Kerkgeschiedenis
De vertaling van het Boek van Mormon


De vertaling van het Boek van Mormon

Joseph Smith heeft gezegd dat het Boek van Mormon ‘het nauwkeurigste boek op aarde en de sluitsteen van onze godsdienst is, en dat de mens dichter bij God komt door zich aan de leringen daarin te houden, dan door welk ander boek ook.’1 Het Boek van Mormon is door een opeenvolging van wonderbaarlijke gebeurtenissen tot stand gekomen. Een zorgvuldige studie van de uitspraken van Joseph Smith, zijn schrijvers en anderen die nauw bij de vertaling van het Boek van Mormon betrokken zijn geweest, leert ons veel over de totstandkoming van de Engelse tekst van het Boek van Mormon.

‘Door de gave en macht van God’

Joseph Smith zegt dat op de avond van 21 september 1823, toen hij aan het bidden was in de bovenkamer van de kleine blokhut van zijn ouders in Palmyra (New York), er een engel die zichzelf Moroni noemde aan hem verscheen. De engel zei dat ‘God een werk voor [hem] te doen had’.2 Hij zei ook tegen Joseph ‘dat er een boek was verborgen, op gouden platen geschreven, dat de geschiedenis bevatte van de vroegere bewoners van dit werelddeel en van hun herkomst’. Het boek lag verborgen in een heuvel niet ver van de boerderij van de familie Smith. Dit was geen doorsnee geschiedschrijving, want het boek bevatte ‘de volheid van het eeuwigdurend evangelie […] zoals die door de Heiland […] was gebracht’.3

De engel gaf Joseph Smith de opdracht om het boek vanuit de oude taal waarin het was geschreven te vertalen. Maar de jongen had nauwelijks enige opleiding genoten en kon zelf onmogelijk een boek schrijven, laat staan een oud boek vertalen dat was geschreven in een onbekende taal, in het Boek van Mormon ‘Hervormd-Egyptisch’ genoemd4. Josephs vrouw Emma stelde met klem dat in de tijd van de vertaling Joseph ‘niet eens een brief samenhangend en goed geformuleerd kon schrijven of dicteren, laat staan een boek als het Boek van Mormon dicteren’.5

Joseph kreeg de platen in september 1827 en begon het volgende voorjaar, in Harmony (Pennsylvania) serieus aan de vertaling. Emma en zijn vriend Martin Harris deden daarbij het meeste schrijfwerk. De Engelse transcriptie die zij maakten, bekend als het Boek van Lehi, waarvan Joseph Smith zei dat deze op 116 pagina’s was geschreven, is op een gegeven moment verloren gegaan of gestolen. Joseph Smith werd daarvoor door de Heer berispt en korte tijd verloor hij het vermogen om te vertalen.6

In 1829 hervatte Joseph de vertaling, en bijna de gehele tekst van het huidige Boek van Mormon is in een periode van drie maanden tussen april en juni van dat jaar vertaald. Het meeste schrijfwerk in die maanden werd gedaan door Oliver Cowdery, een onderwijzer uit Vermont die over het Boek van Mormon hoorde toen hij bij Josephs ouders in Palmyra verbleef. Cowdery werd in een visioen door God geroepen en reisde naar Harmony om met Joseph Smith kennis te maken en de zaak verder te onderzoeken. Over zijn tijd als schrijver schreef Cowdery: ‘Dit waren dagen om nooit te vergeten — te zitten onder het geluid van een stem die door inspiratie uit de hemel werd bevolen te spreken’.7

Het manuscript dat Joseph Smith aan Oliver Cowdery en anderen dicteerde, staat tegenwoordig bekend als het oorspronkelijke manuscript, waarvan 28 procent nog steeds bestaat.8 Dit manuscript staaft de beweringen van Joseph Smith dat het in korte tijd was geschreven en dat het vanuit een andere taal was gedicteerd. Zo staan er fouten in die doen vermoeden dat de schrijver woorden verkeerd had gehoord en niet dat er woorden verkeerd uit een ander manuscript waren overgeschreven.9 Daarnaast staan er in het manuscript bepaalde grammaticale constructies die meer kenmerkend voor talen uit het Nabije Oosten dan voor het Engels zijn, wat aannemelijk maakt dat de brontaal van de vertaling niet Engels was.10

In tegenstelling tot de meeste gedicteerde teksten beschouwde Joseph Smith het oorspronkelijke manuscript als een zo goed als afgewerkt product. Voor de publicatie van het boek maakte Oliver Cowdery een handgeschreven afschrift van het oorspronkelijke manuscript. Dit afschrift staat tegenwoordig bekend als het drukkersmanuscript. Omdat Joseph Smith tijdens het dicteren geen interpunctie zoals punten, komma’s of vraagtekens aangaf, bevat het oorspronkelijke manuscript deze leestekens niet. Toen de zetter de tekst voor de drukker klaarmaakte, voegde hij de interpunctie toe.11 Met uitzondering van de interpunctie, formattering, andere typografische elementen en kleine aanpassingen om fouten bij het (over)schrijven te corrigeren, werd het gedicteerde exemplaar de tekst van de eerste gedrukte uitgave van het boek.12

Hulpmiddelen bij de vertaling

De Bijbel laat op tal van plaatsen zien dat God zijn profeten op verschillende manieren openbaringen gaf. Elia ontdekte dat God niet door de wind of het vuur of een aardbeving tot hem sprak, maar door ‘het suizen van een zachte stilte’.13 Paulus en sommige van de eerste apostelen communiceerden soms met engelen en soms ook met de Heer Jezus Christus.14 Bij andere gelegenheden kwam openbaring in de vorm van een droom of visioen, zoals de openbaring aan Petrus om het evangelie aan de heidenen te prediken, of door heilige voorwerpen zoals de Urim en Tummim.15

Joseph Smith neemt een bijzondere plaats onder Gods profeten in, omdat hij geroepen werd om een compleet Schriftdeel in zijn eigen taal te vertalen dat meer dan 500 gedrukte pagina’s bevatte met leerstellingen die het theologisch inzicht van miljoenen mensen zouden vergroten en verdiepen. Voor deze monumentale opgave had God nog andere praktische hulpmiddelen in de vorm van voorwerpen voorbereid.

Joseph Smith en zijn schrijvers hebben twee voorwerpen beschreven die ze bij de vertaling van het Boek van Mormon hebben gebruikt. Diegenen die getuige waren geweest van het vertaalproces zeiden dat als Joseph in de voorwerpen keek, de Schriftwoorden in het Engels verschenen. Een van die voorwerpen, in het Boek van Mormon de ‘uitleggers’ genoemd, is bij de heiligen der laatste dagen tegenwoordig beter bekend als de ‘Urim en Tummim’. Joseph vond de uitleggers bij de platen die in de heuvel waren begraven.16 Zij die de uitleggers hebben gezien, zeggen dat het twee doorzichtige stenen waren, in een metalen boog gezet. Het Boek van Mormon beschrijft dit instrument, samen met de borstplaat, als een hulpmiddel dat ‘door de hand van de Heer behoed en bewaard’ was en ‘van geslacht op geslacht doorgegeven met het doel talen uit te leggen’.17

Het andere voorwerp dat Joseph Smith jaren voordat hij de gouden platen ontving in de aarde vond, was een kleine ovale steen, of ‘zienersteen’.18 Als jongeman in de jaren 1820 gebruikte Joseph Smith, net als anderen in die tijd, een zienersteen om naar verloren objecten en verborgen schatten te zoeken.19 Toen Joseph zijn profetische roeping beter ging begrijpen, ontdekte hij dat hij deze steen kon gebruiken voor het hogere doel van Schriftuurvertaling.20

Kennelijk voor het gemak vertaalde Joseph vaak alleen met de zienersteen in plaats van de twee in metaal gezette stenen die de uitleggers vormden. Deze twee voorwerpen — de uitleggers en de zienersteen — waren kennelijk uitwisselbaar en werkten veelal op dezelfde manier, zodat Joseph Smith en zijn medewerkers na verloop van tijd de term ‘Urim en Tummim’ vaak voor zowel de steen als de uitleggers gebruikten.21 Vroeger gebruikten de Israëlitische priesters de Urim en Tummim als hulpmiddel voor het ontvangen van goddelijke boodschappen. Hoewel de meningen over de exacte aard van het instrument uiteenlopen, staat in verschillende oude teksten dat het instrument stenen bevatte die oplichtten of door God verlicht werden.22 Heiligen der laatste dagen gingen de term ‘Urim en Tummim’ later als alleen de uitleggers opvatten. Maar Joseph Smith en anderen lijken die term meer te hebben gebruikt als verzamelnaam voor voorwerpen om goddelijke openbaring te ontvangen, en niet zozeer als de naam van één specifiek voorwerp.

Sommigen hebben zich neerbuigend uitgelaten over de bewering dat er voorwerpen in het door God geïnspireerde vertaalproces zijn gebruikt, maar dergelijke hulpmiddelen om Gods macht en inspiratie door te geven worden wel degelijk in de Schriften beschreven. Naast de Urim en Tummim noemt de Bijbel nog andere voorwerpen om toegang tot Gods macht te krijgen: de staf van Aäron, een koperen slang, heilige zalfolie, de ark van het verbond en zelfs aarde van de grond met speeksel vermengd om de ogen van een blinde man te genezen.23

De methode van vertalen

In het voorwoord van de editie van 1830 van het Boek van Mormon schreef Joseph Smith: ‘Ik wil graag duidelijk maken dat ik [het boek] heb vertaald, en wel door de gave en macht van God.’ Toen men Joseph om meer details over het vertaalproces vroeg, herhaalde hij meerdere malen dat de vertaling ‘door de gave en macht van God’24 tot stand was gekomen. Hij voegde daar op een keer aan toe: ‘Het is niet de bedoeling dat de wereld alle details over het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon te weten komt.’25

De schrijvers en anderen die Joseph hebben zien vertalen, hebben echter meerdere beschrijvingen gegeven waardoor we enig inzicht in het proces krijgen. Volgens sommige beschrijvingen bestudeerde Joseph de tekens op de platen. In de meeste beschrijvingen staat dat Joseph de Urim en Tummim gebruikte (dus de uitleggers of de zienersteen); vaak staat er ook dat hij één steen gebruikte. Volgens die beschrijvingen legde Joseph de uitleggers of de zienersteen in een hoed, drukte hij zijn gezicht in de hoed om daglicht af te schermen en las hij de Engelse woorden voor die op het instrument verschenen.26 Zoals dat proces hier beschreven wordt, doet het denken aan een passage uit het Boek van Mormon waarin staat dat God ‘een steen [zal] bereiden, die in de duisternis zal schijnen als een licht’.27

De schrijvers die bij de vertaling hielpen, geloofden zonder enige twijfel dat Joseph met goddelijke macht vertaalde. Josephs vrouw Emma vertelt hoe zij ‘vaak dag aan dag schreef’, aan een klein tafeltje in hun huis in Harmony (Pennsylvania). Ze beschreef hoe Joseph ‘met zijn gezicht in zijn hoed verborgen zat, met de steen erin, en urenlang dicteerde zonder dat er iets tussen ons in hing’.28 Volgens Emma lagen de platen ‘vaak op tafel zonder enige poging ze te verbergen, met een linnen tafelkleedje eromheen’. Als haar gevraagd werd of Joseph had gedicteerd uit de Bijbel of een manuscript dat hij eerder had geschreven, wees Emma die suggesties heel resoluut van de hand: ‘Hij gebruikte geen enkel manuscript of boek’. Emma heeft tegen haar zoon Joseph Smith III gezegd: ‘Het Boek van Mormon komt van God — ik heb daar geen enkele twijfel over. Ik ben ervan overtuigd dat niemand het manuscript had kunnen dicteren, tenzij hij geïnspireerd was; want toen ik voor hem schreef, dicteerde je vader mij urenlang; en na het eten, of na een onderbreking, begon hij altijd waar hij opgehouden was zonder het manuscript in te kijken of een deel te laten voorlezen.’29

Een andere schrijver, Martin Harris, zat aan de tafel tegenover Joseph Smith en schreef de woorden op die Joseph dicteerde. Harris vertelde later dat er, als Joseph de zienersteen gebruikte om te vertalen, zinnen verschenen. Joseph las die zinnen voor, en als Harris die woorden had opgeschreven, zei hij: ‘Opgeschreven’. Volgens een zakenrelatie die Harris hierover ondervroeg, zei Harris dat Joseph ‘een zienersteen had; hij kon dáármee of met de Urim en Tummim vertalen, en voor het gemak gebruikte hij dan de zienersteen’.30

De persoon die het meest heeft opgeschreven, Oliver Cowdery, getuigde in 1831 onder ede dat Joseph Smith ‘bij de platen waarvan hij zijn boek heeft vertaald, twee doorzichtige stenen vond die op glas leken en in zilveren bogen waren gezet. Als hij door deze stenen keek, kon hij de Hervormd-Egyptische karakters die op de platen waren gegraveerd in het Engels lezen.’31 In de herfst van 1830 bezocht Cowdery Union Village (Ohio) en sprak daar over de vertaling van het Boek van Mormon. Kort daarna wist een inwoner van het dorp te vertellen dat de vertaling tot stand was gekomen door middel van ‘twee doorzichtige stenen in de vorm van een bril waardoor de vertaler naar de graveersels keek’.32

Tot slot

Joseph Smith heeft altijd getuigd dat hij het Boek van Mormon door de ‘gave en macht van God’ heeft vertaald. Zijn schrijvers bevestigen dat. De engel die vertelde over een oude kroniek op metalen platen die in een heuvel waren begraven en de goddelijke voorwerpen die speciaal voor Joseph Smith waren bereid om te vertalen, maakten alle deel uit van wat Joseph en zijn schrijvers als het wonder van vertaling beschouwden. Toen hij in 1832 ging zitten om zijn eigen geschiedenis voor de eerste keer op te schrijven, begon hij met de belofte om ‘een relaas van zijn wonderbaarlijke ervaring’ te geven.33 De vertaling van het Boek van Mormon was met recht wonderbaarlijk.

Ook in deze tijd kan men weten dat het Boek van Mormon waar is en van God komt. God nodigt ieder van ons uit om het Boek van Mormon te lezen, te beseffen hoe genadig de Heer is en dat in ons hart te overwegen, en dan ‘God, de eeuwige Vader, in de naam van Christus te vragen of deze dingen niet waar zijn’. God heeft beloofd dat ‘indien u vraagt met een oprecht hart, met een eerlijke bedoeling en met geloof in Christus, […] Hij de waarheid ervan aan u [zal] openbaren door de macht van de Heilige Geest.’34

  1. Dagboek Wilford Woodruff, 28 november 1841, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City.

  2. Zie voor de identiteit van de engel: Karen Lynn Davidson, David J. Whittaker, Mark Ashurst-McGee en Richard L. Jenson, red., Histories, Volume 1: Joseph Smith Histories, 1832–1844, deel 1 van de Histories-serie van The Joseph Smith Papers, onder redactie van Dean C. Jessee, Ronald K. Esplin en Richard Lyman Bushman (Salt Lake City: Church Historian’s Press, 2012), 223 n 56.

  3. Davidson et al., Joseph Smith Histories, 223; Joseph Smith, ‘Church History’, Times and Seasons 3 (1 maart 1842): 706–707. Zie ook Geschiedenis van Joseph Smith 1:33–34.

  4. Mormon 9:32. Zie ook 1 Nephi 1:2.

  5. ‘Last Testimony of Sister Emma’, Saints’ Herald 26 (1 oktober 1879), 290.

  6. Joseph Smith History, 1838–ca. 1841, 8–11 (concept 2), in Karen Lynn Davidson, David J. Whittaker, Mark Ashurst-McGee en Richard L. Jenson, red., Histories, Volume 1: Joseph Smith Histories, 1832–1844, deel 1 van de Histories-serie van The Joseph Smith Papers onder redactie van Dean C. Jessee, Ronald K. Esplin en Richard Lyman Bushman (Salt Lake City: Church Historian’s Press, 2012), 252–253; beschikbaar op josephsmithpapers.org; Leer en Verbonden 3:5–15.

  7. Joseph Smith History, ca. summer 1832, in Joseph Smith Histories, 16; Oliver Cowdery aan William W. Phelps, 7 september 1834, in Messenger and Advocate 1 (oktober 1834): 14; cursivering in origineel.

  8. Het manuscript is grotendeels uit elkaar gevallen of anderszins onleesbaar geworden als gevolg van waterschade tussen 1841 en 1882, doordat het in de hoeksteen van het Nauvoo House in Nauvoo (Illinois) was geplaatst. De meeste pagina’s die nog intact waren, zijn later gearchiveerd in het geschiedkundig kantoor van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in Salt Lake City. Het nog bestaande oorspronkelijke manuscript is gepubliceerd in The Original Manuscript of the Book of Mormon: Typographical Facsimile of the Extant Text, red. Royal Skousen (Provo, UT: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 2001). Een compleet afschrift van dit origineel, bekend als het drukkersmanuscript, is tussen augustus 1829 en begin 1830 door Oliver Cowdery en twee andere schrijvers gemaakt. Het werd gebruikt om de tekst te zetten voor het grootste deel van het drukwerk in Palmyra. Het drukkersmanuscript is gepubliceerd in The Printer’s Manuscript of the Book of Mormon: Typological Facsimile of the Entire Text in Two Parts, red. Royal Skousen (Provo, UT: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 2001). Zowel het drukkersmanuscript als het oorspronkelijke manuscript wordt gepubliceerd in toekomstige uitgaven van The Joseph Smith Papers. (Dean C. Jessee, ‘The Original Book of Mormon Manuscript’, BYU Studies 10, nr. 3 [Voorjaar 1970]: 261–272; Royal Skousen, ‘Piecing Together the Original Manuscript’, BYU Today 46, nr. 3 [mei 1992]: 18–24.)

  9. Bijvoorbeeld, toen Joseph de tekst vertaalde die nu in 1 Nephi 13:29 staat, schreef de schrijver ‘&’ waar ‘an’ [Engels] moest staan. In 1 Nephi 17:48 schreef de schrijver ‘weed’ waar ‘reed’ [Engels] moest staan. (Zie Royal Skousen, ‘Translating the Book of Mormon: Evidence from the Original Manuscript’, in Noel B. Reynolds, red., Book of Mormon Authorship Revisited: The Evidence for Ancient Origins [Provo, UT: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 1997], 67; zie ook Grant Hardy, ‘Introduction’, in The Book of Mormon: The Earliest Text, red. Royal Skousen [New Haven: Yale University Press, 2009], xv–xix.)

  10. John A. Tvedtnes, ‘Hebraisms in the Book of Mormon’ en ‘Names of People: Book of Mormon’, in Geoffrey Kahn, red., Encyclopedia of Hebrew Language and Linguistics (Brill Online, 2013); M. Deloy Pack, ‘Hebraisms’, in Book of Mormon Reference Companion, red. Dennis L. Largey (Salt Lake City: Deseret Book, 2003), 321–325; John A. Tvedtnes, ‘The Hebrew Background of the Book of Mormon’, in John L. Sorenson en Melvin J. Thorne, red., Rediscovering the Book of Mormon (Salt Lake City en Provo, UT: Deseret Book en Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 1991), 77–91; Donald W. Parry, ‘Hebraisms and Other Ancient Peculiarities in the Book of Mormon’, in Donald W. Parry en anderen, red., Echoes and Evidences of the Book of Mormon (Provo, UT: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 2002), 155–189.

  11. Zie voor de rol van de zetter: Royal Skousen, ‘John Gilbert’s 1892 Account of the 1830 Printing of the Book of Mormon’[…], in Stephen D. Ricks en anderen, red., The Disciple as Witness: Essays on Latter-day Saint History and Doctrine in Honor of Richard Lloyd Anderson (Provo, UT: Foundation for Ancient Research and Mormon Studies, 2000), 383–405.

  12. Sommige grammaticale constructies die Engelstaligen vreemd in de oren klinken, werden in latere edities van het Boek van Mormon door Joseph Smith en anderen veranderd om de vertaling meer als gangbaar Engels te laten klinken. Zie Richard E. Turley Jr. en William W. Slaughter, How We Got the Book of Mormon (Salt Lake City: Deseret Book, 2011), 44–45. Ongeveer vijf zesde deel van de eerste 1830-editie van het Boek van Mormon is gezet op basis van het drukkersmanuscript. Het resterende één zesde deel is gezet op basis van het oorspronkelijke manuscript. (Royal Skousen, ‘Editor’s Preface’, in The Book of Mormon: The Earliest Text, xxx.)

  13. 1 Koningen 19:11–12.

  14. Handelingen 9:1–8; 12:7—9.

  15. Handelingen 11:4–17; 16:9–10; Exodus 28:30; Leviticus 8:8; Numeri 21:9.

  16. Michael Hubbard MacKay, Gerrit J. Dirkmaat, Grand Underwood, Robert J. Woodford en William G. Hartley, red., Documents, Volume 1: July 1828–June 1831, deel 1 van de Documents-serie van The Joseph Smith Papers, onder redactie van Dean C. Jessee, Ronald K. Esplin, Richard Lyman Bushman en Matthew J. Grow (Salt Lake City: Church Historian’s Press, 2013), xxix.

  17. Mosiah 28:14–15, 20; zie ook Mosiah 8:13, 19; en Ether 4:5. Joseph Smith lijkt de termen ‘uitleggers’ en ‘bril’ in de beginjaren van de kerk door elkaar te hebben gebruikt. Nancy Towle, een rondreizende methodistische predikant, meldt hoe Joseph Smith haar vertelde over ‘“uitleggers” (zoals hij ze noemde), die op een bril leken; als hij daardoor keek, kon hij schrift dat op de platen gegraveerd was lezen, ook al stond dat in een voor hem onbekende taal’. (Nancy Towle, Vicissitudes Illustrated in the Experience of Nancy Towle, in Europe and America [Charleston: James L. Burges, 1832], 138–139.) In zijn geschiedenis van 1832 spreekt Joseph over een ‘bril’. (Joseph Smith History, ca. summer 1832, in Joseph Smith Histories, 16.) In januari 1833 waren in de mormoonse krant The Evening and the Morning Star, onder redactie van William W. Phelps, ‘bril’ en ‘uitleggers’ synoniem met de term ‘Urim en Tummim’: het Boek van Mormon ‘is vertaald door de gave en macht van God, door een ongeletterd mens, met behulp van uitleggers, of een bril — (vroeger mogelijk terafim of Urim en Tummim genoemd)’. (‘The Book of Mormon’, The Evening and the Morning Star, januari 1833, [2].) In 1835 gebruikte Joseph Smith, als hij het over vertalen had, meestal de term ‘Urim en Tummim’ en gebruikte hij zelden of nooit de termen ‘uitleggers’ of ‘bril’. (Joseph Smith, dagboek, 9–11 november 1835, in Journals: Volume 1: 1832–1839, 89; Joseph Smith, History, 1834–1836, in Davidson et al., Histories, Volume 1, 116; John W. Welch, ‘The Miraculous Translation of the Book of Mormon’, in John W. Welch, red., met Erick B. Carlson, Opening the Heavens: Accounts of Divine Manifestations, 1820–1844 [Provo, UT, en Salt Lake City: Brigham Young University Press en Deseret Book, 2005], 123–128.)

  18. Joseph Smith had waarschijnlijk meer dan één zienersteen; hij lijkt een van de stenen te hebben gevonden toen hij rond 1822 een put groef. (Richard L. Bushman, Joseph Smith and the Beginnings of Mormonism [Urbana: University of Illinois Press, 1984], 69–70.)

  19. Volgens Martin Harris gebood een engel Joseph Smith om daarmee te stoppen, wat hij in 1826 deed. (Zie Bushman, Joseph Smith and the Beginnings of Mormonism, 64–76; en Richard Lloyd Anderson, ‘The Mature Joseph Smith and Treasure Searching’, BYU Studies 24, nr. 4 [herfst 1984]: 489–560.) Joseph heeft nooit een geheim gemaakt van zijn alombekende betrokkenheid bij schatten zoeken in zijn jongere jaren. In 1830 publiceerde hij antwoorden op vragen die hem vaak werden gesteld. Een van de vragen was: ‘Was Jo Smith niet een geldgraver?’ ‘Ja,’ antwoordde Joseph, ‘maar hij is er nooit rijk van geworden, want hij verdiende er maar 14 dollar per maand mee.’ (Selecties uit Elders’ Journal, juli 1838, 43, beschikbaar op josephsmithpapers.org.) Zie voor de bredere culturele context: Alan Taylor, ‘The Early Republic’s Supernatural Economy: Treasure Seeking in the American Northeast, 1780–1830’, American Quarterly 38, nr. 1 (voorjaar 1986): 6–33.

  20. Mark Ashurst-McGee, ‘A Pathway to Prophethood: Joseph Smith Junior as Rodsman, Village Seer, and Judeo-Christian Prophet’, (Master’s Thesis, Utah State University, 2000).

  21. Bijvoorbeeld, toen Joseph Smith eind 1841 Wilford Woodruff een zienersteen liet zien, schreef Woodruff in zijn dagboek: ‘Ik had het voorrecht om voor de eerste keer in mijn leven de URIM & TUMMIM te zien.’ (Dagboek Wilford Woodruff, 27 december 1841, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City.) Zie ook Leer en Verbonden 130:10.

  22. Cornelius Van Dam, The Urim and Thummim: A Means of Revelation in Ancient Israel (Winona Lake, in: Eisenbrauns, 1997), 9–26.

  23. Exodus 7:9–12; 30:25; 40:9; Leviticus 8:10–12; Numeri 21:9; Jozua 3:6–8; Johannes 9:6.

  24. Voorwoord bij het Boek van Mormon, editie 1830.

  25. Notulen, conferentie van de kerk, Orange (OH), 25–26 oktober 1831, in Minute Book 2, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City, beschikbaar op josephsmithpapers.org; Welch, ‘Miraculous Translation’, 121–129.

  26. Bijna alle beschrijvingen van het vertaalproces zijn opgenomen in Welch, ‘Miraculous Translation’. Er zijn twee beschrijvingen van het vertaalproces, waaronder het gebruik van een zienersteen, geschreven door leden van het Quorum der Twaalf Apostelen en gepubliceerd in tijdschriften van de kerk. Ook geschiedkundigen hebben in kerkpublicaties over de zienersteen geschreven, zowel in de Ensign als in The Joseph Smith Papers. (Zie Neal A. Maxwell, ‘“By the Gift and Power of God”’, Ensign, januari 1997, 36–41; Russell M. Nelson, ‘A Treasured Testament’, Ensign, juli 1993, 61–63; Richard Lloyd Anderson, ‘“By the Gift and Power of God”’, Ensign september 1977, 78–85; en Documents, Volume 1: July 1828–June 1831, xxix–xxxii.)

  27. Alma 37:23–24.

  28. ‘Last Testimony of Sister Emma’, Saints’ Herald 26 (1 oktober 1879), 289–290. In sommige beschrijvingen van buitenstaanders wordt gezegd dat tijdens het vertaalproces de bril in de hoed werd gelegd. De eerste bekende beschrijving van de vertaling is in augustus 1829 in een krant in Palmyra gepubliceerd: Jonathan Hadley, drukker in Palmyra die mogelijk met Joseph Smith over de vertaling had gesproken, stelde dat de platen gevonden zijn met een ‘hele grote bril’ en dat door ‘de bril in een hoed te leggen en erin te kijken, Smith deze karakters kon vertalen (tenminste, dat zei hij)’. (‘Golden Bible’, Palmyra Freeman, 11 augustus 1829, [2].) In de winter van 1831 sprak een Shaker in Union Village (Ohio) van ‘twee doorzichtige stenen in de vorm van een bril’ waardoor de vertaler ‘naar de graveersels keek & daarna zijn gezicht in een hoed deed & de vertaling hem dan in gedachten kwam’. (Christian Goodwillie, ‘Shaker Richard McNemar: The Earliest Book of Mormon Reviewer’, Journal of Mormon History 37, nr. 2 [voorjaar 2011]: 143.)

  29. ‘Last Testimony of Sister Emma’, 289–290.

  30. ‘One of the Three Witnesses’, Deseret Evening News, 13 december 1881, 4. Hier gebruikt Martin Harris de term ‘Urim en Tummim’ voor de uitleggers die bij de platen zijn gevonden.

  31. A. W. B., ‘Mormonites’, Evangelical Magazine and Gospel Advocate 2 (19 april 1831): 120.

  32. Goodwillie, ‘Shaker Richard McNemar’, 143. Zie voor meer beschrijvingen van de vertaling door een van de drie getuigen: David Whitmer Interviews: A Restoration Witness, red. Lyndon W. Cook (Orem, UT: Grandin Book, 1991).

  33. Joseph Smith History, ca. Summer 1832, 1, in Histories, Volume 1, 1832–1844, 10; beschikbaar op josephsmithpapers.org. Spelling gemoderniseerd.

  34. Moroni 10:3–5.