2015
Over moeilijke onderwerpen praten
Maart 2015


Ons gezin, ons thuis

Over moeilijke onderwerpen praten

De auteur woont in Zuid-Afrika.

Als uw kinderen met moeilijkheden te maken krijgen, is het belangrijk om op zo’n manier met hen te praten dat uw band met hen hechter wordt.

Afbeelding
A mother and daughter sitting together at a table in their home. They are seen through a window.

Als ouder weet u dat moeilijkheden en beproevingen belangrijk zijn voor de groei van uw kinderen. Maar het blijft moeilijk om te zien dat ze het er te kwaad mee hebben. Die problemen kunnen u echter de gelegenheid bieden om een sterke band met uw kinderen op te bouwen door thuis een liefdevolle sfeer schept. President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft ouders aangespoord om zo’n sfeer te scheppen: ‘Ik smeek u — en ik wou dat ik dit beter kon verwoorden — om de kinderen te redden. Te veel kinderen leven met pijn en angst, in eenzaamheid en wanhoop. Kinderen kunnen niet buiten zonlicht. Zij moeten gelukkig zijn. Ze hebben liefde en verzorging nodig.’1

Er zijn veel moeilijke zaken die uw kinderen kunnen tegenkomen: pesterijen, grof taalgebruik, spieken op school, homoseksuele gevoelens, eetstoornissen, depressiviteit en zelfmoordneigingen, om er enkele te noemen. Als een mormoonse ouder weet u dat u ‘de heilige plicht [hebt] om [uw] kinderen in liefde en rechtschapenheid op te voeden’2, maar hoe doet u dat als uw kinderen met moeilijkheden in hun eigen leven of dat van hun vrienden te maken krijgen? Hier volgen enkele richtlijnen:

Stel vragen die een gesprek op gang brengen. U kunt bijvoorbeeld vragen: ‘Er lijkt je iets dwars te zitten. Wil je erover praten?’ Die vraag bevestigt niet alleen dat u gemerkt hebt dat uw kind iets dwarszit, het geeft het kind ook de gelegenheid om er zo veel (of zo weinig) over te vertellen als hij of zij wil.

Als uw kind iets over het probleem gezegd heeft, kunt u antwoorden: ‘Bedankt dat je me dit vertelt en mij in vertrouwen neemt. Ik kan me indenken dat het moeilijk moet zijn. Hoe kan ik je helpen?’

Dat soort liefdevolle antwoorden biedt meestal gelegenheid om er verder over te praten. Het is belangrijk dat uw kinderen weten dat u oprecht bent. Een knuffel of een liefdevolle blik kan ook blijk geven van oprechte bezorgdheid.

Luister aandachtig om ze te begrijpen. Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende gezegd: ‘Het is tijd om te luisteren als iemand behoefte heeft aan een luisterend oor. Kinderen praten van nature graag over hun ervaringen. […] Kunnen we als zij hun lijden trachten te verwoorden en een schokkende ervaring vertellen openlijk luisteren zonder zelf in shock te raken? Kunnen we luisteren zonder hen te onderbreken en zonder snel te oordelen waardoor verdere communicatie onmogelijk wordt? De communicatie blijft mogelijk als we hen geruststellen dat we in hen geloven en hun gevoelens begrijpen. Volwassenen mogen niet doen alsof iets niet gebeurd is omdat ze dat zouden willen.’3

Toon respect. De Schriften geven ons voortreffelijke raad over het scheppen van een sfeer van liefde en respect. Let in Leer en Verbonden 121:41–42 op deze woorden: overreding (niet dwang), lankmoedigheid (niet onmiddellijke, gedwongen gehoorzaamheid of ongeduld), mildheid (niet luide, agressieve, intense communicatie), zachtmoedigheid (niet hoogmoedige of dominante reacties), vriendelijkheid (niet wrede manipulatie) en ongeveinsde liefde (oprechte uitingen van liefde). Naarmate we meer bekeerd worden, laat ‘de manier waarop wij anderen behandelen […] zich steeds meer kenmerken door geduld, vriendelijkheid, tedere aanvaarding, en het verlangen om een positieve rol in hun leven te spelen.’4

Uit geen kritiek. Mormoonse ouders trachten hun leven naar het voorbeeld van de Heiland te vormen. Hij ging vol liefde, medeleven en oprechte bezorgdheid met anderen om. Zelfs als mensen ernstige zonden begaan hadden, riep Hij hen tot bekering in plaats van hen te veroordelen (zie Johannes 8:3–11). Bekritiseer uw kinderen niet. Kritiek kan leiden tot een laag zelfbeeld en een gebrek aan vertrouwen. Probeer in plaats daarvan het goede in ieder kind te beklemtonen.

Word niet boos. ‘Wie zijn geest beheerst, is beter dan wie een stad inneemt’ (Spreuken 16:32), en ‘de geest van twisten [is] van de duivel, die de vader van twisten is, en hij hitst het hart der mensen op om in toorn te twisten’ (3 Nephi 11:29). Woede verdrijft de Geest en kan een broze band tussen ouder en kind breken. President Hinckley heeft in een conferentietoespraak gezegd: ‘Ik verzoek u […] uw woede in bedwang te houden, uw boosheid met een glimlach te verdrijven; te spreken met woorden van liefde en vrede, waardering en respect. Als u dat doet, zal uw leven geen spijt kennen. Uw huwelijk en gezinsbanden zullen intact blijven. U zult veel gelukkiger zijn.’5

Versterk de band. Al deze suggesties zijn nuttig, maar als die u mochten ontglippen als u een moeilijk gesprek met uw kind hebt, stel uzelf dan de vraag: ‘Hoe kan ik deze situatie aangrijpen om mijn band met dit kind te verbeteren?’ Luister vervolgens naar de inspiratie die u ontvangt en geef er gehoor aan.

Blijf het proberen. Het ouderschap kan erg moeilijk zijn, maar u kunt succesvol zijn als u het blijft proberen. President Howard W. Hunter (1907–1995) heeft deze troostende woorden gesproken: ‘Een succesvolle ouder is iemand die heeft liefgehad, iemand die offers heeft gebracht, iemand die een kind heeft verzorgd, onderwezen en in zijn behoeften heeft voorzien. Als u dat allemaal gedaan hebt, en uw kind nog steeds opstandig of weerspannig is, kan het heel goed zijn dat u desondanks toch een succesvolle ouder bent.’6

Noten

  1. Gordon B. Hinckley, ‘Save the Children’, Ensign, november 1994, p. 54.

  2. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, november 2010, p. 129.

  3. Russell M. Nelson, ‘Listen to Learn’, Ensign, mei 1991, p. 22.

  4. Marvin J. Ashton, ‘De tong kan een scherp zwaard zijn’, De Ster, juli 1992, p. 17.

  5. Gordon B. Hinckley, ‘Niet snel boos worden’, Liahona, november 2007, p. 66.

  6. Howard W. Hunter, ‘Parents’ Concern for Children’, Ensign, november 1983, p. 65.