Seminarie
Unit 1: Dag 1, De Schriften bestuderen


Unit 1: Dag 1

De Schriften bestuderen

Inleiding

Deze les heeft tot doel je te leren hoe je de Schriften bestudeert en hoe je daarbij inspiratie en hulp van de Heilige Geest kunt krijgen. Door deze les ontwikkel je ook vaardigheden waarmee je de Schriften beter begrijpt en op jezelf toepast. Kijk terwijl je deze les bestudeert of er manieren zijn waarmee je de Heilige Geest bij je evangeliestudie kunt uitnodigen.

Leren door studie en geloof

Stel je voor dat je wat aan je conditie wilt doen. Je vraagt of je vriend(in) voor je wil trainen. Heeft het enig effect op jouw conditie als je vriend(in) voor je traint? Vergelijk dat voorbeeld eens met je geestelijke groei: net zoals iemand niet voor een ander kan trainen, kan iemand ook niet het evangelie voor een ander leren. Iedereen is verantwoordelijk voor zijn of haar eigen evangelische vorming en geestelijke groei.

In Leer en Verbonden 88:118 beschrijft de Heer hoe we het evangelie kunnen leren. Stel bij het lezen van die tekst vast wat je moet doen om het evangelie te leren. Maak de volgende zin af: ‘Zoekt kennis, ja, door en ook door .’

Om kennis door studie en door geloof op te doen, moet je zelf aan de slag gaan. Je inspanningen om het evangelie gebedsvol te bestuderen nodigen de Heilige Geest bij het leerproces uit. Die inspanningen kunnen onder meer bestaan uit: om begrip bidden, je seminarieopdrachten doen, aan anderen je getuigenis geven en met hen over je evangeliebeleving praten, en het geleerde op jezelf toepassen.

Om de Heilige Geest bij je spirituele vorming te betrekken is het bovendien belangrijk om dagelijks de Schriften te bestuderen. Door dagelijkse, individuele Schriftstudie zul je eerder de stem van de Heer tot je horen spreken (zie LV 18:34–36). Ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft beloofd: ‘Als we willen dat [God] tot ons spreekt, doorzoeken we de Schriften; want zijn woorden worden door middel van zijn profeten gesproken. Vervolgens onderwijst Hij ons als wij luisteren naar de ingevingen van de Heilige Geest.’ (‘De Heilige Schriften: de macht van God voor ons heil’, Liahona, november 2006, pp. 26–27.)

Als je bij je studie van de Schriften de Heilige Geest uitnodigt, word je gezegend met geestelijke groei, de nabijheid van God, persoonlijke openbaring, kracht om verleiding te weerstaan en een groter getuigenis van het evangelie van Jezus Christus.

Schriftstudie

President Marion G. Romney van het Eerste Presidium heeft aangegeven wat een van de belangrijkste doelen van de Schriften is: ‘De Schriften zijn geschreven om beginselen voor ons welzijn te bewaren.’ (‘Records of Great Worth’, Ensign, september 1980, p. 4.) Door Schriftstudie leren we de beginselen en leerstellingen van het evangelie. Als we die beginselen en leerstellingen toepassen, zijn ze een leidraad voor ons.

Afbeelding
gem

Het vergt moeite en oefening om de onschatbare beginselen en leerstellingen te vinden die in de Schriften vervat zijn. Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft Schriftstudie met het opdelven van kostbare edelstenen vergeleken: ‘Soms moet je de diamanten van waarheid zorgvuldig uit de pagina’s van [de Schriften] opdelven.’ (‘Four Fundamentals for Those Who Teach and Inspire Youth’, Old Testament Symposium Speeches, 1987 [1988], p. 1.) Het bestuderen van, of opdelven van waarheden uit, de Schriften bestaat uit drie belangrijke onderdelen: (1) we moeten de achtergrond en het kader van de Schriften begrijpen, (2) we moeten vaststellen welke beginselen en leerstellingen erin staan, en (3) we moeten die waarheden op onszelf toepassen.

  1. Beantwoord de volgende vraag in je Schriftendagboek: Wat zijn de overeenkomsten tussen een mijnwerker die diamanten zoekt en iemand die evangeliebeginselen in de Schriften opzoekt en op zichzelf toepast?

De achtergrond en het kader van de Schriften begrijpen

Als je de achtergrond en het kader van een Schrifttekst begrijpt, herken je de evangelieboodschap die erin staat beter. President Thomas S. Monson heeft deze raad gegeven: ‘Raak vertrouwd met de lessen die de Schriften ons leren. Raak bekend met de achtergrond en het kader. […] Bestudeer ze alsof [ze tot jou spreken], want eigenlijk is dat ook zo.’ (‘Wees de bovenste beste’, Liahona, mei 2009, p. 68.)

Terwijl je de Schriften leest, is het nuttig om jezelf af te vragen: Wie heeft deze verzen geschreven? Aan wie zijn ze geschreven? Wat gebeurt er in dit verhaal? En: Waarom heeft de auteur deze verzen geschreven? Het hoofdstukopschrift (het gecursiveerde resumé aan het begin van elk hoofdstuk) bestaat uit een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in het hoofdstuk en beantwoordt vaak deze vragen.

Het kan ook helpen om moeilijke of onbekende woorden in een woordenboek op te zoeken. Als een zinsnede of passage uit de Schriften onduidelijk is, kunnen de voetnoten je meer inzicht geven.

Oefen je in het gebruik van deze hulpmiddelen door 3 Nephi 17:1–10 te lezen en het antwoord op de volgende vragen op te zoeken: Wie is er aan het woord? Tegen wie heeft Hij het? Wat was er aan de hand? Denk eraan dat je het hoofdstukopschrift raadpleegt voor een kort overzicht van de gebeurtenissen die plaatsvinden.

  1. Gebruik de voetnoot in 3 Nephi 17:1 en beantwoord de volgende vraag in je Schriftendagboek: Wat bedoelde Jezus toen Hij zei: ‘Mijn tijd is nabij’?

  2. Schrijf in je Schriftendagboek in je eigen woorden op wat er gebeurde toen de Heiland op het punt stond om bij de menigte weg te gaan. Waarom bleef Hij toch? Wat deed Hij voor de mensen?

De leerstellingen en beginselen herkennen

Leerstellingen en beginselen zijn eeuwige, onveranderlijke evangeliewaarheden die ons leven richting geven. De profeten van weleer leren ons deze waarheden door gebeurtenissen, verhalen of redevoeringen in de Schriften op te nemen.

Als je de achtergrond en het kader van een Schrifttekst eenmaal begrijpt, kun je de leerstellingen en beginselen erin herkennen. Ouderling Richard G. Scott heeft een goede tip gegeven om begrip van beginselen te krijgen: ‘Een beginsel is een geconcentreerde waarheid die zo is verpakt dat hij op een brede waaier aan omstandigheden van toepassing is. Zelfs in de meest verwarrende en meeslepende omstandigheden maakt een waar beginsel duidelijk welke beslissingen de juiste zijn. Het is alle moeite waard om waarheid die we te weten komen tot eenvoudige beginselverklaringen te herleiden.’ (Zie ‘Geestelijke kennis verwerven’, De Ster, januari 1994, p. 80.)

Sommige evangeliebeginselen worden verduidelijkt door zinsneden als ‘aldus zien wij’ of ‘niettemin’. De meeste beginselen worden echter niet rechtstreeks uiteengezet, maar komen tot uiting in het leven van de mensen in de Schriften. Je kunt die leerstellingen en beginselen ontdekken door je bijvoorbeeld af te vragen: Wat is de moraal van dit verhaal? Waarom heeft de schrijver dit verhaal of deze gebeurtenis erin gezet? Wat wil de auteur ons hiermee leren? En: Welke waarheden worden in deze tekst uiteengezet?

  1. Oefen met het herkennen van de beginselen en leerstellingen in 3 Nephi 17:1–10 door de vragen onder a of b te beantwoorden en in je Schriftendagboek te schrijven. Denk eraan dat je het hoofdstukopschrift raadpleegt voor een kort overzicht van het hoofdstuk.

    1. Wie is er in deze verzen aan het woord? Tegen wie heeft Hij het? Wat is de moraal van het verhaal in 3 Nephi 17:1–10?

    2. Noem enkele dingen die de schrijver van de verzen 1, 5–6 en 9–10 ons met dit verhaal duidelijk wil maken. Noem enkele belangrijke waarheden die jij van deze verzen hebt geleerd.

Een van de evangeliewaarheden die je misschien herkend hebt in deze verzen is: Als wij oprecht verlangen om tot de Heer te naderen, geeft Hij daar gehoor aan.

Leerstellingen en beginselen toepassen

Nadat je de evangeliebeginselen en -leerstellingen herkent, ben je gereed om ernaar te handelen en er iets mee te doen. Als je handelt naar hetgeen je geleerd hebt, zal de Heilige Geest tot je getuigen dat het beginsel waar is (zie Moroni 10:4–5). Elke les die we thuis, op het seminarie en in de kerk krijgen, en alles wat we van Plicht jegens God en Persoonlijke vooruitgang leren, heeft als doel dat we naar het geleerde handelen.

Afbeelding
President Thomas S. Monson

President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Het doel van evangelieonderwijs […] is niet “het uitstorten van informatie” over de hoofden van de [cursisten]. […] Het doel is iemand zo te inspireren dat hij of zij gaat nadenken, gaat voelen, om vervolgens iets te doen aan het naleven van de evangeliebeginselen.’ (Conference Report, oktober 1970, p. 107.)

Om de beginselen die je hebt geleerd toe te passen, kun je jezelf afvragen: Wat wil de Heer dat ik met deze kennis doe? Welke geestelijke indrukken hebben mij tot verbetering aangezet? Hoe heeft dit beginsel mijn leven beïnvloed? Wat kan ik nu doen of nalaten om volgens die waarheid te leven? Hoe zorgt deze tekst ervoor dat ik een beter leven leid?

  1. Schrijf in je Schriftendagboek in het kort op hoe je een beginsel of leerstelling die je uit 3 Nephi 17:1–10 hebt geleerd, kunt toepassen.

Schriftstudievaardigheden en -methoden

Door de volgende studievaardigheden en -methoden te gebruiken, zul je tot een beter begrip komen van de achtergrond van de Schriften en zul je de leerstellingen en beginselen erin herkennen en toepassen. Deze methoden komen in deze gids veelvuldig voor. Lees over elke vaardigheid en kies er één of twee waarvan je denkt dat je die vaker bij je persoonlijke Schriftstudie zou moeten gebruiken.

Oorzaak en gevolg. Ga op zoek naar verbanden die geformuleerd worden met indien-dan of met omdat-daarom (zo). Voorbeelden: 2 Nephi 13:16–26; Alma 34:33.

Kruisverwijzingen. Groepeer, verbind of koppel Schriftteksten aan elkaar om een betekenis te verduidelijken of je begrip te verruimen. Vergelijk bijvoorbeeld Mosiah 11:2–6, 14 en Deuteronomium 17:14–20. Je kunt ook de voetnoten gebruiken om kruisverwijzingen te vinden. Voorbeeld: 3 Nephi 12:28–29, voetnoot 28a, verwijst naar Leer en Verbonden 42:23.

Het kader bepalen. Definieer het wie, wat, wanneer en waar van Schriftuurlijke gebeurtenissen. Voorbeeld: in Alma 31:1, 6–11; 32:1–6 staat het kader van Alma 32:21–43.

Sleutelwoorden. Woorden en zinsneden als ‘evenwel’, ‘niettemin’ of ‘aldus zien wij’ zijn een uitnodiging om te zoeken naar een uitleg van de voorgaande verzen. Voorbeelden: Alma 30:60; Helaman 6:35–36; 3 Nephi 18:30–32.

Teksten markeren. Markeer, omcirkel of onderstreep belangrijke woorden en zinsneden in je Schriften om ze eruit te laten springen. Schrijf ook belangrijke, korte gedachten, gevoelens, inzichten of beginselen in de kantlijn. Daardoor herinner je je de reden waarom je dat vers belangrijk vond.

Naamsvervanging. Zet je naam in de plaats van iemand anders naam in een Schrifttekst. Voorbeeld: vervang Nephi’s naam door de jouwe in 1 Nephi 3:7.

Overdenken. Overdenken betekent ergens diep over nadenken. Overdenken houdt onder meer in dat je vragen stelt en evalueert wat je weet en wat je geleerd hebt. Door te overdenken weet je vaak hoe je een beginsel kunt toepassen.

Woordherhalingen. Woorden of zinsneden die herhaald worden, zijn wellicht belangrijk genoeg om aandacht aan te besteden. De schrijver geeft ermee aan wat hij belangrijk vond. Voorbeelden: het woord verschrikkelijke in 2 Nephi 9:10, 19, 26–27, 39, 46–47; het woord denken in Helaman 5:6–14.

Schriftuurlijke contrasten. Af en toe zetten de profeten verhalen van verschillende volken, ideeën of gebeurtenissen in de Schriften naast elkaar. Het contrast tussen de twee maakt het makkelijker om de belangrijke evangeliebeginselen die erin staan te herkennen en te begrijpen. Ga op zoek naar contrasten in verzen, tekstblokken en hoofdstukken. Voorbeelden: 2 Nephi 2:27; Alma 47–48.

Schriftuurlijke opsommingen. Als je opsommingen in de Schriften ziet, begrijp je beter wat de Heer en zijn profeten prediken. Als je opsommingen tegenkomt, kun je ze puntsgewijs nummeren. Voorbeeld: de opsomming van goddeloze praktijken in Helaman 4:11–13 waar de Nephieten zich mee inlieten.

Schriftuurlijke symboliek. Door woorden zoals als of vergeleken met kun je symboliek herkennen. Probeer vast te stellen waar de symboliek voor staat. Gebruik de voetnoten en de Gids bij de Schriften om de betekenis van de symboliek te achterhalen. Voorbeeld: vergelijk Jakob 5:3, 75–77 met Jakob 6:1–7.

Visualisatie. Stel je tijdens het lezen in gedachten voor wat er gebeurt. Vraag je af wat er gebeurt en stel je voor dat je er zelf bij bent. Voorbeeld: probeer voor je te zien wat er in Enos 1:1–8 gebeurt.

Definities van woorden. In de Schriften staan vaak woorden die ons onbekend zijn. Als je een onbekend woord tegenkomt, gebruik dan de Gids bij de Schriften, voetnoten of een woordenboek om de betekenis ervan te achterhalen.

  1. Kies en gebruik een van de vaardigheden uit de voorgaande paragraaf ‘Schriftstudievaardigheden en -methoden’. Schrijf in je Schriftendagboek op hoe je bij je persoonlijke Schriftstudie baat hebt gehad bij die vaardigheid.

  2. Schrijf het volgende onderaan de opdrachten van vandaag in je Schriftendagboek:

    Ik heb de les ‘De Schriften bestuderen’ bestudeerd en heb deze afgerond op (datum).

    Aanvullende vragen, gedachten en inzichten die ik met mijn leerkracht wil bespreken: