Kom dan en volg Mij
13–19 juli. Alma 32–35: Zaai ‘dit woord in uw hart’


‘13–19 juli. Alma 32–35: Zaai “dit woord in uw hart”’, Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: Boek van Mormon 2020 (2020)

‘13–19 juli. Alma 32–35’, Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: 2020

Afbeelding
kinderhandje met zaadjes

13–19 juli

Alma 32–35

Zaai ‘dit woord in uw hart’

Ongeacht hoe vaak u Alma 32–35 hebt gelezen, lees ze opnieuw bij uw lesvoorbereiding. Sta open voor nieuwe ingevingen van de Geest.

Schrijf uw ingevingen op

Afbeelding
Meedoen (pictogram)

Meedoen stimuleren

Help uw klasleden om wat ze thuis van Alma 32–35 geleerd hebben te bespreken door ze enkele minuten de tijd te gunnen deze hoofdstukken door te nemen, en alle thema’s en onderwerpen die ze vinden op het bord te schrijven. Bespreek klassikaal waarom deze thema’s of onderwerpen belangrijk zijn.

Afbeelding
Onderwijs (pictogram)

In de leer onderwijzen

Alma 32:1–16

We kunnen ervoor kiezen om nederig te zijn.

  • Om een bespreking in te leiden over nederigheid zoals het in Alma 32:1–16 wordt onderwezen, kunt u de klasleden vragen welke ervaringen iemand nederig kunnen maken. (Alma 32:2–5 bevat een voorbeeld.) Sommige klasleden zijn wellicht gewillig om over hun eigen ervaringen te vertellen waardoor ze nederigheid leerden. Hoe kan ertoe ‘gebracht [worden] ootmoedig te zijn’ (Alma 32:12) een zegen zijn? De uitspraken over nederigheid in de ‘Bijkomende leermiddelen’ kunnen aan een bespreking bijdragen. U kunt ook klassikaal Leer en Verbonden 112:10 lezen of een lofzang over nederigheid zingen, bijvoorbeeld ‘O, wees need’rig’ (Lofzangen, nr. 83).

Alma 32:17–43; 33

We oefenen geloof in Jezus Christus door zijn woord in ons hart te planten en te voeden.

  • We denken bij aanbidding soms alleen aan de zaken die we in een formele omgeving zoals een kerkgebouw doen (zie Alma 32:5, 9, 11), maar Alma’s omschrijving is veel omvattender. Hij zei bijvoorbeeld dat geloof in Jezus Christus ontwikkelen en oefenen een belangrijke vorm van aanbidding is die buiten een formele omgeving plaatsvindt. Om uw klas dit beginsel duidelijk te maken, tekent u een zaadje en een boom op het bord en bespreekt u vragen zoals: Waar staat het zaad voor? (Zie Alma 32:28; 33:22–23.) Hoe kunnen we het zaadje – of het getuigenis van Jezus Christus en zijn verzoening – in ons hart planten en voeden? (Zie Alma 32:36–4333.) Over welke van onze vruchtbare inspanningen om de Heiland te volgen kunnen we iets vertellen? Hoe beïnvloeden Alma’s leringen de manier waarop we onze hemelse Vader en Jezus Christus aanbidden?

  • Met de ‘proef’ die Alma beschreef om de Zoramieten te helpen met het ontwikkelen van geloof in Jezus Christus kunnen wij ook de waarheid van andere evangeliebeginselen beproeven. Om de proef van Alma te verduidelijken, kunt u bespreken wat een proef is. Misschien is er in de klas iemand die al proeven heeft uitgevoerd en bij deze uitleg kan helpen. Wat is het doel van een proef? Waarin lijkt een proef op wat Alma van het volk vroeg in Alma 32:26–36? Laat uw klasleden eventueel de verschillende manieren bespreken waarop ze het woord van God beproefd hebben. Hoe hebben ze vastgesteld dat het woord van God ‘goed’ is (Alma 32:28)?

  • Wat zou Alma iemand kunnen vertellen die een getuigenis van Jezus Christus wil krijgen of versterken? Om het onderwerp van deze vraag te verkennen, deelt u de klas op in twee groepen. Laat de ene groep Alma 32:26–36 lezen om te bepalen wat Alma tegen iemand zou zeggen die een getuigenis probeert te krijgen, en de andere groep kan Alma 32:36–43 lezen om te bepalen wat hij zou zeggen tegen iemand met een verzwakt getuigenis. Laat dan iemand per groep om beurten Alma vertegenwoordigen en in een rollenspel uitbeelden hoe ze iemand zouden helpen een getuigenis te verkrijgen of versterken.

Alma 31:13–23; 33:2–11; 34:17–29

We kunnen God te allen tijde en overal in gebed aanbidden.

  • U kunt de klas helpen om de leringen van Alma en Amulek inzake gebed en aanbidding te vergelijken met de verkeerde denkbeelden van de Zoramieten. De klasleden kunnen Alma 31:13–23 bestuderen en op het bord zetten wat de Zoramieten aangaande gebed en aanbidding geloofden. Daarna kunnen ze in Alma 33:2–11 en 34:17–29 naar beginselen zoeken die deze overtuigingen tegenspreken. Hoe kunnen we op basis van deze verzen onze gebeden en aanbidding verbeteren?

  • U kunt een bespreking over gebed aanmoedigen door de volgende woorden op het bord te zetten: Wie? Wat? Wanneer? Waar? Waarom? en Hoe? In Alma 33:2–11 en 34:17–29 kunnen uw klasleden antwoorden op deze vragen inzake gebed vinden. Ze kunnen vragen als deze beantwoorden: Waar kunnen we bidden? Wat kunnen we in ons gebed vragen? Ze kunnen ook antwoorden vinden in lofzangen over gebed, zoals ‘Dacht gij aan ’t gebed?’ of ‘O zoete ure van gebed’ (Lofzangen, nrs. 96, 98). Hoe kunnen we onze gebeden verbeteren?

Alma 34:9–17

Het zoenoffer van onze Heiland is ‘oneindig en eeuwig’.

  • Amulek gebruikte de woorden ‘oneindig’ en ‘eeuwig’ meerdere keren om het offer te beschrijven dat Jezus Christus ter verzoening van onze zonden heeft gebracht. Vraag uw klas die woorden in Alma 34:9–14 te vinden en ze in een woordenboek op te zoeken. In welke opzichten is het offer van de Heiland oneindig en eeuwig? (Zie Hebreeën 10:10; 2 Nephi 9:21; Mosiah 3:13.) Wat moeten we volgens Alma 34:15–17 doen om de zegeningen van het offer van de Heiland te ontvangen? Wat betekent het om ‘geloof tot bekering te oefenen’ (Alma 34:17)?

Alma 34:32–35

‘[Stel] de dag van uw bekering niet […] uit.’

  • Een gelijkenis als de volgende kan de deelnemers aan uw les laten stilstaan bij de gevaren van onze bekering uitstellen. Laat ze zich voorstellen dat zij een uitnodiging hebben ontvangen om aan een evenement deel te nemen dat jaren training en voorbereiding vraagt, zoals een Olympische wedstrijd of een muziekuitvoering (kies iets dat relevant is voor uw klas), maar dit evenement wordt morgen gehouden. Bespreek met de klas waarom ze waarschijnlijk geen succes bij dit evenement zouden hebben zelfs al zouden ze zich er de rest van vandaag op voorbereiden. Hoe verhoudt dit voorbeeld zich tot de waarschuwing van Amulek in Alma 34:32–35? Waarom kan het gevaarlijk zijn onze inspanningen om ons te bekeren en te veranderen uit te stellen? Laat uw klasleden stilstaan bij wat ze kunnen doen om zich ‘op de eeuwigheid voor te bereiden’ (vers 33) en onmiddellijk plannen te maken om dit te doen.

Afbeelding
Studie (pictogram)

Thuisstudie stimuleren

Moedig de klas aan de komende week Alma 36–38 te lezen door erop te wijzen dat Alma ‘treurig was wegens de ongerechtigheid van zijn volk’, dus hij vergaderde zijn zonen en onderwees hen ‘met betrekking tot de dingen van gerechtigheid’ (Alma 35:15–16). De volgende hoofdstukken van Alma bevatten een verslag van wat Alma door inspiratie aan zijn zonen onderwees.

Afbeelding
Leermiddelen (pictogram)

Bijkomende leermiddelen

Wat betekent het om nederig te zijn?

‘Nederigheid wil zeggen dat u dankbaar bent en inziet dat u afhankelijk bent van de Heer – dat u voortdurend behoefte heeft aan zijn steun. […] Nederigheid is zeker geen teken van zwakheid, bedeesdheid of angst; het is een teken dat u weet waar uw sterkte vandaan komt.’ (Trouw aan het geloof [2004], 116.)

Ouderling Quentin L. Cook heeft verduidelijkt: ‘Als we werkelijk over God de Vader en Christus de Zoon nadenken, wie Ze zijn en wat Ze voor ons tot stand hebben gebracht, vult ons dat met eerbied, ontzag, dankbaarheid en nederigheid. […] Nederigheid houdt ook dankbaarheid voor onze talloze zegeningen en hemelse bijstand in. Nederigheid is geen grote aantoonbare prestatie of zelfs het overwinnen van een grote moeilijkheid. Nederigheid is een teken van geestelijke kracht. Nederigheid is de kalme zekerheid dat we dag na dag en uur na uur op de Heer kunnen vertrouwen, Hem kunnen dienen en zijn doeleinden kunnen verwezenlijken.’ (‘Het eeuwig alledaagse’, Liahona, november 2017, 52, 54.)

Schriftteksten over geloof.

Ons onderwijs verbeteren

Leg nadruk op de Schriften. Hoewel er veel aanvullende bronnen zijn die een bespreking kunnen verrijken, zijn de Schriften de bron van de leer. Help uw klasleden beginselen in de Schriften te vinden. (Zie Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland, 21.)