2 Nephi 6–10

Vertel de kinderen een verhaal over iemand die in een put viel die zo diep was dat hij of zij er niet uit kon klimmen. Er kwam een man langs en die haalde de man of vrouw uit de put. Teken dit verhaal op het bord of speel het met de kinderen na. Leg uit dat die put net als de dood is, en dat degene die de man of vrouw uit de put haalde, net als Jezus Christus is, die alle mensen van de dood verloste door ons de gave van de opstanding te geven. Vertel de kinderen dat dezelfde man of vrouw in een andere put viel. Deze keer zorgde de redder voor een ladder, zodat hij of zij uit de put kon klimmen. Leg uit dat die put net als de zonde is, en dat de ladder de verzoening van Jezus Christus voorstelt, waardoor wij ons kunnen bekeren en vergeving van onze zonden kunnen krijgen. Lees 2 Nephi 9:22–23 en geef uw getuigenis van Jezus Christus en zijn verzoening.

Zing met de klas een liedje over de liefde van Jezus Christus, zoals ‘Ik voel uw liefde, Heer’ (Kinderliedjes, 42–43). Laat de kinderen dingen tekenen waardoor ze weten dat de Heiland van ze houdt.

Lees 2 Nephi 9:49 voor. Zoek samen op waarin Jakob behagen schept en wat hij verafschuwt, en bespreek dat. Vertel verhaaltjes waarin een kind een goede of een foute keuze maakt. Laat de kinderen opstaan als de keuze geluk brengt, en gaan zitten als de keuze verdriet brengt. Hoe komt het dat we vreugde ervaren door de goede weg te kiezen? Wanneer ben je weleens blij geweest dat je de juiste keuze had gemaakt?

Zing met de klas over de vreugde die uit gehoorzaamheid voortkomt, zoals ‘And’ren helpen’ (Kinderliedjes, 108). Laat de kinderen letten op wat ons gelukkig maakt. Laat de kinderen om de beurt doen alsof ze een ouder zijn en de andere kinderen vragen om iets te doen. Laat de andere kinderen blijmoedig gehoorzamen.

Vraag de kinderen welke beloften ze weleens hebben gemaakt, zoals een belofte aan een vriend of de verbonden die ze bij hun doop hebben gesloten. Waarom is het soms moeilijk om onze beloften na te komen? Waarom is het belangrijk om onze beloften na te komen? Lees het volgende voor: ‘De Here God zal zijn verbonden die Hij met zijn kinderen heeft gesloten, nakomen’ (2 Nephi 6:12). Vertel over een situatie waarin God zijn belofte hield, ook al kwamen de zegeningen niet meteen.

Laat een plaat van Jezus zien en een plaat van een kind. Lees 2 Nephi 7:1. Leg uit dat als Gods volk zijn evangelie niet langer gehoorzaamt, dat lijkt alsof ze van Hem ‘scheiden’. Zet de plaat van het kind verder weg van de plaat van Jezus, om te illustreren dat we afstand nemen van onze hemelse Vader en de Heiland als we onze verbonden, zoals het doopverbond, niet naleven. (Wat het doopverbond inhoudt, vindt u in LV 20:37.) Hoe kunnen we door de verzoening van de Heiland weer dichter bij Hem komen? Bespreek die vraag en laat de kinderen de platen intussen weer dichter bij elkaar zetten.

Teken met de kinderen een pad op het bord, en laat ze obstakels of hindernissen op de weg tekenen. Lees met de klas 2 Nephi 9:10. Laat de kinderen bij de hindernissen op het bord woorden uit dat vers zetten die beschrijven welke hindernissen ons ervan weerhouden om bij Hem terug te keren. Leg vervolgens uit hoe Jezus Christus die hindernissen voor ons heeft overwonnen (zie 2 Nephi 9:21–23) en laat de kinderen de hindernissen uitvegen.

Laat een plaat van Adam en Eva zien, zoals Leaving the Garden of Eden (ChurchofJesusChrist.org). Leg uit dat Adam en Eva zonde en dood in de wereld brachten toen ze in de hof van Eden van de vrucht aten waarvan ze van God niet mochten eten. Laat een plaat van Jezus Christus zien. Om de kinderen duidelijk te maken hoe Jezus zonde en dood heeft overwonnen, vertelt u het verhaal van de man of vrouw die in de put viel (zie het eerste lesidee bij ‘Kleine kinderen’ in dit overzicht). Laat de kinderen dat verhaal tekenen of naspelen. Lees 2 Nephi 9:21–23 en geef uw getuigenis van Jezus Christus en zijn verzoening.

Zoek met de kinderen liedjes over de verzoening van de Heiland, in Lofzangen of in Kinderliedjes. De index kan u daarbij telkens van dienst zijn. Laat de kinderen in de liedjes zinsneden opzoeken die beschrijven wat Jezus voor ons heeft gedaan. Laat ze erover vertellen. Vraag de kinderen naar hun gedachten en gevoelens over de verzoening van de Heiland, of geef uw getuigenis.

Laat de kinderen vertellen over iets waarover ze veel weten, zoals een lievelingsboek of een hobby. Laat een kind 2 Nephi 9:20 lezen en getuig dat God ‘alle dingen [weet]’. Waarom is het belangrijk om te begrijpen dat God alles weet?

Laat de kinderen zich voorstellen dat een van hun vriendjes de geboden of de leringen van de kerk dwaas vindt. Wat zouden ze tegen die vriend zeggen? Waarom is het belangrijk om op Gods raad te vertrouwen, ook al begrijpen wij die niet helemaal? Laat de kinderen in 2 Nephi 9:20, 28–29 en 42–43 zoeken naar inspiratie terwijl ze deze vraag overdenken en bespreken.