maar hoe belangrijk is het niet dat we de plaatsen bezoeken waar Hij op een dag naar terug kan keren. Een van de beste manieren waarop we ons, als zijn discipelen, op zijn wederkomst kunnen voorbereiden, is regelmatig naar zijn heilig huis gaan en ons door heilige verbonden aan Hem verbinden.

Breng uw huis op orde

Ten tweede, we kunnen van ons huis een plek maken waar de Heer zou willen vertoeven. We lezen in de Schriften talloze verhalen over vriendelijke mensen die de Heiland gastvrij bij hen thuis onthaalden. Laten we ons dan ook afvragen: is mijn huis acceptabel voor de Heer? Is het een veilige, vredige plek waar de Geest heerst en Hij Zich thuis zou voelen? Onze woning hoeft niet groot of luxueus te zijn. Een bescheiden onderkomen met liefdevolle familieleden en vrienden waarin het evangelie centraal staat, zou Hem gelukkig maken.

Vergader de uitverkorenen

Ten derde, we kunnen zijn uitverkorenen vanuit de hele wereld helpen vergaderen — zelfs als dat betekent dat we ons huis een tijdje achterlaten om zijn aardse koninkrijk op te bouwen. De geschiedenis van het volk van God is een geschiedenis van heiligen die altijd bereid waren om daarheen te gaan waar de Heer ze nodig had. Ik denk aan de profeten van weleer, zoals Abraham, Izak, Jakob, Jozef, Mozes, Lehi en vele anderen. Ik denk aan de apostelen van de Heer in het midden des tijds die het evangelie onophoudelijk rondom de Middellandse Zee verspreidden.

Hedendaagse profeten en apostelen hebben samen met duizenden zendelingen de boodschap van Christus tot de vier hoeken van de aarde gebracht en zullen dat blijven doen. Ze zijn bereid hun gerieflijke woning te verlaten om in de wijngaard van de Heer te arbeiden.

Help mensen in nood

Tot slot, een geweldige manier om een plaats voor de Heer te bereiden is uw medemensen tot hulp zijn die geen huis hebben. In de begindagen van de herstelling waren er ook tijden dat de heiligen geen onderdak hadden. Bij de zoektocht naar Zion dwongen de intolerantie en goddeloosheid van hun vijanden ze vaak hun huizen te verlaten.

President Brigham Young (1801–1877) beschreef hun penibele situatie met de volgende ontroerende woorden: ‘We zijn steeds maar weer uit onze vredige huizen verdreven, en onze vrouwen en kinderen waren genoodzaakt om op de prairies, in de bossen, op de wegen en in tenten te leven, midden in de winter, terwijl zij allerlei ellende, zelfs tot de dood aan toe, ondervonden.’2

Een van de ontroerendste gebeurtenissen in die periode deed zich tijdens de winter van 1839 in het plaatsje Quincy (Illinois) voor. In die tijd bestond deze gemeenschap van kolonisten en boeren, gelegen aan de oever van de Mississippi, uit ongeveer 1500 zielen die in hachelijke omstandigheden leefden. Hartje winter, een strenge winter, werden ze plotseling met de komst van ongeveer 5000 kerkleden geconfronteerd die aan het uitroeiingsbevel van de gouverneur van Missouri wilden ontkomen. De heiligen waren volledig berooid en in uiterste nood, nadat ze de bevroren Mississippi te voet waren overgestoken. De ongelooflijk gastvrije inwoners van Quincy verwelkomden hen met open armen, stelden hun huizen voor hen open en deelden het karige proviand dat ze hadden.

Eén inwoner van Quincy beschreef de aankomst van die vluchtelingen als volgt: ‘Veel heiligen waren blij dat ze in mijn huis een schuilplaats tegen de stormen hadden, totdat ze een plek om te wonen konden vinden. Zowel boven als beneden stonden de kamers nachten aaneen zo vol met bedden dat je nergens een stap kon zetten zonder een bed te raken.’3

Voor degenen onder ons die gezegend zijn om in kalmere en meer voorspoedige omstandigheden te leven, zijn deze verhalen van grote betekenis. Ze leren ons als volk altijd bereid te zijn om de daklozen en de berooiden de helpende hand te reiken. Of we nu in gebieden wonen met een grote toestroom van vluchtelingen of in kleine, afgelegen gemeenschappen, er zijn vele manieren waarop we hulp kunnen bieden aan mensen die de eerste levensbehoeften ontberen. We kunnen aan het fonds voor humanitaire hulpverlening van de kerk bijdragen. We kunnen met anderen in onze gemeenschap samenwerken die aan liefdadigheid voor mensen in nood doen. We kunnen onze vriendschap aanbieden aan mensen die ontheemd zijn wanneer ze in onze buurt worden opgevangen. We kunnen de vreemdelingen die onze wijk of gemeente bezoeken hartelijk verwelkomen.

Een van onze prachtigste lofzangen vertelt het verhaal van een vreemdeling die onderdak bij een man met veel naastenliefde vond.

’t Was nacht, een ruwe stormwind joeg

langs ’t veld; de vloed was hooggegaan.

Daar klonk zijn stem! ’k Stond op en vroeg

hem in mijn huis. Dat nam hij aan,

waarna ik hem van alles gaf –

’k stond zelfs mijn eigen bed hem af.

En in mijn droom – ’k lag op de grond –

was ’t of ’k in Eden mij bevond. …

Toen heeft hij in een ogenblik

al zijn vermomming afgedaan.

Die wond’ in elke hand kend’ ik;

ik zag de Heiland voor mij staan!

Tot mij, ja, zelfs tot mij sprak Hij:

‘Gij hebt u nooit geschaamd voor Mij.

Uw daden kunnen niet vergaan,

vrees niet, gij hebt z’aan Mij gedaan.’4

Afbeelding
hands of the Christus statue

Ik ben er trots op dat ik tot een kerk behoor die de armen en behoeftigen op aarde nooit in de kou laat staan. De talloze liefdedaden en blijken van naastenliefde, klein en groot, die de kerk en de leden elke dag verrichten, stemmen me nederig. Die daden zullen altijd een essentieel onderdeel van de zending van de kerk zijn, want dit is de Kerk van Jezus Christus en we streven ernaar om zijn voorbeeld te volgen.

Jezus is onze Heiland en Verlosser. Ik getuig dat Hij in het midden des tijds geboren is, dat Hij leeft en dat Hij op een dag in heerlijkheid zal terugkeren om over zijn aardse koninkrijk te heersen en te regeren.

Ter voorbereiding daarop nodig ik u uit om vaker naar zijn heilig huis te gaan; een veilige, liefdevolle en vredige omgeving bij u thuis te creëren; en aan het vergaderen van zijn uitverkorenen vanuit de vier hoeken van de aarde mee te doen. Ik bid ook dat u een bijzonder verlangen zult hebben om de daklozen en berooiden onder ons in liefde de helpende hand te reiken. Doet u dat, dan zult u in uw hart en huis een plaats bereiden om de Heiland te verwelkomen en zal zijn terugkeer waarlijk een grote en wonderbare dag zijn.

Noten

  1. Gids bij de Schriften, ‘Tempel’; cursivering toegevoegd.

  2. Brigham Young, in B. H. Roberts, A Comprehensive History of the Church, deel 2, 509.

  3. Wandle Mace, in Ora H. Barlow, The Israel Barlow Story and Mormon Mores (1968), 156; zie ook 154–155.

  4. ‘Een arme zwerver, moed’ en mat’, Lofzangen, nr. 23.