2010
‘Doet dit tot mijn gedachtenis’
Februari 2010


‘Doet dit tot mijn gedachtenis’

Mogen wij vervuld worden met zijn Geest terwijl wij waardig aan het avondmaal deelnemen.

Afbeelding
Elder Paul K. Sybrowsky

Jaren geleden was ik als jonge zendeling in Canada onder de indruk van de zinsnede die iemand aan de voorkant van de avondmaalstafel van de gemeente in Montreal had uitgesneden: ‘Doet dit tot mijn gedachtenis’ (Lucas 22:19).

In die kleine gemeente herinnerden Aäronisch-priesterschapsdragers, zowel in kleedwijze als gedrag, de heiligen aan Jezus’ aanwijzingen voor deze diepzinnige en heilige verordening. Die uitgesneden woorden komen mij nog steeds elke zondag onder de bediening van het avondmaal in gedachte: ‘Doet dit tot mijn gedachtenis’.

Als het verbondsvolk Gods nemen wij ruim op tijd plaats in de kapel voor de avondmaalsdienst, om eerbied te tonen en deze heilige verordening te overdenken. Als wij in gedachten voorbereid naar de kerk komen om van het avondmaal te nemen, nemen wij Paulus’ raad aan de heiligen in Korinte ter harte: ‘Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker’ (1 Korintiërs 11:28).

Instelling van het avondmaal

Het avondmaal symboliseert het zoenoffer van Jezus Christus. Het is een heilige, gewijde verordening die op voorgeschreven wijze door waardige priesterschapsdragers wordt bediend, waaraan waardige heiligen der laatste dagen deelnemen. Men ziet er zorgvuldig op toe dat het avondmaal op waardige wijze wordt voorbereid, gezegend en rondgediend.

Paulus herinnerde de heiligen eraan dat het avondmaal op een belangrijk punt in het midden des tijd was ingesteld, terwijl Jezus met zijn twaalf apostelen aan het Pascha deelnam.

‘Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam,

‘de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis.

‘Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis’ (1 Korintiërs 11:23–25).

Hier ging de oude wet, de Mozaïsche wet, in vervulling, terwijl het nieuwe verbond — een nog hogere wet — werd ingesteld. De verordening van het avondmaal zal ten minste tot de wederkomst van Jezus Christus in gebruik blijven, wanneer onze Heiland met zijn heiligen aan het avondmaal zal deelnemen (zie 1 Korintiërs 11:26; LV 27:5–14).

De bereiding van het offerlam voor het laatste avondmaal was een wezenlijk onderdeel van het jaarlijkse Pascha. En terwijl de twaalf apostelen aten, nam Jezus, zelf het Paaslam, brood, zegende en brak het, en gaf het aan zijn discipelen (zie Matteüs 26:26).

Nadat Hij in de nieuwe wereld de Nephieten de tekens van de nagels in zijn handen en voeten had getoond, stelde de herrezen Heer het avondmaal in met de woorden:

‘En dit zult gij altijd nauwgezet doen zoals Ik het heb gedaan, zoals Ik brood heb gebroken en het heb gezegend en het aan u heb gegeven.

‘En dit zult gij doen ter gedachtenis van mijn lichaam, dat Ik u heb getoond. En het zal een getuigenis tot de Vader zijn dat gij Mij altijd indachtig zijt. En indien gij Mij altijd indachtig zijt, zult gij mijn Geest bij u hebben’ (3 Nephi 18:6–7).

Over de beker zei Hij: ‘En dat zult gij altijd doen met hen die zich bekeren en zich in mijn naam laten dopen; en gij zult het doen ter gedachtenis van mijn bloed, dat Ik voor u heb vergoten, om de Vader te betuigen dat gij Mij altijd indachtig zijt. En indien gij Mij altijd indachtig zijt, zult gij mijn Geest bij u hebben’ (3 Nephi 18:11).

De Heiland leerde de Nephieten ook: ‘Hij die dit brood eet, eet van mijn lichaam voor zijn ziel; en hij die van deze wijn drinkt, drinkt van mijn bloed voor zijn ziel; en zijn ziel zal nimmermeer hongeren of dorsten, maar verzadigd zijn.’ Toen de schare aan het avondmaal had deelgenomen, zo zegt de kroniek, ‘werden zij vervuld met de Geest’ (3 Nephi 20:8–9).

Het avondmaal waardig zijn

Ouderling L. Tom Perry van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft verklaard:

‘Voordat de wereld werd geschapen, openbaarde God een plan waarbij Hij zijn kinderen op basis van gehoorzaamheid aan zijn geboden zou zegenen. Hij wist echter dat wij soms door wereldse zaken zouden worden afgeleid en geregeld aan onze verbonden en zijn beloften zouden moeten worden herinnerd. (…)

‘Het doel van het avondmaal is uiteraard het hernieuwen van de verbonden die wij met de Heer hebben gesloten. (…)

‘Als wij waardig aan het avondmaal deelnemen, kunnen we geestelijk groeien. (…)

‘Als we onachtzaam aan het avondmaal deelnemen, verliezen we de kans op geestelijke groei.’1

Paulus leerde de jonge kerk in Korinte dat de leden daar mogelijk ‘zwak en ziekelijk’ waren en dat niet weinigen waren ontslapen, omdat ze ‘tot [hun] eigen oordeel [’s Heren] lichaam niet onderscheid[den]’ (1 Korintiërs 11:29, 30). De Heiland heeft gezegd: ‘Want wie mijn vlees en bloed eet en drinkt, die het niet waardig is, [brengt] verdoemenis tot zijn ziel’ (3 Nephi 18:29).

‘Zie, Ik ben de Alfa en de Omega, namelijk Jezus Christus.

‘Daarom, laten alle mensen oppassen hoe zij mijn naam op hun lippen nemen’ (LV 63:61).

Eten en drinken wij tot heil van onze ziel? Laten wij ons geestelijk vervullen door dit ‘heilige moment op een heilige plek’?2

Dikwijls deelnemen

De Heer heeft gezegd: ‘Het is raadzaam dat de kerk dikwijls tezamen komt om te nemen’ van het avondmaal (LV 20:75). Als de Heer dat raadzaam acht, is het absoluut essentieel voor ons!

Onze Heiland zal ons, bij de reiniging van de binnenste schotel, niet leeg, zwak en ziekelijk laten, maar Hij zal ons vullen met zijn liefde en de kracht om verleiding te weerstaan. Wie tot Christus komen, worden zoals Christus, door geloof in Hem te oefenen en te eten van ‘het brood des levens’ en te drinken van ‘levend water’ (Johannes 4:10; 6:35).

Op 6 april 1830, toen de eerste heiligen in deze bedeling bijeenkwamen om de kerk te stichten, namen zij, op aanwijzing van de Heer, de verordening van het avondmaal in hun eerste officiële vergadering op (zie LV 20:75–79).

De leden van de kerk begrijpen dat onze eigen verlossing alleen in en door de Heiland, Jezus Christus, komt. Wij verklaren en getuigen aan de wereld dat Hij voor onze zonden geboet heeft door volmaakt gehoorzaam te zijn aan de wil van de Vader. We kunnen Gods grootste gave, het eeuwige leven, ontvangen door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het herstelde evangelie.

Ook begrijpen wij wat vader Lehi aan zijn zoon Jakob heeft geleerd: ‘Daarom is het zo belangrijk, dat deze dingen aan de inwoners der aarde worden bekendgemaakt, zodat zij mogen weten, dat niemand in de tegenwoordigheid Gods kan wonen dan alleen door de verdiensten, de barmhartigheid en de genade van de Heilige Messias’ (2 Nephi 2:8).

Mogen wij eten en drinken, zodat we niet meer geestelijk zullen hongeren en dorsten. En mogen wij elke sabbat, terwijl wij tot zijn gedachtenis aan het avondmaal deelnemen, vervuld worden van de Geest des Heren, opdat we gaaf en één met Hem worden.

Noten

  1. L. Tom Perry, ‘Nu wij aan het avondmaal deelnemen’, Liahona, mei 2006, pp. 39–40, 41.

  2. L. Tom Perry, Liahona, mei 2006, p. 39.

Simon Dewey, Het laatste avondmaal

Simon Dewey, Christus verschijnt aan de Nephieten © 2003 IRI

Grant Romney Clawson, De wederkomst (detail); foto-illustratie Marina Lukach