2010
Dienen in de kerk
Januari 2010


Dienen in de kerk

Wie, ik? Lesgeven?

En nu dragen we de tijd over aan [vul uw naam in] voor de les.’ Als u deze woorden volgende week zondag in de kerk zou horen, zou u dan bang of zelfverzekerd zijn?

Vroeg of laat wordt ieder lid van de kerk leerkracht. Dat kan in het jeugdwerk, de zustershulpvereniging of een priesterschapsquorum zijn, op huisonderwijs of huisbezoek, of op de gezinsavond. Voor veel mensen die nieuw zijn in de kerk, is de rol van leerkracht wellicht onbekend. Ook degenen die al vaak hebben lesgegeven vragen zich wel eens af hoe ze anderen met meer zelfvertrouwen effectiever kunnen raken.

Hier zijn enkele eenvoudige ideeën die ons allemaal kunnen helpen een goede leerkracht te zijn:

  1. Het gebed is een belangrijk leermiddel. Begin elke fase van uw voorbereiding van de les met een nederig gebed om leiding van de Geest. Vertrouw op de belofte van de Heer aan alle leerkrachten: ‘De Geest zal u gegeven worden door het gelovige gebed’ (LV 42:14).

  2. Voor bijna elke les staat er meer in het lesboek dan u in de les kunt behandelen. Lees de les door en kies onder gebed een of twee hoofdbeginselen uit die u voor de cursisten het beste acht.

  3. Bestudeer de Schriftteksten bij de les met een gebed in uw hart, en haal er voorbeelden en beginselen uit. Het woord van God kan een ‘krachtiger uitwerking op het gemoed’ van mensen hebben dan wat dan ook. (Zie Alma 31:5.)

  4. Wees gerust dat u niet alles over de les hoeft te weten om een doeltreffende leerkracht te zijn. Plan enkele eenvoudige vragen die de cursisten uitnodigen om over hun ervaringen en inzichten te vertellen. Die leiden vaak tot de meest aangrijpende en gedenkwaardige momenten van de les.

  5. Als leerkracht bent u ook geroepen om te leren. Evangelieonderwijs ‘vergt toewijding om uw begrip te vergroten en uw vaardigheden te verbeteren. Maar geeft u eenmaal les op de manier die God heeft geboden dan zal Hij u grootmaken.’1

Zie Onderwijzen — geen grotere roeping voor meer lesideeën.

Noot

  1. Onderwijzen – geen grotere roeping (1999), p. 4.