2012
Die ene dienen
Augustus 2012


Dienen in de kerk

Die ene dienen

Als beginnend eerstejaarsstudent sloot ik al snel vriendschap met twee andere eerstejaarsstudenten. De een kwam van een veeboerderij en de ander van een landbouwbedrijf. Onze vriendschap was best opmerkelijk — twee nuchtere jongens van het platteland uit het westen en een stadsjongen met een vlotte babbel uit het oosten van de Verenigde Staten. Na afronding van onze studie keerden zij terug naar huis om hun boerenbedrijf op te pakken. Ik ging de zakenwereld in.

We hielden elkaar aan de hand van jaarlijkse kerstkaartjes en af en toe een telefoontje op de hoogte van de ontwikkelingen in ons leven. Rond mijn vijfendertigste was ik al twee keer een periode scoutleider geweest. Later, toen ik mijn tweede ‘ronde’ als kinderkamerassistent erop had zitten, waren mijn twee vrienden werkzaam in een bisschap. Na verloop van tijd ging ik mijn roepingen vergelijken met die van mijn vrienden en begon ik me ongewenst en overbodig te voelen.

Toen ik dik in de veertig was, kon ik dagen kniezen over het feit dat anderen tot leidinggevende functies geroepen werden. Telkens wanneer iemand tot een leidinggevende functie op wijk- of ringniveau werd geroepen, fluisterde Satan me in dat ik niet waardig was of onvoldoende geloof had voor een dergelijke roeping. Ik kon die gedachten door gebed en studie verstandelijk wel van me afzetten, maar mijn gevoel van eigenwaarde bleef wel een heikel punt. Op mijn vijftigste ‘gewoon ouderling’ zijn en basketbalwedstrijden voor de jeugd fluiten terwijl mijn vrienden in een ringpresidium werkzaam waren, was niet bepaald wat ik voor ogen had gehad.

Toen gebeurde er iets waardoor ik het evangelie anders ben gaan bekijken. Op een zondag hielp ik mijn vrouw met haar jeugdwerkklas vol drukke zevenjarigen. Aan het begin van de participatieperiode zag ik een van de kinderen stijf in haar stoel zitten. Ze voelde zich duidelijk niet goed. De Geest fluisterde mij in dat ze troost nodig had, dus ging ik bij haar zitten en vroeg wat er scheelde. Ze antwoordde niet maar leek erg overstuur en ik begon zachtjes voor haar te zingen.

In het jeugdwerk waren ze bezig een nieuw lied te leren. Toen we ‘Als ik luister met mijn hart, dan hoor ik Jezus’ stem’1 zongen, werd mijn ziel geheel en al van licht en warmte vervuld. Ik voelde me door eeuwige armen van liefde omsloten. Ik besefte dat onze hemelse Vader het gebed van dit meisje had gehoord en dat ik daar was om de troost te bieden die Hij haar wilde schenken. Mijn geestelijk begrip werd geopend en ik ontving een getuigenis van de liefde van onze Heiland voor haar, voor al zijn kinderen en voor mij. Ik wist dat Hij erop vertrouwde dat ik iemand in nood zou helpen en dat ik was waar Hij me wilde hebben. Ik heb geleerd dat wij zijn handen zijn wanneer we die ene tot hulp zijn.

Ik verheug me in iedere gelegenheid om te dienen. Ik probeer waardig te blijven om de ingevingen van de Geest te voelen en daar te zijn waar mijn hemelse Vader me nodig heeft om een van zijn kinderen te helpen.

Noot

  1. Sally DeFord, ‘Als ik luister met mijn hart’, Overzicht participatieperiode 2011, p. 28.

Foto-illustratie Cody Bell