2008
Hoe ik Christus in Kafarnaüm vond
April 2008


Hoe ik Christus in Kafarnaüm vond

Na jaren van planning en voorbereiding was ik eindelijk in het Heilige Land met familie en goede vrienden. Toen we het meer van Galilea naderden, wilden we heel graag Kafarnaüm zien.

In het boek Matteüs lezen we dat Christus, nadat Hij was verworpen in Nazaret, waar Hij zijn jeugd had doorgebracht, naar Kafarnaüm ging, ‘zijn eigen stad’ (Matteüs 9:1). Het was in Kafarnaüm en aan de oever van de Zee van Galilea dat Christus Petrus, Jakobus, Johannes, Andreas en later Matteüs als discipel riep (zie Matteüs 4:18–22; 9:9).

Kafarnaüm betekent ‘dorp van Nahum’ ofwel dorp van vertroosting. Christus had erbarmen met de inwoners van deze stad en schonk hun vertroosting, doordat Hij duivelen uitwierp, veel zieken genas en zelfs doden opwekte (zie Matteüs 8:16; Marcus 5:35–42). Hoewel Hij later de inwoners van Kafarnaüm gispte, omdat zij Hem verwierpen, verrichtte Christus hier waarschijnlijk meer wonderen dan in enig andere plaats.

In Kafarnaüm bekeken we de ruïnes en zwierven over oude stadswegen met ontzag voor wat zich in dit dorpje had afgespeeld (zie Matteüs 11:23). Later ging ik onder een boom zitten om na te denken en uit te kijken over het meer van Galilea. Ik had verwacht de gebeurtenissen uit de Schriften tot leven te voelen komen, maar dat bleef uit. Hoewel ik mij goed had voorbereid op de reis, mij er door niets van had laten weerhouden om die te maken, en ik Christus oprecht zocht, voelde ik een leegte die mijn hart bezwaarde.

Waarom zou deze plek waar Christus zoveel mensen had gezegend ook niet ons tot zegen zijn? Terwijl ik mijn gevoelens doorworstelde, verlangde ik naar de Schriften. Ik vroeg iedereen in de groep of ze misschien een bijbel bij zich hadden, maar dat bleek jammer genoeg niet het geval te zijn. Wel had iemand gelukkig een palmcomputer met een elektronische versie van de Schriften bij zich. We gingen bij elkaar staan en luisterden terwijl iemand verzen uit Matteüs 4 en Marcus 5 voorlas over de Heiland in Kafarnaüm.

Zo gauw als we onze aandacht op de Schriften richtten, maakte de leegte die ik voelde plaats voor een weldadig gevoel van godsliefde en de stelligheid dat de gebeurtenissen waarover de Schriften spreken, werkelijk waren gebeurd. We waren naar Kafarnaüm gekomen om Christus te vinden, maar we vonden Hem pas toen we de Schriften gingen onderzoeken. Het was niet de natuurlijke omgeving die tot ons getuigde, maar de Heilige Geest.

Onze schriftstudie kan worden aangevuld met geschiedenis, verklaringen, taalkundige inzichten en af en toe een reis, maar er is geen vervanging voor rechtstreeks onderricht van de Geest tijdens onze schriftstudie. De zoons van Mosiah waren een goed voorbeeld van dit beginsel, want zij ‘hadden de Schriften zorgvuldig onderzocht om het woord Gods te leren kennen’ (Alma 17:2).

Moge schriftstudie centraal staan om tot Christus te komen, want de Schriften zijn echt de beste plek om Hem te vinden.