Seminarie
Unit 25: Dag 3, 3 Nephi 14


Unit 25: Dag 3

3 Nephi 14

Inleiding

Jezus Christus’ tempelrede wordt voortgezet in 3 Nephi 14. Hij sprak tot de mensen over anderen oordelen en vertelde hun dat ze naar zegeningen van onze hemelse Vader moesten zoeken door middel van gebed. De Heiland waarschuwde hen ook voor valse profeten en beklemtoonde hoe belangrijk het is om de wil van God te doen.

3 Nephi 14:1–6

De Heiland spreekt over het oordelen van anderen

Lees de woorden van het tweede couplet van de lofzang ‘U wil ik volgen, Heer’ (lofzang 153). Je kunt het ook zingen als je je daar comfortabel bij voelt:

Waarom zal ’k een oordeel vellen

als ik zelf niet feilloos ben?

In een hart kan droefheid leven

waar ’k de reden niet van ken.

Waarom zal ’k een oordeel vellen?

U wil ik volgen, Heer.

In 3 Nephi 14 zette de Heiland zijn leringen tot de Nephieten bij de tempel voort. Lees 3 Nephi 14:1–2 en denk erover na hoe deze leidraad van de Heiland in verband staat met het tweede couplet van de lofzang die je hebt gelezen. (Het is misschien nuttig om te weten dat de zinsnede ‘met welke maat gij meet’ duidt op de norm die iemand hanteert om iemand anders te beoordelen en te oordelen.)

  1. Noteer het antwoord op de volgende vragen in je Schriftendagboek:

    1. Hoe staat de raad van de Heiland in 3 Nephi 14:1–2 in verband met het tweede couplet van de lofzang ‘U wil ik volgen, Heer’?

    2. Hoe zou je de belangrijke waarheid die de Heiland in 3 Nephi 14:2 uiteenzet in je eigen woorden weergeven? (Je kunt deze waarheid of dit beginsel ook in de kantlijn van je Schriften noteren.)

Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons het volgende inzicht gegeven waardoor we het gebod van de Heiland in 3 Nephi 14:1 om niet te oordelen beter kunnen begrijpen. Onderstreep tijdens het lezen welke oordelen we volgens hem moeten mijden en waarom.

Afbeelding
Ouderling Dallin H. Oaks

‘Er zijn twee vormen van oordelen: definitieve oordelen, die we niet mogen vellen, en tijdelijke oordelen, die we wel moeten vellen, maar gebaseerd op rechtschapen beginselen. […]

‘Het laatste oordeel […] is die toekomstige gebeurtenis waarbij wij allemaal voor de rechterstoel van Christus zullen staan om naar onze werken geoordeeld te worden. […] Volgens mij slaat het gebod in de Schriften om niet te oordelen duidelijk op dit laatste oordeel. […]

‘[…] Waarom gebood de Heiland ons geen definitief oordeel te vellen? Ik denk dat dit gebod gegeven werd omdat wij veronderstellen dat we een definitief oordeel uitspreken als we beweren dat iemand naar de hel (of de hemel) gaat voor iets wat hij gedaan heeft. Als we dat doen — en de verleiding daartoe is groot — schaden we onszelf en de persoon die we veroordelen. […]

‘[…] Ten eerste, een rechtschapen oordeel moet per definitie tijdelijk zijn. Het mag niet inhouden dat iemand definitief de verhoging zal ingaan of dat iemand zeker naar de hel zal gaan. We mogen niet verklaren dat iemand zijn verhoging heeft verspeeld of zijn kans om een nuttige rol in het werk van de Heer te spelen. Het evangelie is een evangelie van hoop, en niemand heeft de bevoegdheid om de macht van de verzoening te verloochenen met betrekking tot de bekering van zonden, vergeving, en een verandering in het leven op de juiste voorwaarden.’ (‘“Judge Not” and Judging’, Ensign, augustus 1999, pp. 7, 9.)

Denk erover na hoe het citaat van ouderling Oaks je meer begrip geeft van het gebod van de Heiland om niet te oordelen.

  1. Beantwoord de volgende vragen in je Schriftendagboek: In welk opzicht kan het beginsel uit 3 Nephi 14:2 dat we geoordeeld zullen worden naar de wijze waarop we anderen oordelen veranderen hoe we naar fouten of zwakheden van anderen kijken? Lees 3 Nephi 14:12. Wat heeft deze tekst met dit beginsel te maken?

Heb je weleens iets kleins in je oog gehad, zoals een wimper of wat stof? In de Schriften wordt een vuiltje in iemands oog een splinter genoemd. Een lang, dik stuk hout wordt een balk genoemd. De Heiland gebruikte dit beeld om ons te laten zien welke problemen er ontstaan wanneer we anderen onrechtvaardig oordelen of ten onrechte beschuldigen. Lees 3 Nephi 14:3–5 en bedenk wat de splinter en de balk voorstellen.

  1. Maak in je Schriftendagboek een tekening van de beschrijving die de Heiland in 3 Nephi 14:4 gaf. Beantwoord vervolgens de volgende vragen:

    1. Wat stelt de splinter volgens jou voor?

    2. Wat stelt de balk volgens jou voor?

    3. Waarom zou de balk en niet de splinter zijn gebruikt als symbool voor de fouten van wie onrechtvaardig oordelen?

Wees erop bedacht dat de gelijkenis van de Heiland over voorwerpen gaat die zich in het oog bevinden en die daardoor iemands zicht belemmeren. Denk na over de volgende vragen over jezelf: Hoe kunnen mijn fouten van invloed zijn op de manier waarop ik anderen zie? Hoe kan ik Jezus Christus’ raad in 3 Nephi 14:5 toepassen?

Is het ooit gepast of noodzakelijk om het gedrag van andere mensen te oordelen? De profeet Joseph Smith heeft uitgelegd dat hoewel we anderen niet onrechtvaardig mogen oordelen, we ze wel met een rechtvaardig oordeel moeten oordelen (zie Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 7:1).

De volgende uitleg verschaft nog meer inzicht in het oordelen van anderen: ‘Er zijn mensen die vinden dat we in geen geval mogen oordelen. Hoewel het waar is dat u anderen niet mag veroordelen of onrechtvaardig oordelen, zult u uw hele leven wel ideeën, situaties en mensen moeten beoordelen. De Heer heeft vele geboden gegeven die u niet kunt onderhouden zonder een beoordeling te maken.’ (Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004], p. 8.)

Lees 3 Nephi 14:6 om het belang van een rechtvaardig oordeel beter te begrijpen. Zoek naar enkele oordelen die we volgens Jezus Christus moeten vellen. Voor je gaat lezen is het misschien nuttig om te weten dat de zinsneden ‘geeft hetgeen heilig is niet aan de honden’ en ‘werpt uw paarlen niet voor de zwijnen’ betekenen dat we iets heiligs niet moeten delen met iemand die de heiligheid ervan niet zal begrijpen.

Wat leer je uit 3 Nephi 14:6 over rechtvaardig oordelen? Ouderling Dallin H. Oaks heeft uitgelegd in welke andere omstandigheden we rechtvaardig moeten oordelen:

Afbeelding
Ouderling Dallin H. Oaks

‘We beoordelen allemaal met wie we vriendschap sluiten, hoe we onze tijd indelen en ons geld uitgeven, en uiteraard wie onze eeuwige partner wordt. […]

‘[…] Een rechtschapen oordeel zal onder leiding van de Geest van de Heer worden uitgesproken, niet uit boosheid, jaloezie of eigenbelang.’ (‘“Judge Not” and Judging’, p. 9.)

  1. Beantwoord de volgende vragen in je Schriftendagboek:

    1. Waarom is het belangrijk om tot een rechtschapen oordeel te komen op terreinen zoals met wie we vriendschap sluiten, hoe we onze tijd indelen, hoe we ons geld uitgeven en wie onze eeuwige partner wordt? In welke andere gevallen zullen we een rechtvaardig oordeel over anderen moeten vellen?

    2. Hoe kun je rechtvaardiger oordelen? Overweeg of er iemand is tegen wie je aardiger kunt zijn of over wie je een onrechtvaardig oordeel hebt geveld.

3 Nephi 14:7–12

De Heiland zet uiteen hoe we naar zegeningen van onze hemelse Vader moeten streven

Denk aan momenten waarop onze hemelse Vader je gebeden beantwoordde. Lees in 3 Nephi 14:7–11 wat de Heiland zei over de bereidheid van onze hemelse Vader om onze gebeden te verhoren.

Uit 3 Nephi 14:7–11 leren we onder meer het beginsel dat onze hemelse Vader ons zal zegenen als wij Hem vragen en in gebed aanroepen. Hoe kan de kennis dat onze hemelse Vader je gebeden wil beantwoorden bepalen hoe je bidt?

  1. Stel een vertrouwde volwassene de volgende vraag: Wanneer hebt u de liefde van uw hemelse Vader voor u gevoeld door de wijze waarop Hij uw gebeden heeft beantwoord? Vat in je Schriftendagboek zijn of haar antwoord en wat je ervan geleerd hebt samen.

3 Nephi 14:13–27

De Heiland zet uiteen hoe belangrijk het is om de wil van onze hemelse Vader te doen

Toen de Heiland zijn onderricht tot de bij de tempel vergaderde Nephieten vervolgde, gaf Hij enkele gelijkenissen om duidelijk te maken hoe belangrijk het is om zijn leringen te gehoorzamen. Elke gelijkenis bevat een goed en een slecht voorbeeld.

  1. Maak in je Schriftendagboek een simpele tekening van het goede en het slechte voorbeeld in elk van de volgende drie Schriftteksten. Noteer ook wat de Heiland ons volgens jou wil leren door de goede en slechte voorbeelden met elkaar te vergelijken. Zorg ervoor dat je je tekeningen aan de klas kunt laten zien en uit kunt leggen wat je van deze gelijkenissen hebt geleerd.

    1. 3 Nephi 14:13–14

    2. 3 Nephi 14:15–20

    3. 3 Nephi 14:24–27

Lees 3 Nephi 14:21–23 en denk erover na wat je tegen iemand zou zeggen die beweert dat je alleen hoeft te zeggen dat je in Jezus Christus gelooft om in het koninkrijk van God te komen.

  1. Schrijf het volgende onderaan de opdrachten van vandaag in je Schriftendagboek:

    Ik heb 3 Nephi 14 bestudeerd en heb deze les afgerond op (datum).

    Aanvullende vragen, gedachten en inzichten die ik met mijn leerkracht wil bespreken: