2011
De sleutel tot het scheppen van kansen: tienjarig jubileum van het permanent studiefonds
December 2011


De sleutel tot het scheppen van kansen

tienjarig jubileum van het permanent studiefonds

Tien jaar nadat president Gordon B. Hinckley het permanent studiefonds aankondigde, gedijen dit initiatief en de deelnemers.

In 1850, slechts drie jaar na aankomst in de Salt Lake Valley, richtte president Brigham Young (1801–1877) academies en universiteiten op om de heiligen der laatste dagen scholing te bieden. Elke profeet in deze bedeling heeft de kerkleden aangemoedigd om voor een goede scholing te zorgen.

Een van die profeten was president Gordon B. Hinckley (1910–2008), die het permanent studiefonds introduceerde, dat gebaseerd was op een ander negentiende-eeuws initiatief van Brigham Young, het permanente emigratiefonds. Dit nieuwe studiefonds zou volgens president Thomas S. Monson een van de kenmerken van de ambtsperiode van president Hinckley worden.1 President Hinckley had vastgesteld dat armoede en een gebrek aan scholing veel jongvolwassenen in de kerk ervan weerhielden om hun potentieel te verwezenlijken. Hij vroeg de Heer om een oplossing.

Tijdens de algemene conferentie van 31 maart 2001 kondigde president Hinckley zijn visie op het programma aan. Hij gaf toe dat het een ‘stoutmoedig initiatief’ was, maar hield vol dat ‘onderwijs de sleutel is tot het scheppen van kansen.’2 President Hinckley nodigde allen die dat wilden uit om een bijdrage te geven, en het programma ging van start.

Nu, tien jaar later, gedijt het fonds — en de deelnemers — door grote en kleine bijdragen van donateurs over de hele wereld. Ouderling John K. Carmack, emeritus lid van de Zeventig en algemeen directeur van het fonds, zegt dat het ‘de heiligen van de vloek van de armoede redt’. Volgens Rex Allen, vrijwillig directeur training en communicatie van het studiefonds, is het daarin geslaagd doordat het is gebaseerd op eeuwige beginselen, en het de profetische belofte heeft dat het ‘een veel verstrekkender uitwerking zal hebben dan wij kunnen bevatten’.

Een stoutmoedig initiatief

Zoals president Hinckley in 2001 uitlegde, is het fonds opgericht met behulp van gelddonaties; de rente die het kapitaal oplevert, wordt uitgeleend aan leden die een studie willen volgen.

Geïnteresseerde jongvolwassenen kunnen contact opnemen met plaatselijke priesterschapsleiders en instituutscoördinatoren. Met hun instemming krijgen deze ‘ambitieuze jonge mannen en vrouwen’, velen teruggekeerde zendelingen, een lening om in hun eigen gemeenschap een opleiding te volgen.3 Tijdens hun opleiding beginnen ze de lening al terug te betalen, waarmee ze andere studenten in staat stellen om ook gebruik te maken van het fonds.

In de tien jaar sinds de oprichting van het fonds heeft het al het leven van zo’n vijftigduizend deelnemers in meer dan 50 landen verbeterd door hen te helpen ‘boven de armoede uitrijzen die zij en generaties voor hen gekend hebben’ zoals president Hinckley had gezegd.4

Broeder Allen beschrijft het studiefonds als volgt: ‘De profeet deed die dag iets opmerkelijks. Lang geleden strekte Mozes zijn staf uit boven de Rode Zee en werden de wateren gescheiden. President Hinckley gaf blijk van ditzelfde geloof toen hij in figuurlijke zin zijn profetische mantel boven de donkere zee van armoede uitstrekte en het permanent studiefonds oprichtte.’

Beginselen

Het permanent studiefonds is gebouwd op een fundament van evangeliebeginselen: geloof en hoop in Jezus Christus, onderwijs, werk, opoffering, zelfredzaamheid, integriteit en dienstbaarheid. De fondsdeelnemers en afgestudeerden over de hele wereld passen deze beginselen in hun leven toe.

Carolina Tello Vargas, een afgestudeerde deelneemster uit Colombia, zegt dat het fonds ‘een straaltje hoop’ was, en het bewijs dat onze hemelse Vader hulp biedt en haar ‘leidt en de deur opendoet naar [haar] vooruitgang’.

Zij begrijpt het belang van een opleiding, en weet hoeveel inzet en opoffering dat vereist. Voordat ze deelnam aan het studiefonds had Carolina meerdere baantjes en had ze al haar sieraden verkocht om rechten te kunnen studeren. Haar familie getroostte zich ook opofferingen.

‘Ik wist dat ik me opofferingen moest getroosten om te studeren’, legt Carolina uit. ‘Ik was daartoe bereid om in de toekomst kans te maken op een betere baan.’

Maar toen ontstonden er tijdens haar laatste studiejaar problemen in de familie en kon ze haar studiekosten niet betalen. Ze kreeg een lening van het permanent studiefonds en gebruikte die om haar studie te voltooien.

Shirley Mwelase uit Zuid-Afrika is ook een goed voorbeeld van deze beginselen. Ze gebruikte een lening van het permanent studiefonds om een opleiding tot computerprogrammeur af te ronden. Toen ze een baan had gevonden bij een verzekeringsmaatschappij, betaalde ze snel de rest van haar lening af, wat haar het gevoel gaf ‘betrouwbaar’ te zijn.

Shirley legt uit: ‘Een beter betaalde baan betekent een hogere kwaliteit van leven. Het betekende dat ik mijn ouders en mijn familie kon helpen. En de vaardigheden en bekwaamheid die ik door mijn werk heb opgedaan, hebben mij heel erg geholpen om de kerk beter van dienst te zijn in mijn roepingen.’

Als programmeur heeft zij veel bereikt. Ze zegt: ‘Ik denk dat ik zonder mijn studie en mijn voortdurende activiteit in de kerk geen baan zou hebben, en dat ik ook niet in staat zou zijn om al die goede dingen te doen.’

Beloften en zegeningen

Toen president Hinckley het permanent studiefonds aankondigde, beloofde hij dat het individuele leden zegeningen zou opleveren, maar ook hun familie en hun gemeenschap, en de hele kerk, in de vorm van werkgelegenheid, dienstbaarheid en leiderschap.

President Hinckley beloofde de deelnemers dat zij ‘in staat zullen zijn om een goede opleiding te krijgen waardoor zij uit het moeras van de armoede worden getrokken. (…) Ze zullen trouwen en hun leven voortzetten met vaardigheden waarmee ze in aanmerking komen voor een goed salaris en ze een plaats in de maatschappij in kunnen nemen waar ze een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren.’5

Deze belofte is in vervulling gegaan voor duizenden deelnemers aan het studiefonds. Een van hen is Pablo Benitez uit Uruguay. Pablo werkte twaalf uur per dag in een supermarkt en had moeite om een loontje bij elkaar te schrapen toen hij besloot om zijn leven te veranderen. Hij begon aan een opleiding, maar de studiekosten gingen omhoog en hij kon zijn scholing niet meer zelf betalen.

Door het permanent studiefonds kon hij een diploma in lichamelijke opvoeding halen. Toen vond hij in de jaren daarna telkens beter betaalde banen. Hij zegt zelfs: ‘Ik krijg vaak een voltijdbaan of invalwerk aangeboden en kan het niet aannemen omdat ik niet genoeg tijd heb. En dat allemaal dankzij het permanent studiefonds en de veranderingen die mogelijk werden door mijn opleiding.’

Vanwege de mogelijkheden die hij door zijn opleiding kreeg, kan Pablo zijn gezin onderhouden en bovendien zijn gemeenschap dienen en opbouwen als instructeur.

Voor wie lange werkdagen heeft en nauwelijks genoeg verdient om in zijn levensonderhoud te voorzien en tiende te betalen, kan het erg moeilijk zijn om zich dienstbaar te maken in de kerk, aldus broeder Allen. Veel leden over de hele wereld worstelen hiermee, maar president Hinckley deed de volgende belofte aan fondsdeelnemers: ‘Ze zullen in hun eigen land leiders worden in dit grote werk. Ze zullen tiende en andere bijdragen betalen, waardoor de kerk zich over de wereld kan uitbreiden.’6

Veel deelnemers ondervinden dat de opleiding die ze door het permanent studiefonds krijgen ertoe leidt dat ze een betere baan krijgen met werktijden waardoor ze meer in de kerk kunnen doen. Miriam Erquiza, een teruggekeerde zendelinge uit de Filipijnen, volgde een tweejarige webdesignopleiding en kreeg door ‘krachtig gebed’ een baan bij een reisbureau. Door die betrekking kon ze haar familie onderhouden en vond ze de tijd voor haar functies als jongevrouwenpresidente en instituutsleerkracht.

Vanderlei Lira uit Brazilië was zes jaar lang gemeentepresident en droeg ertoe bij dat het aantal actieve leden in zijn gemeente groeide van 18 tot 110. Dit deed hij allemaal terwijl hij werkzaam was als arbeider, want hij had geen opleiding. Toen het permanent studiefonds was aangekondigd, kon hij een cursus beroepsveiligheid volgen en een nieuwe baan vinden, die beter betaalde, zodat hij snel zijn lening kon afbetalen. Hij vervult nog steeds trouw zijn kerkroeping. Zijn ringpresident beschrijft hem als een groot leider en vader, ‘een reus die is vrijgemaakt door een kans te krijgen.’

President Hinckley zei tegen de leden van de kerk dat het programma zou slagen doordat de kerk ‘de organisatie (…) en de toegewijde dienstknechten van de Heer’ heeft die nodig zijn om succes te hebben.7 Het permanent studiefonds slaagt inderdaad door de betrokkenheid van deelnemers en plaatselijke priesterschapsleiders, die op aanwijzing van het Eerste Presidium, het Quorum der Twaalf Apostelen en andere algemene kerkleiders te werk gaan. De loopbaancentra en het seminarie en het instituut voor godsdienstonderwijs van de kerk zijn ook volledig betrokken bij deze inspanningen.

De gevolgen van het fonds zijn niet alleen in financieel opzicht permanent, omdat het geld wordt terugbetaald en uitgeleend aan andere studenten, maar ook in geestelijk en sociaal opzicht, daar de deelnemers, donateurs, bestuurders en talloze anderen indirect worden gezegend. ‘Scholing is de sleutel waarmee niet alleen individuele personen maar hele families en hun gemeenschap een deur in een dichte muur kunnen opendoen’, aldus broeder Allen.

De afgelopen tien jaar is de procedure voor deelnemers en donateurs door technologische ontwikkelingen en ervaring verbeterd, maar het permanent studiefonds blijft ernaar streven om aan zijn profetische doel te beantwoorden. Dit ‘stoutmoedige initiatief’ blijft een profetische inspanning. President Monson zet het werk van het fonds voort en zegt dat het ‘tot ver in de toekomst’ zal voortbestaan.8

Noten

  1. Zie ‘16th President Fields Questions from Media’, Church News, 9 februari 2008, p. 15.

  2. Zie Gordon B. Hinckley, ‘Het permanent studiefonds’, Liahona, juli 2001, pp. 62–67.

  3. Zie Gordon B. Hinckley, Liahona, juli 2001, p. 62.

  4. Zie Gordon B. Hinckley, Liahona, juli 2001, p. 62.

  5. Zie Gordon B. Hinckley, ‘De kerk gaat voorwaarts’, Liahona, juli 2002, p. 6.

  6. Zie Gordon B. Hinckley, ‘Bukken om iemand anders op te richten’, Liahona, januari 2002, p. 62.

  7. Zie Gordon B. Hinckley, Liahona, juli 2001, p. 67.

  8. Thomas S. Monson in ‘16th President Fields Questions from Media’, Church News, 9 februari 2008, p. 15.

In de tien jaar dat het permanent studiefonds functioneert, heeft het al het leven van zo’n vijftigduizend deelnemers in 51 landen verbeterd. Kevin Moore uit het Caribisch gebied en deelnemers uit Peru (links) zijn daar voorbeelden van.

Miriam Erquiza, een teruggekeerde zendelinge uit de Filipijnen, werd in dienst genomen door een reisbureau. Door de betere werktijden kon ze een roeping als jongevrouwenpresidente en als instituutsleerkracht vervullen.

Vanderlei Lira uit Brazilië was in de zes jaar dat hij gemeentepresident was, in het dagelijks leven werkzaam als arbeider. Toen hij met een lening van het permanent studiefonds een opleiding had gevolgd, vond hij beter werk met een hoger salaris. Zijn ringpresident beschrijft hem als ‘een reus die is vrijgemaakt door een kans te krijgen.’

Foto’s Brian Wilcox; pictogrammen Brent Croxton