Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 16: ‘Uw offeranden offeren op mijn heilige dag’


Hoofdstuk 16

‘Uw offeranden offeren op mijn heilige dag’

De sabbat heiligen en waardig aan het avondmaal deelnemen, verhogen onze geestelijke kracht.

Uit het leven van George Albert Smith

Als kind leerde George Albert Smith hoe belangrijk het is om de sabbat te heiligen. Op zondag kwam er na de zondagsschool vaak een groep jongens uit de buurt bij hem langs om te vragen of hij kwam honkballen. ‘Ik was één met de jongens’, zei hij. ‘Ik zag het wel zitten om te honkballen en andere spelletjes te doen. Maar ik had een geweldige moeder. Zij zei niet: “Dat mag niet”, maar ze zei: “Jongen, je zult gelukkiger zijn als je ervan afziet. (…)” Ik wil u zeggen dat ik dankbaar ben voor de opvoeding die ik heb genoten.’1 De invloed van zijn moeders leringen klinken door in de raad die president Smith de heiligen vaak gaf, dat het gedenken van de sabbat grote zegeningen brengt.

Als algemeen autoriteit was George Albert Smith in de gelegenheid om in veel plaatsen de zondagse diensten bij te wonen. En als hij de heiligen op de sabbat in de eredienst zag, deed het hem genoegen dat ze zo eerbiedig aan het avondmaal deelnamen: ‘Ik heb het gevoel dat het belangrijk is voor de leden van de kerk dat ze begrijpen hoe heilig het avondmaal is. (…) Ik voel vreugde als ik zie dat onze broeders en zusters naar de kerk komen en (…) deze zinnebeelden waardig nuttigen.’2 [Zie suggestie 1 op p. 177.]

Leringen van George Albert Smith

Het gebod Gods om de sabbat te heiligen is geen last maar een zegen.

[De Heer] heeft ons geleerd dat we de sabbatdag moeten gedenken en heiligen. Uit zeven dagen heeft Hij er één als zijn dag aangewezen, en het lijkt mij dat we, als tegenprestatie voor alle zegeningen die Hij op de andere dagen aan ons schenkt, vreugde behoren te scheppen in de zaken die Hij ons op zijn heilige dag vraagt te doen. Als we dat niet doen, zullen we volgens mij niet gelukkig zijn. (…) Hij wil dat we gelukkig zijn en heeft ons gezegd hoe we dat geluk zeker kunnen stellen.3

We dienen aan het doel van de dag des Heren te denken en ons de invloed van aanbidding te laten welgevallen. Wat zou er in de wereld gebeuren als alle kinderen van onze hemelse Vader — en we zijn allemaal zijn kinderen — zijn wens zouden respecteren en van de sabbat een dag van aanbidding zouden maken? Wat zou het een ongelooflijke heilzame verandering teweegbrengen, niet alleen in ons land, maar in alle landen van de wereld, als we de sabbat eerden en heiligden.4

De sabbat is een dag van vertier geworden (…) — de dag waarop duizenden het gebod overtreden dat God lang geleden heeft gegeven, en ik ben ervan overtuigd dat veel van het verdriet en leed dat het mensdom teistert en zal blijven teisteren is toe te schrijven aan het feit dat de mensen zijn oproep om de sabbat te heiligen negeren.5 [Zie suggestie 2 op p. 177.]

Het was president Brigham Young die een van de eerste toespraken in deze vallei [van het Grote Zoutmeer] hield, en hij waarschuwde de mensen om de sabbat te eren en heilig te houden. En hoe moeilijk hun omstandigheden ook waren, ze mochten op zondag geen werk verrichten. (…) De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen spoort haar leden aan de sabbat te gedenken en heilig te houden, omdat dat onze hemelse Vader behaagt.6

Laten we deze jongens en meisjes [van de kerk] van jongs af aan leren wat de Heer wil dat ze doen op de sabbat, en het zal u verbazen wat voor invloed dat zal hebben op de gemeenschap waarvan zij deel uitmaken. Tenzij de wereld zich bekeert van haar achteloosheid en onverschilligheid, tenzij wij, heiligen der laatste dagen, ons bekeren van onze onverschilligheid jegens de heilige dag van onze hemelse Vader, zullen we niet alle vreugde en geluk krijgen die we hier verlangen te genieten, noch zullen die ons in de eeuwigheid ten deel vallen.7

Sommigen mensen lijken te denken dat als zij de zondagse dienst bijwonen of een deel van hun zondagse plichten vervullen, het hen daarna vrij staat om vertier te zoeken en deel te nemen aan bezigheden die onverenigbaar zijn met de geest van de sabbat, terwijl ze toch in de gunst bij onze Vader willen blijven staan. Ik zeg u dit: als de leden van de kerk, die beter moeten weten, de sabbat blijven ontheiligen met hun wereldse pleziertjes, zullen zij hun geloof kwijtraken; en de Geest van onze hemelse Vader zal Zich aan hen onttrekken.8

De sabbat overtreden is geen kleinigheid. Ik zeg u dat u, elke keer dat u de sabbat overtreedt, verlies lijdt; u verliest meer dan u wint, ongeacht wat u ermee denkt te winnen.9

Het is ondankbaar om te vergeten dat de zondag de dag des Heren is, zoals sommigen onder ons lijken te doen. Hij heeft de zevende dag aangewezen, niet om die een last te laten zijn, maar om vreugde in ons leven te brengen en ervoor te zorgen dat ons huis een vergaderplek voor ons gezin is, waar ouders en kinderen zich om de haard scharen om de liefde te laten bloeien. (…)

Gedenk en heilig de sabbat, heiligen der laatste dagen, want dat zal u grote vreugde brengen en onze hemelse Vader zal u de zegeningen schenken die het gevolg zijn van uw gehoorzaamheid aan zijn advies en raad.10

Naar de kerk gaan is een belangrijk onderdeel van de sabbat heiligen.

Als we doen wat onze hemelse Vader van ons verwacht, gaan we op de sabbat naar zijn heilig huis en nemen daar deel aan het avondmaal ter herinnering aan het offer dat voor ons door de Verlosser van het mensdom is gebracht.11

Deze dag [de sabbatdag] is de heilige dag des Heren; een dag die Hij heeft aangewezen om Hem te vereren; en in deze laatste dagen heeft Hij een aanvullend gebod gegeven, dat wij op zijn heilige dag naar het huis van gebed en vasten gaan, en daar onze fouten belijden en ons getuigenis aan elkaar geven [zie LV 59:9–12]. (…)

In dit prachtige tijdperk kunnen mensen thuis in hun leunstoel naar muziek en naar openbare toespraken en redevoeringen luisteren; zij kunnen thuis blijven en wellicht het gevoel hebben dat ze daar hetzelfde krijgen als wat ze zouden krijgen als ze naar de kerkdienst gingen.

De heiligen der laatste dagen zouden beter moeten weten. Het is niet alleen het woord dat ons ten goede komt, maar het is de invloed die in onze kerken aanwezig is en van onze hemelse Vader komt, die van belang is. We mogen thuis dan een radio hebben, maar we zullen er geestelijk niet zo door worden gesterkt als wanneer we op zijn heilige dag naar het huis des Heren gaan, waar we aan het avondmaal deelnemen, waar we bidden en de zegeningen van onze hemelse Vader afsmeken, en waar we een getuigenis van de waarheid krijgen waarmee het mensdom te redden is.12 [Zie suggestie 3 op p. 177.]

Het is een heilig voorrecht om op de sabbat aan het avondmaal deel te nemen.

Ik denk dat de meesten van ons wel beseffen wat een voorrecht het is om in vrede en eerbied samen te komen en de zinnebeelden van het gebroken lichaam en het vergoten bloed van de Meester te nuttigen. Het behoort voor ons een uiterst heilige en plechtige gebeurtenis te zijn, en ik ga ervan uit dat dit zo is, als wij beseffen dat we onze verbonden hernieuwen met Hem die zijn leven heeft neergelegd om onze opstanding en verhoging te bewerkstelligen. Als we die zinnebeelden nuttigen, beseffen we allen, daar ben ik zeker van, dat het avondmaal, dat Hij vóór zijn dood heeft ingesteld, ons in alle eeuwigheid tot steun, inspiratie en zegen zal zijn.13

Het avondmaal is van groot belang. De Heer heeft zelf voorgeschreven dat we deze zinnebeelden nuttigen. Er zijn veel mensen die geloven dat ze zich moeten laten dopen en andere verordeningen van het evangelie moeten ontvangen, maar toch staan ze onverschillig en lichtzinnig tegenover het avondmaal van de Heer. Het werd door onze hemelse Vader zo belangrijk geacht dat de heiligen door zijn geliefde Zoon en de apostelen en profeten, zoals u in de Schriften kunt lezen, werden aangespoord om er regelmatig aan deel te nemen. Drie van de evangelisten [schrijvers van een evangelie] verwijzen ernaar [zie Matteüs 26:26–28; Marcus 14:22–24; Lucas 22:19–20] en daaruit blijkt dat in de Schriften veelvuldig het belang van het avondmaal aan de orde komt, zoals dat door de Heer zelf is gepredikt toen Hij op aarde was. Onze Vader in de hemel geeft ons geen geboden of adviezen die niet belangrijk zijn. Hij onderwijst ons om ons op te bouwen, om tot onze groei en ontwikkeling bij te dragen; en als we zijn raad opvolgen, zal dat ons voorbereiden op onze terugkeer in zijn tegenwoordigheid. (…) Het wordt van ons verwacht dat we elke sabbat samenkomen en de zinnebeelden van het lichaam en bloed van onze herrezen Verlosser nuttigen. (…)

Er wordt ook naar verwezen in het achttiende hoofdstuk van 3 Nephi, waar de Heiland de mensen op dit [het Amerikaanse] continent onderrichtte, net zoals Hij zijn discipelen in de oude wereld had gedaan, om het avondmaal in acht te nemen. Dat gaat als volgt:

‘En toen de menigte had gegeten en verzadigd was, zeide Hij tot de discipelen: Zie, er zal er één onder u worden geordend, en hem zal Ik de macht geven om brood te breken en het te zegenen en het aan het volk van mijn kerk te geven, aan allen die geloven en zich in mijn naam laten dopen.

‘En dit zult gij altijd nauwgezet doen zoals Ik het heb gedaan, zoals Ik brood heb gebroken en het heb gezegend en het aan u heb gegeven.’

(…) En het volgende vers gaat als volgt:

‘En dit zult gij doen ter gedachtenis van mijn lichaam, dat Ik u heb getoond. En het zal een getuigenis tot de Vader zijn dat gij Mij altijd indachtig zijt. En indien gij Mij altijd indachtig zijt, zult gij mijn Geest bij u hebben.’ [3 Nephi 18:5–7.]

(…) Daarenboven weten we dat de Heer in onze tijd een openbaring over dat onderwerp heeft gegeven. In afdeling 20 van de Leer en Verbonden geeft de Heer ons aanwijzingen over de kwestie. In die openbaring, beginnend bij vers 75, zegt Hij:

‘Het is raadzaam dat de kerk dikwijls tezamen komt om te nemen van het brood en de wijn ter gedachtenis van de Here Jezus;

‘en de ouderling of priester moet het bedienen; en op deze wijze moet hij het bedienen: hij knielt met de kerk neer en roept de Vader in plechtig gebed aan, zeggende:’

Let op het prachtige gebed dat volgt (…):

‘O God, eeuwige Vader, wij vragen U in de naam van uw Zoon, Jezus Christus, dit brood te zegenen en te heiligen voor de zielen van allen die ervan nemen, opdat zij mogen eten ter gedachtenis van het lichaam van uw Zoon en U, o God, eeuwige Vader, betuigen dat zij gewillig zijn de naam van uw Zoon op zich te nemen en Hem altijd indachtig te zijn, en zijn geboden te onderhouden die Hij hun heeft gegeven, opdat zij zijn Geest altijd bij zich mogen hebben. Amen.’ [LV 20:75–77.]

Het gebed en de zegen over het water is bijna hetzelfde [zie LV 20:78–79].

Hoe heilig, hoe uitermate heilig, zijn de gedachten die in het avondmaalsgebed worden verwoord. Ik spoor u aan, broeders, wanneer u het avondmaal bedient, de exacte woorden uit de openbaring te gebruiken (…) en dat met de Geest van de Heer te doen. Als we deze gebeden oplezen, behoren we de gevoelens te hebben die de opgelezen woorden tot uiting brengen.14

Ik ben weleens bang dat er soms bij de bediening van het avondmaal in onze diensten niet de plechtige geest heerst die er behoort te zijn. Het is zo’n heilig voorrecht. (…) Wie aan het avondmaal [deelnemen], dienen zich bewust te zijn van de plicht die in het gebed wordt verwoord.15 [Zie suggestie 4 op p. 177.]

Waardige deelname aan het avondmaal hernieuwt onze geestelijke kracht.

We nuttigen voedsel — dat wil zeggen, we eten brood en drinken water enzovoort, om ons lichaam te voeden. Het is net zo noodzakelijk dat we de zinnebeelden van het lichaam en bloed van onze herrezen Heer nuttigen om geestelijk sterk te worden. We hebben gezien dat mannen en vrouwen die jarenlang niet aan het avondmaal deelnemen geleidelijk de Geest van onze hemelse Vader verliezen; zij verspelen zijn gezelschap, omdat zij die zegen lieten voor wat hij was en er niet hun voordeel mee hebben gedaan. (…)

Ik heb een schrifttekst uit het elfde hoofdstuk van 1 Korintiërs voor mij liggen, beginnend bij het 23ste vers, waar staat:

‘Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam,

‘de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis.

‘Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis.

‘Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.

‘Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren.

‘Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker.

‘Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.

‘Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen.’ [1 Korintiërs 11:23–30.]

(…) Ik wil uw aandacht vestigen op het feit dat het gevaarlijk is om onwaardig [aan het avondmaal deel te nemen]. Voordat we het avondmaal gebruiken, behoort ons hart zuiver te zijn; onze handen behoren rein te zijn; we behoren wars te zijn van elke vijandigheid jegens onze naasten; we behoren op goede voet met onze medemens te leven; en we behoren het verlangen te hebben om de wil van onze Vader te doen en al zijn geboden te onderhouden. Als we dat doen, zal de deelname aan het avondmaal ons tot zegen zijn en zullen we geestelijk sterker worden. (…)

(…) We behoren de verbonden die we met onze Vader sluiten serieus te overwegen. Laten we nauwkeurig aandacht schenken aan die verbonden en erop letten dat we waardig eten en drinken, tot zegen van onze ziel en voor meer geestelijke kracht. Die zegeningen komen u toe, broeders en zusters die tot het huisgezin des geloofs behoren. Laten we ze waarderen en ze waardig zijn, dat ons geloof gestalte in ons leven zal krijgen. Laat niemand van ons onder veroordeling zijn door onwaardig aan het avondmaal deel te nemen en zich zo het gezelschap van de Geest van onze Vader te ontzeggen.16

We behoren nederig aan het [avondmaal] deel te nemen, met reine handen en een zuiver hart, en met het verlangen om onze Vader welgevallig te zijn; dan zullen we er waardig aan deelnemen en ons verheugen in de zegen die ons ten deel valt.17

Moge de Heer ons zegenen; moge zijn Geest voortdurend op ons worden uitgestort. Mogen wij elkaar liefhebben, zoals de Vader ons geboden heeft. Als we waardig aan het avondmaal deelnemen, kunnen we elkaar liefhebben, zoals onze Vader dat heeft geboden; denk eraan dat Hij tegen ons heeft gezegd: ‘Indien gij niet één zijt, zijt gij de mijnen niet.’ [LV 38:27.]18 [Zie suggestie 5 op p. 177.]

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over de onderstaande ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u voorbereidt op uw les. Zie pp. V–VII voor meer informatie.

  1. Lees de laatste alinea op pagina 169. Wat voor indruk zou de president van de kerk hebben als hij de avondmaalsdienst in uw wijk of gemeente bijwoonde? Wat kunt u persoonlijk doen om meer eerbied te tonen voor de Heer en het avondmaal?

  2. Overweeg president Smiths woorden in de tweede en derde alinea op p. 170. Hoe zou de samenleving erop vooruitgaan als meer mensen de sabbat heiligden? Hoe kunnen ons gezin en anderen er op gepaste wijze toe gebracht worden om de sabbatsheiliging als een zegen in plaats van een last te zien?

  3. Wat zijn zoal de voordelen van op zondag de eredienst bijwonen, die we niet hebben als we thuis het evangelie bestuderen? (Zie p. 172 voor enkele voorbeelden; zie ook LV 59:9–12.)

  4. Lees de paragraaf die op p. 172 begint en overdenk wat u kunt doen om de verordening van het avondmaal zinvoller voor u te maken. Hoe kunnen we kinderen doeltreffend voorbereiden op eerbiedige deelname aan het avondmaal?

  5. Lees de laatste vier alinea’s van leringen (p. 176) en kijk wat ons volgens president Smith kwalificeert voor deelname aan het avondmaal. Waarom denkt u dat waardige deelname aan het avondmaal ertoe leidt dat onze geestelijke kracht toeneemt?

Relevante teksten: Exodus 20:8–11; Jesaja 58:13–14; Matteüs 18:20; 3 Nephi 18:1–12; 20:8–9; Moroni 6:5–6

Onderwijstip: ‘Een bedreven leerkracht denkt niet: “Wat zal ik vandaag eens brengen?”, maar vraagt zich af: “Wat zal ik mijn cursisten vandaag eens laten doen?”; niet: “Wat zal ik ze vandaag vertellen?”, maar: “Hoe kan ik mijn cursisten laten ontdekken wat ze nodig hebben?”’ (Virginia H. Pearce, Onderwijzen — geen grotere roepingp. 61).

Noten

  1. Conference Report, oktober 1948, p. 188.

  2. Conference Report, april 1908, pp. 34–35.

  3. Conference Report, oktober 1937, p. 50.

  4. ‘A Faith Founded upon Truth’, Deseret News, 17 juni 1944, kerkkatern, p. 4.

  5. Conference Report, oktober 1935, p. 120.

  6. Conference Report, april 1948, pp. 13–14.

  7. ‘Tribute to Richard Ballantyne’, Instructor, november 1946, p. 505.

  8. ‘Faith—and Life’, Improvement Era, april 1949, p. 252.

  9. Conference Report, oktober 1948, p. 188.

  10. Conference Report, oktober 1932, p. 23.

  11. Conference Report, oktober 1932, p. 23.

  12. Deseret News, 31 januari 1925, kerkkatern 3, p. 4.

  13. ‘The Sacredness of the Sacrament’, Improvement Era, april 1946, p. 206.

  14. Conference Report, april 1908, pp. 35–37.

  15. ‘The Sacredness of the Sacrament’, p. 206.

  16. Conference Report, april 1908, pp. 34–35, 37.

  17. Conference Report, april 1908, p. 36.

  18. Conference Report, april 1908, p. 37.

‘Gedenk en heilig de sabbat, heiligen der laatste dagen, want dat zal u grote vreugde brengen.’

‘Het avondmaal, dat [de Meester] vóór zijn dood heeft ingesteld, zal ons in alle eeuwigheid tot steun, inspiratie en zegen zijn.’