2008
Voorbereiding op de tempelverordeningen
April 2008


Voorbereiding op de tempelverordeningen

Afbeelding
Charles W. Dahlquist

Toen ik klein was ging ik met mijn opa Ahlander uit wandelen op de plaatselijke begraafplaats. Ik leerde die wandelingetjes te waarderen en het bijzondere gevoel dat ik daar had. Toch begreep ik niet wat dat gevoel te betekenen had.

Onlangs liep ik langs de Susquehanna River in Pennsylvania, waar Johannes de Doper in 1829 op een mooie lentemorgen verschenen is aan Joseph Smith en Oliver Cowdery om het Aäronisch priesterschap te herstellen. Toen ik over die gebeurtenis nadacht, voelde ik weer dat ik mij op heilige grond bevond. Door de jaren heen heb ik een soortgelijke binding met de eeuwigheid gevoeld als ik slagvelden en andere gewijde oorden bezocht.

In al die oorden leek het of de voorhang tussen de sterfelijkheid en de eeuwigheid heel dun was. En overal voelde ik de blijvende geruststelling dat het leven niet begint met het geschrei van een baby of eindigt met de laatste zucht van een stervende, maar dat het leven verdergaat.

Vandaag bevond ik mij weer op heilige grond in een van Gods heilige tempels, en wederom voelde ik dat de eeuwigheid heel dichtbij was. Ik had hetzelfde gevoel toen ik de tempels in Finland, Zwitserland, Hongkong en Costa Rica binnenging. Elke tempel is een heilige haven, een heiligdom tegen de levensstormen, een vredige plek, waar we voor onszelf en anderen kunnen deelnemen aan heilige verordeningen, en waar we gesterkt en voorbereid worden om voor waarheid en deugd te staan.

De profeet Joseph Smith heeft verklaard dat de tempel een plek is waar God ‘de verordeningen van zijn huis en de heerlijkheden van zijn koninkrijk aan zijn volk kon openbaren en de mensen de weg naar het eeuwig heil kon wijzen.’1 President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft verklaard: ‘Ik moedig onze mensen overal aan, met alle overtuigingskracht waartoe ik in staat ben, om zo te leven dat ze een tempelaanbeveling waardig zijn, er één te verkrijgen en deze als een kostbaar bezit te beschouwen, en zich er meer voor in te spannen om naar het huis des Heren te gaan en deel te hebben aan de geest die daar te voelen is en de zegeningen die men op die plaats kan ontvangen.’2

Tegenwoordig hebben we overal ter wereld tempels om de heiligen tot zegen te zijn. Hoewel je misschien niet oud genoeg bent om aan alle tempelverordeningen deel te nemen, kun je, als je twaalf jaar wordt, deelhebben aan de zegeningen van de tempel door dopen voor de doden te doen. En of we nu naast een tempel wonen of er heel ver vandaan, we kunnen elke dag zo leven dat we de zegeningen van tempelbezoek waardig zijn. De Heer zegt ons in de Leer en Verbonden: ‘Maar mijn discipelen zullen in heilige plaatsen staan en niet worden bewogen’ (45:32). Dat betekent dat we ons altijd aan de kerkelijke normen dienen te houden om de tempel te kunnen betreden en de zegeningen van de tempel te genieten. Ik wil jullie heel graag een paar manieren aan de hand doen waarmee we ‘in heilige plaatsen’ kunnen staan, waar we ons ook mogen bevinden:

1Leef altijd de normen na die in het boekje Voor de kracht van de jeugd voorkomen en mijd ‘onheilige plaatsen’. We moeten waardig zijn om de tempel te betreden. Het helpt als we nu al in heilige plaatsen staan. Dat houdt in dat we de plaatsen en tijden mijden waarop we in de verleiding kunnen komen om verkeerde keuzes te maken. Ik herinner mij een verhaal van president J. Reuben Clark jr., destijds raadgever in het Eerste Presidium, over zijn tienerdochter. Zij ging naar een dansavond, en hij zei: ‘Veel plezier, lieverd. Om twaalf uur weer thuis.’ Ze antwoordde: ‘Papa, dit is wel het belangrijkste feest van het jaar. We gaan naar een dansfeest en zijn morgenochtend pas weer terug.’ President Clark antwoordde: ‘Ja, veel jongelui zullen morgenochtend pas thuiskomen. Maar jij moet om middernacht thuis zijn.’ Toen zei ze vertwijfeld: ‘Maar papa, u vertrouwt me gewoon niet!’ Waarop hij antwoordde: ‘Dochterlief, op de verkeerde plaats op de verkeerde tijd zou ik zelfs mezelf niet vertrouwen. Twaalf uur thuis.’3

Jij komt voor soortgelijke situaties te staan. Waar je ook bent, stel jezelf de vraag: ‘Is dit een plek waar de Geest kan verblijven?’ Zo niet, heb dan de moed om weg te gaan. Als je kamer (inclusief de posters aan de muren) niet een plek is waar de Geest kan verblijven, breng dan veranderingen aan. Leer al op jonge leeftijd in heilige plaatsen te staan, en met goede vrienden om te gaan, zodat dit je tot voordeel zal zijn bij je voorbereiding op je tempelbezoek.

2Bouw een goede band op met je huisgenoten. De boodschap van de tempel is een boodschap over gezinnen — eeuwige gezinnen. Ons thuis kan een plaats van heiligheid en kracht zijn. In het boekje Voor de kracht van de jeugd staat:

‘Tot een gezin te behoren is een grote zegen. Thuis vind je vriendschap en geluk, leer je in een liefdevolle sfeer correcte beginselen en kun je je op het eeuwige leven voorbereiden. De gezinssamenstelling kan variëren, maar ieder gezin is belangrijk in het plan van onze hemelse Vader.

‘Doe jouw deel om thuis een fijne sfeer te scheppen. Wees opgewekt, behulpzaam en houd rekening met anderen. (…) Wees een vredestichter, niet iemand die plaagt, vecht en ruzie maakt. Vergeet niet dat het gezin de heiligste eenheid in de kerk is.’4

3Maak schriftstudie een deel van je leven — niet alleen door geregeld te lezen, maar ook door terug te vallen op de Schriften bij het nemen van belangrijke beslissingen.

Toen ik zendingspresident in Noord-Duitsland was, had ik een heel moeilijk probleem. Ik was al weken vergeefs op zoek naar een oplossing. Op een ochtend las ik in het Boek van Mormon over Nephi die het gebod kreeg om een schip te bouwen: ‘En ik, Nephi, beklom dikwijls de berg, en ik bad dikwijls tot de Heer; daarom toonde de Heer mij grote dingen’ (1 Nephi 18:3). Toen ik dat korte vers las, dacht ik bij mijzelf: dat is wat ik moet doen. Ik overpeinsde en bad, en ten slotte kreeg ik antwoord en wist ik wat ik moest doen. Ik ben dankbaar voor die stille influistering terwijl ik de Schriften onderzocht. Toen ik mijn antwoord kreeg, had ik het gevoel dat ik ‘in een heilige plaats’ stond. Ik weet dat jij soortgelijke ervaringen kunt hebben als je de Schriften onderzoekt en bepeinst, en bidt.

4Ga naar het seminarie als je daar de leeftijd voor hebt. Voor mij staat het vast dat het seminarie jongeren ervan doordringt dat zij echt zoons en dochters van God zijn, dat ze Hem altijd om hulp kunnen vragen als ze voor keuzes staan en dat Hij hun gebeden zal beantwoorden. Ook worden ze er in het seminarie aan herinnerd dat ze er niet alleen voor staan, maar dat er wereldwijd veel jongeren zoals zij zijn die in heilige plaatsen willen staan en een goed leven willen leiden.

5Vul je geest met positieve, reine en opbouwende gedachten. In mijn patriarchale zegen staat deze belofte: ‘Kijk naar het licht boven je, en zij die met je meegaan, zullen weten dat je naar het hogere zoekt.’ De beste manier voor mij om mijn blik op het hogere te richten is mijn brein aan het werk te zetten door schriftteksten, gedichten, lofzangen en andere opbouwende zaken uit het hoofd te leren. En als we dan belaagd worden door onreine of negatieve gedachten, kunnen we die vervangen door positieve gedachten en zo de onreine, onzuivere, wegsturen.

6Hang een plaat van een tempel in je kamer. Toen onze kinderen jong waren, vroegen we hen of ze een tempel wilden uitkiezen die hen aansprak. Vervolgens hebben we voor hun kamers platen van de gekozen tempels gekocht om ze te herinneren aan het belang van de tempel en hoe belangrijk het is om de tempel waardig te zijn. Er gaat kracht uit van het dagelijks zien van een plaat van de tempel en die te gebruiken om onszelf opnieuw voor te nemen om de tempel waardig te blijven. Misschien wil je zelfs een foto van jezelf naast die van de tempel hangen om je eraan te herinneren dat jij in de tempel thuishoort!

7Besteed tijd aan het ontwikkelen van je talenten en te worden wat je hemelse Vader verwacht dat je wordt. We zijn gezegend met het JV-programma Persoonlijke vooruitgang en het AP-programma Plicht jegens God. Het doel van beide programma’s is hetzelfde: goede doelen stellen en verwezenlijken, zodat de Heiland in ons gestalte krijgt, we ons karakter en onze vaardigheden ontwikkelen, ons ouderlijk gezin sterken en geloof in Jezus Christus ontwikkelen.

8Als je de twaalfjarige leeftijd bereikt zo vaak mogelijk naar de tempel gaan om je te laten dopen voor de doden. We leven in een gezegende tijd waarin er 124 tempels op aarde zijn. Velen van jullie kunnen naar de tempel gaan, in groeps- of gezinsverband. Maar zelfs als je niet in de buurt van een tempel woont, kunnen de zegeningen van de tempel jouw deel zijn door meer te weten te komen over de tempel en altijd een tempelaanbeveling waardig te zijn. Toen ik zendingspresident was, bevond er zich geen tempel in ons zendingsgebied, dus konden onze zendelingen de tempel niet bezoeken. Aanvankelijk dacht ik er niet aan om hen aan te moedigen een tempelaanbeveling te hebben. Maar eind 1994 vroeg president Howard W. Hunter (1907–1995) alle kerkleden een geldige tempelaanbeveling op zak te hebben, zelfs als ze niet in de buurt van een tempel woonden.5 In de daaropvolgende gesprekken met onze zendelingen, leerde ik hun dit beginsel en voerde met elke zendeling een tempelaanbevelingsgesprek. Wat was dat een zegen voor onze zending en onze zendelingen!

Moge onze hemelse Vader je zegenen, opdat je je zult blijven voorbereiden, bij elke keuze die je doet, om in heilige plaatsen te staan, zodat je de heilige tempel van de Heer altijd waardig zult zijn. Jullie zijn de ‘jongeren van het edele eerstgeboorterecht’6 over wie wij zingen. Jullie zijn de ‘hoop van Israël’.7 Jullie moeten je voorbereiden op het verrichten van de grote rechtvaardige werken, waarvoor de Heer je naar de aarde heeft gestuurd. Moge God jullie zegenen, mijn beste jonge vrienden, zodat jullie je zullen voorbereiden op het binnengaan van de tempel en de heilige verordeningen die daar worden verricht.

Noten

  1. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), p. 449.

  2. ‘Over zendingen, tempels en rentmeesterschap’, De Ster, januari 1995, p. 51.

  3. Zie The Teachings of Harold B. Lee, Clyde J. Williams (red., 1996), p. 629.

  4. (2001), p. 10.

  5. Zie ‘Het grote symbool van ons lidmaatschap’, De Ster, november 1994, p. 4.

  6. ‘Carry On’, Hymns, nr. 255.

  7. ‘Hoop van Israël’, lofzang 171.