Kerkgeschiedenis
Het Boek van Mormon en DNA-onderzoek


Afbeelding
DNA-streng

Het Boek van Mormon en DNA-onderzoek

Overzicht

De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen bevestigt dat het Boek van Mormon heilige Schriftuur is, vergelijkbaar met de Bijbel. Het bevat een verslag van Gods handelingen met drie groepen mensen die vanuit het Nabije Oosten of West-Azië naar het Amerikaanse continent gemigreerd zijn, honderden jaren vóór de Europeanen het ontdekten.1

Hoewel het voornaamste doel van het Boek van Mormon niet zozeer historisch als wel geestelijk is, hebben sommige mensen zich afgevraagd of de migraties die erin beschreven worden, verenigbaar zijn met wetenschappelijk onderzoek in het oude Amerika. De discussie richt zich vooral op het gebied van de bevolkingsgenetica en de ontwikkelingen in de DNA-wetenschap. Sommigen stellen dat de migraties die in het Boek van Mormon worden beschreven, niet hebben plaatsgevonden omdat het meeste DNA dat tot op heden bij de hedendaagse inwoners van die landen is geanalyseerd, het meeste op dat van bevolkingsgroepen uit Oost-Azië lijkt.2

De basisprincipes van de bevolkingsgenetica vragen echter om een genuanceerdere benadering van de gegevens. Net als in elke wetenschap zijn de conclusies uit genetisch onderzoek hypothetisch; er moet nog veel onderzoek gedaan worden om een volledig beeld van de herkomst van de autochtone bevolkingsgroepen van het Amerikaanse continent te krijgen. Over het DNA van de volken in het Boek van Mormon is niets bekend, en al was hun genetisch profiel wel bekend, dan nog zijn er goede wetenschappelijke redenen waarom het niet gedetecteerd wordt. Om diezelfde redenen zijn de argumenten van sommige voorstanders van het Boek van Mormon op basis van DNA-onderzoek ook speculatief. Kort gezegd kan op basis van DNA-onderzoek geen eenduidige conclusie worden getrokken over de historische authenticiteit van het Boek van Mormon.

De voorouders van de indianen

De bewijzen die tot op heden zijn verzameld, lijken erop te wijzen dat de meeste autochtone Amerikanen overwegend Aziatisch DNA hebben.3 Wetenschappers vermoeden dat vóór de periode die in het Boek van Mormon wordt beschreven, een relatief kleine groep mensen vanuit Noordoost-Azië via een landbrug die Siberië met Alaska verbond, naar het Amerikaanse continent migreerde.4 Deze mensen, zo stellen de wetenschappers, verspreidden zich snel over Noord- en Zuid-Amerika en waren waarschijnlijk de eerste voorouders van de hedendaagse indianen.5

Het Boek van Mormon geeft weinig directe informatie over culturele contacten tussen de volken die erin beschreven worden en anderen die mogelijk in de buurt leefden. Daarom namen veel van de eerste heiligen der laatste dagen aan dat mensen uit het Nabije Oosten of West-Azië zoals Jared, Lehi, Mulek en hun reisgenoten de eerste, de grootste of zelfs de enige groepen waren die zich op het Amerikaanse continent hadden gevestigd. Uitgaande van deze aanname stellen tegenstanders dat het Boek van Mormon de aanwezigheid van andere grote bevolkingsgroepen op het Amerikaanse continent uitsluit en dat DNA uit het Nabije Oosten daarom onder hedendaagse autochtone groepen makkelijk te vinden moet zijn.

Het Boek van Mormon zelf beweert echter niet dat de volken die erin beschreven worden de overheersende of enige bewoners waren van het landen waar ze zich vestigden. De tekst bevat zelfs culturele en demografische aanwijzingen voor de aanwezigheid van andere groepen.6 In de algemene conferentie in april 1929 waarschuwde president Anthony W. Ivins van het Eerste Presidium: ‘We moeten heel voorzichtig zijn met de conclusies die we trekken. In het Boek van Mormon staat niet dat hier niemand was vóór [de volken uit het Boek van Mormon]. Er staat ook niet in dat er geen mensen ná hen zijn gekomen.’7

Joseph Smith lijkt open te hebben gestaan voor de gedachte dat er ook andere migraties zijn geweest dan in het Boek van Mormon worden beschreven.8 Veel leiders en wetenschappers van de kerk hebben in de afgelopen eeuw vastgesteld dat het verslag in het Boek van Mormon alle ruimte laat voor de aanwezigheid van andere gevestigde bevolkingsgroepen.9 Dit beeld komt naar voren in de herziening uit 2006 van de inleiding in het Boek van Mormon, waar staat dat de volken in het Boek van Mormon ‘tot de voorouders van de indianen behoren’.10

Het is niet bekend in hoeverre er huwelijken en genetische vermenging plaatsvonden tussen de volken van het Boek van Mormon of hun afstammelingen en andere bewoners van het Amerikaanse continent, hoewel er kennelijk wel sprake is van enige vermenging, zelfs in de periode die in het boek wordt beschreven.11 Het lijkt duidelijk dat het DNA van de volken van het Boek van Mormon slechts een klein deel van alle DNA in het oude Amerika uitmaakt. In deze tijd hun DNA terugvinden en duidelijk identificeren, vraagt mogelijk meer van de bevolkingsgenetica dan deze kan bieden.

Genetisch bewijs interpreteren

Een kort overzicht van de basisprincipes van de genetica zal duidelijk maken hoe wetenschappers DNA gebruiken om oude bevolkingsgroepen te bestuderen. Het onderstreept ook hoe moeilijk het is om op basis van genetisch onderzoek conclusies over het Boek van Mormon te trekken.

DNA – de instructies voor het opbouwen en in stand houden van het leven – bevindt zich in de kern van bijna elke menselijke cel. Het is gerangschikt in 46 eenheden die chromosomen worden genoemd – 23 van elke ouder. Deze chromosomen bevatten ongeveer 3,2 miljard instructies. Twee willekeurige mensen hebben ongeveer 99,9 procent van hun genetische rangschikking gemeen, maar de duizenden kleine verschillen zorgen voor de enorme variatie tussen mensen.

Genetische variatie ontstaat door wat genetici willekeurige mutaties noemen. Mutaties zijn fouten die optreden als DNA tijdens de vorming van voortplantingscellen gekopieerd wordt. Deze mutaties stapelen zich in de loop van de tijd en van generatie op generatie op, wat tot unieke genetische profielen leidt. Het overervingspatroon van de eerste 22 chromosoomparen (autosomen genoemd) wordt gekenmerkt door continue herverdeling: de helft van het DNA van zowel de vader als van de moeder herschikt zich om het DNA van hun kinderen te vormen. Het 23e chromosoompaar bepaalt het geslacht van een kind (XY voor een man, XX voor een vrouw). Omdat alleen mannen het Y-chromosoom hebben, erft een zoon dit chromosoom overwegend intact van zijn vader.

Menselijke cellen bevatten ook DNA in een serie celbestanddelen die mitochondriën worden genoemd. Mitochondriaal DNA is relatief klein – bevat ongeveer 17.000 instructies – en wordt overwegend intact van de moeder geërfd. Een moeder geeft haar mitochondriale DNA aan al haar kinderen door, maar alleen haar dochters geven hun mitochondriale DNA aan de volgende generatie door.

Mitochondriaal DNA was het eerste type DNA waarvan de sequentie werd vastgesteld en daarmee het eerste waarmee genetici bevolkingsgroepen onderzochten. Naarmate de technologie verbeterd werd, konden genetici door autosomaal DNA te analyseren complexere onderzoeken verrichten met combinaties van meerdere genetische merkers.

Populatiegenetici proberen met hedendaagse en oude DNA-monsters de herkomst, migraties en relaties van bevolkingsgroepen te reconstrueren. Met de beschikbare gegevens hebben wetenschappers combinaties van mutaties geïdentificeerd die kenmerkend zijn voor bevolkingsgroepen in verschillende delen van de wereld. Unieke profielen van mitochondriaal DNA en Y-chromosomen worden haplogroepen genoemd.12 Wetenschappers duiden deze haplogroepen met letters van het alfabet aan.13

Op dit moment is de wetenschappelijke consensus dat de meeste autochtone Amerikanen tot subgroepen van de Y-chromosoom-haplogroepen C en Q14 en de mitochondriale DNA-haplogroepen A, B, C, D en X behoren, die alle via migraties uit Oost-Azië naar het Amerikaanse continent lijken te zijn gekomen.15 Lopende onderzoeken blijven nieuwe inzichten opleveren die eerdere conclusies zowel aanvechten als bevestigen.16 Zo geeft een onderzoek uit 2014 aan dat wel een derde van het autochtone Amerikaanse DNA oorspronkelijk uit Europa of West-Azië afkomstig is. Aan de hand van dit bewijs concluderen wetenschappers dat sommige Europeanen of West-Aziaten in oostelijke richting trokken en zich vermengden met een groep die uiteindelijk duizenden jaren vóór de gebeurtenissen die in het Boek van Mormon worden beschreven, naar het Amerikaanse continent emigreerde.17

Er komen aanvullende DNA-merkers uit Europa, West-Azië en Afrika voor in het DNA van hedendaagse autochtone bevolkingsgroepen, maar het is moeilijk vast te stellen of zij het gevolg zijn van migraties van vóór de tijd van Columbus, zoals die welke in het Boek van Mormon worden beschreven, of dat ze het gevolg zijn van genetische vermenging na de Europese veroveringen. 18 Dat komt deels door het feit dat de ‘moleculaire klok’ die door wetenschappers wordt gebruikt om DNA-merkers te dateren, niet accuraat genoeg is om het precieze tijdstip vast te stellen van migraties die enkele honderden of zelfs enkele duizenden jaren geleden hebben plaatsgevonden.19 Bovendien is er op dit moment geen moleculaire klok voor volledige genomes.

Wetenschappers sluiten niet uit dat er mogelijk nog andere, kleinschalige migraties naar het Amerikaanse continent zijn geweest.20 Zo veronderstellen wetenschappers op basis van een genetische analyse uit 2010 van een goed gepreserveerde, 4000 jaar oude Paleo-Eskimo in Groenland dat er naast groepen uit Oost-Azië ook een andere groep mensen naar het Amerikaanse continent is gemigreerd.21 In een commentaar op dit onderzoek heeft populatiegeneticus Marcus Feldman van de Stanford University gezegd: ‘Modellen die uitgaan van één enkele migratie worden in het algemeen als geïdealiseerde systemen beschouwd. […] Er kunnen millennia lang al kleine aantallen migraties hebben plaatsgevonden.’22

Het stichtereffect

Een van de redenen waarom het moeilijk is om op basis van DNA-bewijs definitieve conclusies over de volken van het Boek van Mormon te trekken, is dat er niets bekend is over het DNA dat Lehi, Sariah, Ismaël en anderen naar het Amerikaanse continent hebben gebracht. Zelfs als genetici een database hadden van het DNA dat nu onder alle hedendaagse indianen bestaat, zou het onmogelijk zijn om precies te weten waarnaar ze moesten zoeken. Het is mogelijk dat elk lid van de emigrerende partijen uit het Boek van Mormon DNA had dat karakteristiek is voor het Nabije Oosten, maar het is net zo goed mogelijk dat sommigen van hen DNA hadden dat meer kenmerkend voor andere regio’s was. In dat geval zouden hun nakomelingen een genetisch profiel erven dat, gezien het vertrekpunt van de familie, onverwacht was. Dit fenomeen wordt het stichtereffect genoemd.

Dr. Ugo A. Perego, populatiegeneticus en heilige der laatste dagen, is hier een voorbeeld van. Genealogisch gezien stamt hij af van meerdere generaties Italianen, maar het DNA van zijn vaders kant komt uit een tak van de Aziatische/autochtoon Amerikaanse haplogroep C. Dat betekent waarschijnlijk dat er, op enig moment, door een migratie vanuit Azië naar Europa, DNA is geïntroduceerd dat niet kenmerkend was voor de geboortestreek van de familie Perego.23 Als Perego en zijn familie een afgezonderd stuk land koloniseerden, zouden toekomstige genetici die de Y-chromosomen van zijn nakomelingen onderzochten tot de conclusie kunnen komen dat de oorspronkelijke kolonisten van dat stuk land uit Azië kwamen en niet uit Italië. Uit dat hypothetische voorbeeld blijkt dat conclusies over de genetica van de populatie gebaseerd moeten worden op een duidelijk beeld van het DNA van de stichters van de populatie. In het geval van het Boek van Mormon is dergelijke duidelijke informatie niet beschikbaar.

Populatieflessenhals en genetische drift

En het stichtereffect is niet het enige probleem. Zelfs als met hoge mate van zekerheid vaststond dat de in het Boek van Mormon beschreven emigranten DNA hadden dat als karakteristiek voor het Nabije Oosten kan worden beschouwd, is het heel goed mogelijk dat hun DNA-merkers de tussenliggende eeuwen niet hebben overleefd. Door begrippen waar wetenschappers goed bekend mee zijn, zoals populatieflessenhals en genetische drift, gaan genetische merkers vaak verloren of wordt het bijna onmogelijk om deze merkers nog waar te nemen.

Populatieflessenhals

Een populatieflessenhals is het verlies van genetische variatie dat optreedt als een groot deel van de populatie door een natuurramp, epidemie, grootschalige oorlog of andere calamiteit overlijdt. Daardoor kunnen bepaalde genetische profielen sterk worden gereduceerd of zelfs geheel geëlimineerd. In zulke gevallen kan een populatie met de tijd door mutaties wel weer genetische diversiteit krijgen, maar veel van de diversiteit die daarvoor bestond, is onherstelbaar verloren gegaan.

Afbeelding
illustratie van een populatieflessenhals

Illustratie van een populatieflessenhals. Door een ingrijpende krimp van de populatie zijn bepaalde genetische profielen (hier weergegeven met de gele, oranje, groene en paarse cirkels) verloren gegaan. Volgende generaties erven alleen het DNA van de overlevenden.

Behalve de catastrofale oorlog aan het einde van het Boek van Mormon, zetten de Europese veroveringen van het Amerikaanse continent in de 15e en 16e eeuw een soortgelijke cascade van gebeurtenissen in gang. Door oorlog en de verspreiding van ziekten werden veel autochtone Amerikaanse bevolkingsgroepen ingrijpend gereduceerd.24 Een moleculair antropoloog heeft geconstateerd dat die veroveringen ‘de hele indiaanse populatie door een genetische flessenhals hebben geperst’. Hij concludeerde dat ‘deze populatieafname de genetica van de overlevende groepen voor altijd heeft veranderd, waardoor het veel moeilijker is geworden om de precolumbiaanse genetische structuur van de meeste groepen in de Nieuwe Wereld te reconstrueren.’25

Genetische drift

Genetische drift is het geleidelijke verlies van genetische merkers in kleine bevolkingsgroepen als gevolg van toevallige gebeurtenissen. Dit verschijnsel wordt vaak op deze eenvoudige wijze geïllustreerd:

Vul een pot met 20 knikkers: 10 rode, 10 blauwe. De pot vertegenwoordigt een populatie, de knikkers vertegenwoordigen mensen met verschillende genetische profielen. Trek een willekeurige knikker uit deze populatie, noteer de kleur en leg hem terug in de pot. Elke trekking vertegenwoordigt de geboorte van een kind. Doe 20 trekkingen om een nieuwe generatie binnen de populatie te simuleren. De tweede generatie zou een gelijk aantal van elke kleur kunnen hebben, maar waarschijnlijker is dat er nu ongelijke aantallen van de twee kleuren zijn.

Voordat u een derde generatie trekt, past u de verhouding van elke kleur in de pot aan om de nieuwe mix van genetische profielen in de genenpool weer te geven. Met volgende trekkingen zal de nu ongelijke mix ertoe leiden dat de dominante kleur steeds vaker getrokken wordt. Na verloop van meerdere generaties zal deze ‘drift’ naar de ene kleur er bijna zeker toe leiden dat de andere kleur verdwijnt.

Afbeelding
illustratie van genetische drift

Illustratie van genetische drift met gekleurde knikkers.

Deze oefening illustreert het overervingspatroon van genetisch materiaal in de loop van meerdere generaties en laat zien hoe drift kan leiden tot het verlies van genetische profielen. Het effect van drift is vooral onmiskenbaar in kleine, geïsoleerde bevolkingsgroepen of in gevallen waarin een kleine groep met een kenmerkend genetisch profiel zich vermengt met een veel grotere populatie van een andere herkomst.

Uit een onderzoek in IJsland waarin zowel genetische als genealogische gegevens werden gecombineerd, blijkt dat de meeste mensen die vandaag de dag in dat land leven hun mitochondriaal DNA hebben geërfd van slechts een gering percentage van de mensen die daar niet meer dan 300 jaar geleden woonden.26 Het mitochondriale DNA van de meeste IJslanders die daar op dat moment woonden, heeft het willekeurige effect van de drift gewoon niet overleefd. Het is goed denkbaar dat veel van het DNA van de volken van het Boek van Mormon het om dezelfde reden niet hebben overleefd.

Genetische drift treedt vooral op in mitochondriaal DNA en Y-chromosoom-DNA, maar leidt ook tot het verlies van variatie in autosomaal DNA. Als een kleine populatie zich met een grote vermengt, worden combinaties van autosomale merkers die kenmerkend voor de kleinere groep zijn, snel overspoeld of weggevaagd door die van de grotere. De merkers van de kleinere groep worden snel zeldzaam in de gecombineerde populatie en kunnen door de gevolgen van genetische drift en flessenhals zoals hierboven beschreven, uitsterven. Daarnaast levert de herschikking en recombinatie van autosomaal DNA van generatie op generatie nieuwe combinaties van merkers op waarin het overheersende genetische signaal uit de grotere oorspronkelijke populatie komt. Dit kan de combinaties van merkers die kenmerkend zijn voor de kleinere groep zo uitdunnen dat ze niet betrouwbaar geïdentificeerd kunnen worden.

De auteurs van een artikel uit 2008 in de American Journal of Physical Anthropology vatten de gevolgen van deze krachten bondig samen: ‘Genetische drift heeft een belangrijke invloed gehad [op de genetica van de autochtone Amerikanen], en heeft samen met een grootschalige populatiecrash, door contact met Europeanen, de haplogroepfrequenties veranderd waarbij veel haplotypes verloren zijn gegaan.’27 Genetische profielen kunnen geheel verloren gaan en combinaties die eens hebben bestaan, kunnen zo verwateren dat ze moeilijk zijn waar te nemen. Daarom kunnen delen van een populatie wel genealogisch aan een persoon of groep gelinkt worden, maar niet het DNA hebben dat aan die voorouders wordt toegeschreven. Met andere woorden, indianen met voorouders onder de volken van het Boek van Mormon kunnen die relatie op grond van hun DNA mogelijk niet bevestigen.28

Tot slot

Hoewel voor- en tegenstanders van het Boek van Mormon graag hun standpunten met DNA-onderzoek zouden staven, zijn de bewijzen gewoon niet eenduidig. Er is niets bekend over het DNA van de volken in het Boek van Mormon. Zelfs als dergelijke informatie bekend was, is het door fenomenen als de populatieflessenhals, genetische drift en postcolumbiaanse immigratie uit West-Eurazië onwaarschijnlijk dat hun DNA vandaag de dag kan worden waargenomen. Ouderling Dallin H. Oaks plaatst dan ook deze kanttekening: ‘Ons standpunt is dat de authenticiteit van het Boek van Mormon niet met seculier bewijs kan worden bewezen of ontkracht.’29

De schrijvers van het Boek van Mormon wilden vooral religieuze waarheden doorgeven en het geestelijke erfgoed van hun volk bewaren. Ze baden dat hun kroniek, ondanks de geprofeteerde vernietiging van het grootste deel van hun volk, bewaard zou blijven en eens zou bijdragen tot de herstelling van de kennis van de volheid van het evangelie van Jezus Christus. Hun belofte aan allen die het boek ‘met een oprecht hart, met een eerlijke bedoeling en met geloof in Christus’ bestuderen, is dat God ‘de waarheid ervan aan u [zal] openbaren door de macht van de Heilige Geest.’30 Voor talloze mensen die de authenticiteit van het boek op deze manier hebben beproefd, is het Boek van Mormon heilige Schriftuur die de macht heeft om hen dichter tot Jezus Christus te brengen.

De kerk dankt de wetenschappers die aan dit wetenschappelijke artikel hebben bijgedragen; hun werk wordt met toestemming gebruikt.

Oorspronkelijk in januari 2014 gepubliceerd. In april 2017 bijgewerkt.

Verwante thema’s

Boodschappen van kerkleiders

Video’s

‘Teachings of Joseph Smith: The Book of Mormon’

Leermiddelen

Algemene informatiebronnen

When Lehi’s Party Arrived in the Land, Did They Find Others There?Journal of Book of Mormon Studies

DNA and the Book of Mormon: A Phylogenetic Perspective’, Journal of Book of Mormon Studies

The Book of Mormon and the Origin of Native Americans from a Maternally Inherited DNA Standpoint’, BYU Religious Studies Center

Leringen van kerkpresidenten

  1. Zie de inleiding in het Boek van Mormon.

  2. In dit artikel wordt de term indianen gebruikt voor alle inheemse volken van zowel Noord- als Zuid-Amerika. Voor meer informatie over het verband tussen DNA-onderzoek en het Boek van Mormon in het algemeen, zie Ugo A. Perego, ‘Is Decrypting the Genetic Legacy of America’s Indigenous Populations Key to the Historicity of the Book of Mormon?’ Interpreter: A Journal of Mormon Scripture 12 (2014), 237–279; Michael F. Whiting, ‘DNA and the Book of Mormon: A Phylogenetic Perspective’, Journal of Book of Mormon Studies 12, nr. 1 (2003), 24–35; Daniel C. Peterson, red., The Book of Mormon and DNA Research (Provo, UT: Neal A. Maxwell Institute, 2008).

  3. Antonio Torroni en anderen, ‘Asian Affinities and Continental Radiation of the Four Founding Native American mtDNAs’, American Journal of Human Genetics 53 (1993), 563–590; Alessandro Achilli en anderen, ‘The Phylogeny of the Four Pan-American MtDNA Haplogroups: Implications for Evolutionary and Disease Studies’, PloS ONE 3, nr. 3 (maart 2008), e1764.

  4. Ugo A. Perego en anderen, ‘Distinctive Paleo-Indian Migration Routes from Beringia Marked by Two Rare mtDNA Haplogroups’, Current Biology 19 (2009), 1–8.

  5. Martin Bodner en anderen, ‘Rapid Coastal Spread of First Americans: Novel Insights from South America’s Southern Cone Mitochondrial Genomes’, Genome Research 22 (2012), 811–820.

  6. John L. Sorenson, ‘When Lehi’s Party Arrived in the Land, Did They Find Others There?’ Journal of Book of Mormon Studies 1, nr. 1 (herfst 1992), 1–34. Deze argumenten zijn meer recent samengevat in John L. Sorenson, Mormon’s Codex: An Ancient American Book (Provo, UT: Neal A. Maxwell Institute, 2013). Sorenson wijst erop dat indicatoren in de tekst van het boek het ‘onontkoombaar maken dat er gedurende de periode van de kroniek van de Nephieten, en waarschijnlijk ook in het tijdperk van de Jaredieten, grote bevolkingsgroepen in het “beloofde land” waren’ (‘When Lehi’s Party Arrived’, 34). Hoewel er verschillende plausibele hypothesen over de geografische locaties van de gebeurtenissen in het Boek van Mormon bestaan, neemt de kerk daarover geen officieel standpunt in, behalve dat de gebeurtenissen op het Amerikaanse continent hebben plaatsgevonden. Zie Het Boek van Mormon: boek voor de seminarieleerkracht (2012), 196.

  7. Anthony W. Ivins, Conference Report, april 1929, 15.

  8. ‘Facts Are Stubborn Things’, Times and Seasons 3 (15 september 1842), 922. Er is geen schrijver van dit artikel bekend, maar het is gepubliceerd onder redactie van Joseph Smith. Zie ook Hugh Nibley, Lehi in the Desert, The World of the Jaredites, There Were Jaredites (Salt Lake City and Provo, UT: Deseret Book and Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 1988), 250.

  9. Zie voor een bespreking van uitspraken over dit onderwerp: Matthew Roper, ‘Nephi’s Neighbors: Book of Mormon Peoples and Pre-Columbian Populations’, FARMS Review 15, nr. 2 (2003), 91–128.

  10. Introduction to the Book of Mormon, rev. red. (New York: Doubleday, 2006). In de inleiding, die geen deel van de tekst van het Boek van Mormon uitmaakt, stond eerder dat de Lamanieten ‘de voornaamste voorouders van de indianen zijn’. Zelfs deze uitspraak, voor het eerst in 1981 gepubliceerd, impliceert de aanwezigheid van anderen. (Introduction to the Book of Mormon, 1981 red.) In het begin van het Boek van Mormon slaat de naam Lamaniet op de nakomelingen van Laman en Lemuel (zie 2 Nephi 5:14 en Jakob 1:13). Honderden jaren later wordt hij gebruikt om al diegenen met een andere politieke of godsdienstige achtergrond dan de schrijvers van de platen aan te duiden (zie Helaman 11:24 en 4 Nephi 1:20).

  11. John L. Sorenson, ‘When Lehi’s Party Arrived’, 5–12.

  12. Peter A. Underhill en Toomas Kivisild, ‘Use of Y Chromosome and Mitochondrial DNA Population Structure in Tracing Human Migrations’, Annual Review of Genetics 41 (2007), 539–564.

  13. De benaming van haplogroepen volgt een gestandaardiseerde nomenclatuur van afwisselend letters van het alfabet en cijfers. Zie International Society of Genetic Genealogy, ‘Y-DNA Haplogroup Tree 2014’; en Mannis van Oven en Manfred Kayser M., ‘Updated Comprehensive Phylogenetic Tree of Global Human Mitochondrial DNA Variation’, Human Mutation 30 (2009), E386-E394.

    U gaat naar http://www.isogg.org/tree en http://www.phylotree.org.

    U verlaat nu een website van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Wij bieden de link naar deze website uitsluitend aan bij wijze van dienstverlening. Deze website hanteert andere gebruiksvoorwaarden, privacyregels en beveiligingsprocedures dan onze site. Met deze verwijzing onderschrijven noch garanderen wij de daarin aangeboden inhoud, producten of diensten.

  14. Vincenza Battaglia en anderen, ‘The First Peopling of South America: New Evidence from Y-Chromosome Haplogroup Q’, PLoS ONE 8, nr. 8 (augustus 2013), e71390.

  15. Ugo A. Perego en anderen, ‘The Initial Peopling of the Americas: A Growing Number of Founding Mitochondrial Genomes from Beringia’, Genome Research 20 (2010), 1174–1179; Jennifer Anne Raff en Deborah A. Bolnick, ‘Does Mitochondrial Haplogroup X Indicate Ancient Trans-Atlantic Migration to the Americas? A Critical Re-Evaluation’, PaleoAmerica 4, nr. 1 (2015), 297–303.

  16. Zie Rasmus Nielsen en anderen, ‘Tracing the People of the World through Genomics’, Nature 541 (2017), 302–310.

  17. Maanasa Raghavan en anderen, ‘Upper Palaeolithic Siberian Genome Reveals Dual Ancestry of Native Americans’, Nature, 505 (2014), 87–91.

  18. Stephen L. Zegura en anderen, ‘High-Resolution SNPs and Microsatellite Haplotypes Point to a Single, Recent Entry of Native American Y Chromosomes into the Americas’, Molecular Biology and Evolution 21, nr. 1 (2004), 164–175.

  19. Deze ‘klok’ is gebaseerd op de waargenomen frequentie waarmee toevallige mutaties in het DNA na verloop van tijd plaatsvinden. Zie voor een voorbeeld van een voorstel tot een verbeterde moleculaire klok op basis van mitochondriaal DNA: Pedro Soares en anderen, ‘Correcting for Purifying Selection: An Improved Human Mitochondrial Molecular Clock’, American Journal of Human Genetics 84, nr. 6 (2009), 740–759.

  20. Alessandro Achilli en anderen, ‘Reconciling Migration Models to the Americas with the Variation of North American Native Mitogenomes’, Proceedings of the National Academy of Sciences 110, nr. 35 (2013), 14308–14313.

  21. Morten Rasmussen en anderen, ‘Ancient Human Genome Sequence of an Extinct Palaeo-Eskimo’, Nature, 11 februari 2010, 757–762. Tussen deze hypothetische migratie en de vroege migraties naar het Amerikaanse continent liggen ongeveer tweehonderd generaties.

  22. Aangehaald in Cassandra Brooks, ‘First Ancient Human Sequenced’, Scientist, 10 februari 2010, www.thescientist.com/blog/display/57140. Michael H. Crawford, moleculair antropoloog aan de University of Kansas, heeft in dat verband opgemerkt dat de ‘bewijzen niet de mogelijkheid uitsluiten van enkele kleinschalige culturele contacten tussen specifieke Amerindiaanse groepen en Aziatische of Oceanische zeevarenden’. (Michael H. Crawford, The Origins of Native Americans: Evidence from Anthropological Genetics [Cambridge: Cambridge University Press, 1998], 4.)

  23. Ugo A. Perego, ‘Origin of Native Americans’, 186–187.

  24. Autochtone bevolkingsgroepen werden met wel 95 procent gereduceerd. Zie David S. Jones, ‘Virgin Soils Revisited’, William and Mary Quarterly, 60, nr. 4 (oktober 2003), 703–742.

  25. Michael H. Crawford, Origins of Native Americans, 49–51, 239–241, 260–261.

  26. Agnar Helgason en anderen, ‘A Populationwide Coalescent Analysis of Icelandic Matrilineal and Patrilineal Genealogies: Evidence for a Faster Evolutionary Rate of mtDNA Lineages than Y Chromosomes’, American Journal of Human Genetics 72 (2003), 1370–1388.

  27. Beth Alison Schultz Shook en David Glenn Smith, ‘Using Ancient MtDNA to Reconstruct the Population History of Northeastern North America’, American Journal of Physical Anthropology 137 (2008), 14.

  28. Zie ‘How Many Genetic Ancestors Do I Have?’ Co-op Lab, Population and Evolutionary Genetics, UC Davis.

    U gaat naar http://gcbias.org.

    U verlaat nu een website van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Wij bieden de link naar deze website uitsluitend aan bij wijze van dienstverlening. Deze website hanteert andere gebruiksvoorwaarden, privacyregels en beveiligingsprocedures dan onze site. Met deze verwijzing onderschrijven noch garanderen wij de daarin aangeboden inhoud, producten of diensten.

  29. Dallin H. Oaks, ‘The Historicity of the Book of Mormon’, in Paul Y. Hoskisson, red., Historicity and the Latter-day Saint Scriptures, (Provo, UT: Brigham Young University Religious Studies Center, 2001), 239.

  30. Moroni 10:4.