2011
Veilig in mijn wijkfamilie
maart 2011


Tot we elkaar weerzien

Veilig in mijn wijkfamilie

Toen ik twaalf was en alleen naar de kerk ging, merkte ik dat mijn hemelse Vader me een kant-en-klaar vangnet had gegeven.

Een van de fijnste herinneringen uit mijn jeugd is het klikken van mijn moeders hoge hakken op de hardhouten keukenvloer als ze ons gezin voor de kerk klaarmaakte. Ze werkte altijd hard in de wijk en ze was jarenlang ZHV-presidente. Ik had nooit gedacht dat dat zou veranderen.

Toen ik ongeveer twaalf was en zij en ik met ons tweetjes woonden, wilde ze niet meer naar de kerk en ik wist niet waarom. Hoewel mijn moeder — mijn voorbeeld — had besloten om een andere weg in te slaan, wist ik dat het evangelie waar was en bleef ik naar de kerk gaan. Ook al was ze het niet met mijn beslissing eens, ze bracht me elke week met de auto naar de kerk en haalde me ook weer op.

Ik vond het vaak moeilijk om in de kerk te zijn, vooral tijdens de avondmaalsdienst. Ik zat meestal alleen achterin en zag dan voor mij al die vaders, moeders en kinderen bij elkaar zitten. Vaak zat ik bij het gezin van een vriendin. Ik zal altijd dankbaar zijn voor mijn ‘mormoonse familie’ en anderen in de wijk die er in die moeilijke tijd voor zorgden dat ik erbij hoorde.

Mijn huisonderwijzers kwamen mij bijvoorbeeld trouw bezoeken, ook al was ik de enige voor wie ze kwamen en woonde ik verder weg dan de meeste leden van de wijk. Ik keek uit naar de gelegenheid om over het evangelie te praten en de kracht van het priesterschap en de Geest bij mij thuis te voelen.

Veel van de wijkleden kende ik al mijn hele leven. Met hun bekende gezichten, vriendelijke glimlach en fijne gesprekken werden ze mijn moeders, vaders, broers en zussen in de wijk. Door de liefde en het gevoel dat ik erbij hoorde, werd de pijn wat minder om zonder mijn familie naar de kerk te gaan.

Ik weet dat ik niet de enige in dergelijke omstandigheden ben. Veel jongelui gaan zonder één of beide ouders naar de kerk. Maar door ons voorbeeld, onze vriendschap en onze roeping kunnen we deze zonen en dochters van onze hemelse Vader helpen door ze het gevoel te geven dat ze welkom zijn, door ze in de evangeliebeginselen te onderwijzen en door ze aan te moedigen actief aan de bijeenkomsten en activiteiten deel te nemen.

‘Onze hemelse Vader heeft ervoor gezorgd dat we in een gezin geboren worden — de fundamenteelste, heiligste en krachtigste groep op aarde’, heeft Virginia H. Pearce, voormalig raadgeefster in het algemeen jongevrouwenpresidium, gezegd. ‘En in het gezin leren we enkele van de belangrijkste dingen die we ooit zullen leren. Naast het gezin heeft de Heer ons ook de wijk- of gemeentefamilie gegeven. (…) Wijken zijn niet bedoeld om het gezin te vervangen, maar om het gezin en de rechtschapen leringen ervan te steunen. Een wijk is een plek met voldoende toewijding en energie om een ‘vangnet’ voor ons allemaal te zijn als onze eigen familie niet in alle leringen en groeimogelijkheden kan of wil voorzien die we nodig hebben om bij onze hemelse Vader terug te keren. We moeten de kracht van de wijkfamilie niet onderschatten en ons met nieuwe toewijding positief in die gemeenschap van heiligen inzetten.’1

Ik ben erg dankbaar voor diegenen die mijn vangnet zijn geworden, en die in mij het verlangen hebben aangewakkerd om hetzelfde voor anderen te doen.

Noot

  1. Virginia H. Pearce, ‘The Rewards of a Ward’, New Era, maart 1995, p. 41.

Foto-illustratie Robert Casey