2 Nephi 1–5

Laat de kinderen een definitie van het woord geboden formuleren en maak een lijst met geboden. Lees 2 Nephi 1:20 en leg uit dat we ‘voorspoedig’ zullen zijn, of gezegend worden, als we de geboden onderhouden. Hoe voelen we ons als we de geboden onderhouden?

Laat de kinderen voorwerpen zien die ons bescherming bieden, zoals schoenen, mutsen en handschoenen. Laat de kinderen ze aantrekken. Hoe beschermen die dingen ons? Leg uit dat de geboden van onze hemelse Vader ons tegen geestelijke gevaren beschermen. Vertel over een situatie waarin u werd beschermd door de geboden te gehoorzamen.

Teken iemand die vrij is en iemand die in gevangenschap leeft (bijvoorbeeld in de gevangenis). Laat de kinderen de juiste tekening aanwijzen als u de woorden vrij en gevangenschap in 2 Nephi 2:27 leest. Benadruk de woorden ‘vrij om te kiezen’ en laat elk kind ze herhalen.

Bespreek met de kinderen het verhaal van Adam en Eva (zie 2 Nephi 2:17–19) en de keuze die ze in de hof van Eden maakten. Zie ook ‘Hoofdstuk 3: Adam en Eva’, Verhalen uit het Oude Testament, 15–18. Bedenk samen enkele keuzes die de kinderen elke dag maken. Getuig dat onze hemelse Vader ons de vrijheid heeft gegeven om tussen goed en kwaad te kiezen. Laat de kinderen op en neer springen of in de handen klappen om te vieren dat ze vrij zijn om te kiezen.

Speel een spelletje waarbij u een woord zegt (zoals bijvoorbeeld licht) en laat de kinderen dan het tegengestelde zeggen (donker). Herhaal deze activiteit een paar keer. Lees de eerste helft van 2 Nephi 2:11 en 2 Nephi 2:16 om de kinderen duidelijk te maken dat wij door tegenstellingen keuzes kunnen maken. Vertel verhaaltjes van kinderen die in de verleiding komen om een foute keuze te maken. Bedenk samen met de kinderen wat het tegengestelde van die keuze is, en laat ze het verhaaltje naspelen. Getuig dat onze hemelse Vader ons zegent als we de goede weg kiezen.

Zing samen een liedje over keuzes maken, zoals bijvoorbeeld ‘Ik wil graag als Jezus worden’ of ‘Kies het goede’ (Kinderliedjes, 40–41, 82–83). Vraag de kinderen wat ze van het liedje leren over keuzes maken.

Bespreek met de kinderen enkele keuzes die Nephi en zijn broers maakten. Zie bijvoorbeeld 1 Nephi 2:11–16; 3:5–7; en 18:9–11. Lees samen 2 Nephi 1:20 en vraag de kinderen waarom Lehi zijn kinderen deze boodschap zou geven.

Schrijf zinsneden uit 2 Nephi 1:20 op strookjes papier en bespreek wat ze betekenen. Laat de kinderen de strookjes aan de hand van de tekst in de juiste volgorde zetten. Om het verschil tussen ‘voorspoedig zijn’ en ‘worden afgesneden’ te illustreren, toont u de kinderen een bloeiende plant en een blaadje of takje dat van de plant is afgesneden. Wat is het verschil tussen een blaadje dat aan de plant hangt en het blaadje dat is afgesneden? In welk opzicht lijken we op het blaadje dat aan de plant hangt als we Gods geboden gehoorzamen? Moedig de kinderen aan om in een aantekenboekje bij te houden hoe God hen zegent als ze de goede weg kiezen.

Toon een plaat van Adam en Eva (zie Evangelieplatenboek, nr. 4) en vraag de kinderen wat er in de hof van Eden met Adam en Eva is gebeurd. Zoek samen naar antwoorden in 2 Nephi 2:22–27. Leg uit dat wij dankzij de keuze van Adam en Eva zijn gezegend met de kans om naar de aarde te komen en onze keuzevrijheid te gebruiken om goede keuzes te maken, en ons door de verzoening van Christus te bekeren als we foute keuzes maken.

Zet de tekst van 2 Nephi 2:27 op het bord. Laat de kinderen het vers uit het hoofd leren door het te herhalen en bij elke herhaling meer woorden uit te vegen. Laat de kinderen zich een voorstelling maken van een leven zonder keuzes. Waarom zijn ze dankbaar voor keuzevrijheid?

Laat de kinderen vertellen over een situatie waarin ze een goede keuze hebben gemaakt. Hoe voelden ze zich toen ze die keuze hadden gemaakt? Hoe kunnen we onszelf aansporen om het goede te kiezen als we in de verleiding komen om iets verkeerds te doen? Zing eventueel een lied over keuzes maken, zoals bijvoorbeeld ‘Kies toch goed’ (Lofzangen, nr. 162). Laat de kinderen vertellen wat ze van die lofzang leren.

Laat de kinderen in 2 Nephi 3:6–24 zoeken naar aanwijzingen over welke profeet het gaat. Zet de aanwijzingen op het bord. Waarom wordt Joseph Smith een ‘uitgelezen ziener’ genoemd? Wat heeft Joseph Smith gedaan dat ‘van grote waarde [voor zijn broeders]’ is? (Vers 7.)

Zing een lofzang over Joseph Smith, zoals bijvoorbeeld ‘Ere de man’ (Lofzangen, nr. 24). Vraag de kinderen waarom ze dankbaar zijn voor de profeet Joseph Smith.