2007
Een werktuig in handen van de Heer worden door één van zin en één van hart te zijn
September 2007


Huisbezoekboodschap

Een werktuig in handen van de Heer worden door één van zin en één van hart te zijn

Zoek met een gebed in uw hart de teksten en leringen in deze boodschap uit die de zusters die u bezoekt, kunnen gebruiken. Vertel over eigen ervaringen die er verband mee houden en geef uw getuigenis. Nodig de zusters die u bezoekt uit om dat ook te doen.

Wat betekent het om ‘één van zin en één van hart’ te zijn?

1 Korintiërs 12:20, 27: ‘Maar nu zijn er wel vele leden, doch slechts één lichaam. (…) Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden.’

President Gordon B. Hinckley: ‘De Heer heeft gezegd: “Indien gij niet één zijt, zijt gij de Mijnen niet” (zie LV 38:27). Die grote eensgezindheid is het kenmerk van de ware kerk van Christus. Het is te voelen onder onze leden overal ter wereld. Daar wij één zijn, zijn wij de zijnen. (…) Wij bidden voor elkaar dat we eensgezind mogen zijn en kracht mogen krijgen. Als we dat doen, kan geen enkele macht onder de hemelen de voortgang van dit grote koninkrijk tegenhouden.’ (‘Except Ye Are One’, Ensign, november 1983, p. 5.)

President Marion G. Romney (1897–1988), eerste raadgever in het Eerste Presidium: ‘Het is de zending van de kerk in deze laatste bedeling om een nieuw volk te kweken dat het evangelie in zijn volheid naleeft. Dit volk dient ‘rein […] van hart’ te worden en zal (…) het volk van de Heer zijn. Zij zullen met God wandelen, want zij zullen één van zin en één van hart zijn, en zij zullen in rechtschapenheid verkeren en er zullen geen armen onder hen zijn.’ (‘Living Welfare Principles’, Ensign, november 1981, p. 93.)

Hoe kan ik een beter werktuig in handen van de Heer worden door ernaar te streven één van zin en één van hart te zijn?

Ouderling D. Todd Christofferson van het Presidium der Zeventig: ‘We beginnen met één worden met onszelf. We zijn tweeledige personen van vlees en geest en soms hebben we het gevoel dat we niet in harmonie zijn, dat we in tweestrijd verkeren. (…) Trachten wij dag in dag uit, week in week uit het pad van Christus te volgen, dan handhaaft onze geest zijn voortreffelijkheid, neemt de innerlijke strijd af en zitten verleidingen ons niet meer dwars. Er komt steeds grotere harmonie tussen het geestelijke en het fysieke, totdat ons fysieke lichaam wordt omgezet (…) tot “wapenen der gerechtigheid ten dienste van God” (zie Romeinen 6:13).’ (‘Opdat zij allen één zijn in ons’, Liahona, november 2002, pp. 71–72.)

Kathleen H. Hughes, voormalig eerste raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium: ‘[De Heer] “verlangt het hart en een gewillige geest” (LV 64:34; cursivering toegevoegd). (…) De Heer wil dat wij openhartig tegen[over] Hem zijn — en niets achterhouden. Hij zegt tot ons: weest niet bezorgd “om uw eigen leven”, maar streef ernaar “mijn wil te kennen en mijn geboden te onderhouden” (Helaman 10:4). Die innerlijke verandering komt tot stand als wij doen en geven wat we kunnen, en dan ons hart en onze wil aan de Vader bieden.’ (‘Uit het kleine komt het grote voort’, Liahona, november 2004, p. 111).

Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen: ‘Geestelijke onderworpenheid betekent (…) gemeenschappelijkheid en gemeenschap terwijl verstand en hart een besluit nemen. Daarna besteden we minder tijd aan het besluitvormingsproces en veel meer tijd aan dienstbaarheid. (…) Als we ons hart overgeven aan God, is dat een teken dat we in het laatste stadium van onze geestelijke ontwikkeling zijn. Dan beginnen we pas écht nuttig te zijn voor God! Hoe kunnen we oprecht bidden om een werktuig in zijn handen te zijn als dat werktuig probeert de wet voor te schrijven?’ (‘Willing to Submit’, Ensign, mei 1985, p. 71.)