Waarom kom je niet naar het feestje?

Als bekeerling in Maleisië, een land waar weinig christenen wonen, vond ik het soms moeilijk om voor mijn geloofsovertuiging uit te komen. Op een dag in december zei mijn baas tegen me dat er een eindejaarsfeestje zou worden gehouden waar ik op verwacht werd. Daar maakte ik me zorgen over en ik wilde er niet naartoe, want er werd op bedrijfsfeestjes altijd veel gedronken. Ik wist ook dat mijn collega’s het mij lastig zouden gaan maken.

Maar mijn baas hield vol dat ik moest komen. Ik vroeg me af hoe ik dat probleem moest oplossen.

Later vroeg een collega: ‘Waarom kom je niet naar het feestje?’ Ik zei dat ik uit geloofsovertuiging geen alcohol dronk.

Hij antwoordde boos: ‘Je moet je bezighouden met de wereld waarin je nu leeft, niet met een wereld die misschien niet eens bestaat. Wil je geld verdienen of je baan verliezen om dat stomme geloof van je?’ Toen werd ik bang. Ik wist dat als ik niet het glas hief op het feestje, ik ontslagen zou worden. Toen kwam er een tekst in mijn gedachten: ‘Ik, Ik ben het, die u troost. Wie zijt gij, dat gij bevreesd zijt voor een sterfelijk mens, voor een mensenkind, dat als gras wordt weggeworpen; dat gij vergeet de Here, uw Maker, die de hemel uitspande en de aarde grondvestte’ (Jesaja 51:12–13).

Ik wist meteen dat ik God moest vrezen, niet mijn collega’s of mijn baas. Ik besefte ook dat ik niet op aarde was om geld te verdienen, maar om geestelijk te groeien. Dus zei ik tegen mijn collega: ‘Ik kies voor mijn geloof, en daar zou je respect voor moeten hebben.’

Enkele weken later nam ik ontslag. Op mijn laatste werkdag had ik een goed gesprek met mijn collega’s. Ik legde uit dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen anders is dan andere kerken. Ik vertelde ze over mijn geloof en over mijn verlangen om de geboden te onderhouden.

Een week later vond ik een andere baan die ook nog eens beter betaalde. Van mijn nieuwe werkgever krijg ik ook de kans om me op een voltijdzending voor te bereiden.

Door deze ervaring heb ik niet alleen geleerd dat ik door de geboden te onderhouden op zekere dag bij mijn hemelse Vader kan terugkeren, maar heb ik ook het vertrouwen gekregen dat op welke problemen ik ook stuit de Heer een weg voor me zal bereiden (zie 1 Nephi 3:7).