2007
De Meester dienen
September 2007


Participatieperiode

De Meester dienen

‘Wanneer gij in dienst van uw medemensen zijt, [zijt] gij louter in dienst van uw God’ (Mosiah 2:17).

Jezus diende graag andere mensen. Hij was het volmaakte voorbeeld van dienstbetoon. Hij zei: ‘Ik ben in uw midden als dienaar’ (Lucas 22:27). Hij wist dat Hij naar de aarde was gekomen om anderen te dienen, niet om Zich te laten dienen. Wat betekent het volgens jullie dat de Meester anderen diende? De woorden meester en dienstknecht zijn tegengestelden. Je zou denken dat het verbazend is als de grootste meesters anderen dienen.

Jezus diende tijdens zijn sterfelijk leven de armen. Hij onderwees in het evangelie. Hij voedde menigten hongerige mensen. Hij waste de voeten van zijn discipelen. Hij genas zieken en wekte zelfs doden op.

Jezus vertelde ook hoe belangrijk dienstbaarheid is. Als Hij terugkomt op aarde, zegt Hij tegen de rechtschapen mensen: ‘Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen’ (Matteüs 25:35–36).

Jezus zei dat de rechtschapen mensen zich niet zullen herinneren dat ze die dingen voor Hem hebben gedaan. Dan zal Hij tegen ze zeggen: ‘In zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’ (Matteüs 25:40). Dienen wij elkaar, dan dienen wij ook Hem.

Je kunt de Heer dienen door de mensen om je heen te dienen. Je hoeft niet iets groots te doen om anderen te dienen. Met een glimlach kun je een vriend al blij maken. Een vriendelijk woord, je broer of zus helpen, je ouders gehoorzamen — het zijn allemaal manieren om anderen te dienen. Als we bereidwillig dienen, worden we meer zoals Christus en neemt ons geloof toe.

Activiteit

Plak bladzijde K4 op stevig papier. Knip de vijf delen uit. Maak gaatjes op de aangegeven plaatsen. Maak met garen of touw een lus in het gaatje bovenin de afbeelding van de Heiland. Verbind met een ander stukje garen of touw de onderkant van de afbeelding van de Heiland met de schrifttekst. Maak met nog zeven stukjes touw elk plaatje van een voorbeeld van dienstbetoon aan de onderkant van de bovenstaande plaat vast. Hang je mobile ergens op waar hij je eraan herinnert dat je Jezus Christus dient door anderen te dienen.

Ideeën voor de participatieperiode

  1. 1. Vertel het verhaal van Nephi’s gebroken boog (zie 1 Nephi 16:18–32) met behulp van een pijlkoker en pijlen. Teken ze op het bord of maak ze van papier. Verbind aan elke pijl een vraag. Schrijf er bijvoorbeeld op: ‘Wie vroeg Nephi waar hij moest gaan jagen?’ (zijn vader, Lehi) en ‘Wat deed Nephi met het voedsel dat hij te pakken kreeg?’ (hij deelde het met zijn familie). Schrijf op elke pijl een woord dat betrekking heeft op de vraag, zoals gehoorzaamheid of delen. Als alle vragen zijn beantwoord, wijst u op elke pijl en vraagt de kinderen om de eigenschap die op de pijl geschreven staat te betrekken op hun eigen familie. Vraag naar specifieke voorbeelden zoals ‘Ik zou papa kunnen helpen om de lunch klaar te maken’. Vertel hoe het dienstbetoon van een familielid u tot zegen is geweest.

  2. 2. Ga het klaslokaal in met een schort aan en in uw handen een dienblad dat u met een servet hebt afgedekt. Vertel de kinderen dat u hen wilt bedienen. Laat hen Galaten 5:13–14 opzoeken. Help ze met het onderstrepen van ‘dient elkander door de liefde’ en ‘gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’. LegeLeg van tevoren verscheidene schriftplaatsen, platen over dienstbetoon of citaten uit verhalen die u gaat vertellen op het dienblad. U zou kleine bekertjes met een schriftplaats op de buitenkant kunnen hebben, of een plaat van dienstbetoon op een bord, of citaten die op bestek geplakt zijn. Als de kinderen iets hebben uitgezocht en ernaar hebben gekeken of het hebben voorgelezen, vraag dan wat ze ervan geleerd hebben. Vertel verhalen over dienstbetoon. U zou verhalen uit de Liahona kunnen vertellen.