Waarom we VOOR DE DODEN DOPEN

Omdat Adam is gevallen, ondergaat iedereen de lichamelijke dood (zie Mozes 6:48). Bij het overlijden, wordt de geest van het lichaam gescheiden en gaat de geest, in afwachting van de opstanding, naar de geestenwereld.

De geestenwereld is verdeeld in het paradijs en de gevangenis in de geestenwereld. De mensen die gedoopt zijn en heel hun sterfelijk leven getrouw bleven, gaan naar het paradijs. Dat is een plek van rust, vrede en vreugde. Jezus Christus bezocht en onderwees de geesten in het paradijs tussen zijn dood en opstanding (zie LV 138:18-27).

Goede mensen die sterven zonder kennis van het evangelie gaan naar de gevangenis in de geestenwereld. Dat is ook de bestemming van hen die tijdens hun leven ongehoorzaam of goddeloos waren. De rechtschapen geesten prediken het evangelie aan deze mensen. Zo krijgen zij de kans om het evangelie te aanvaarden en zich te bekeren (zie LV 138:28-37). Zonder een lichaam kunnen zij zich echter niet laten dopen of deelhebben aan de andere verordeningen die noodzakelijk zijn voor het eeuwige leven. (Zie Alma 40:14.)

Gelukkig is onze hemelse Vader barmhartig, liefdevol en rechtvaardig. Daarom zorgt Hij ervoor dat al zijn kinderen gered kunnen worden. En daar kun jij bij helpen. Als je plaatsvervangende verordeningen ontvangt voor anderen, krijgen zij de kans om die verordeningen te aanvaarden. Jij kunt hen verder helpen op hun pad naar het eeuwige leven door voor ze te doen waartoe zij zelf niet meer in staat zijn. Deze bekeerde zielen kunnen ‘worden verlost door gehoorzaamheid aan de verordeningen van het huis van God’ (LV 138:58; zie ook vers 59). Jij kunt blijdschap ervaren door iemand in de gevangenis te helpen deze essentiële verordeningen te ontvangen.

Dankzij de opstanding van Jezus Christus, zal iedereen die op aarde geboren is, de lichamelijke dood overwinnen en herrijzen (Zie 1 Korinthe 15:22). Jezus zei: ‘Want Ik leef en u zult leven’ (Johannes 14:19). In de opstanding zal iedere geest verenigd worden met zijn lichaam. Dit betekent iedereen, zij die goddeloos geleefd hebben, zij die rechtschapen geleefd hebben en zij die zich bekeerd hebben en plaatsvervangende verordeningen na hun dood hebben ontvangen.

Wanneer iedereen is herrezen, zal iedereen God ontmoeten en geoordeeld worden ‘naar [zijn] werken’ (3 Nephi 27:15), ook voor zijn aanvaarding van de verordeningen (3 Nephi 27:16–20). Alleen zij die de evangelieverordeningen (in levende lijve of door tempelwerk) hebben ontvangen en de geboden zijn nagekomen die samengaan met deze verordeningen zullen het eeuwige leven hebben.