2016
Zoals de weduwe van Zarfath: het wonder van vastengaven
July 2016


Zoals de weduwe in Zarfath: het wonder van vastengaven

De auteurs wonen in Utah (VS).

We overwogen een gullere vastengave te geven en herinnerden ons dat iemand de Heer geen korst kan geven zonder zelf een brood terug te krijgen.

Afbeelding
the-widow-of-zarephath

Illustratie Rose Datoc Dall

Veel gezinnen over de hele wereld hebben financiële problemen, vooral tijdens een economische crisis.1 Enkele jaren geleden ondervonden we in onze wijk de gevolgen van zo’n crisis. Verscheidene gezinnen hadden hulp nodig. Aan het begin van dat jaar deed onze bisschop namens onze ringpresident de oproep om een gulle vastengave te schenken voor hulp aan behoeftigen.

Onze leiders vroegen ons om onze eigen situatie te bekijken en te overwegen of we in staat waren om een gullere vastengave te geven, maar zeiden niet hoeveel we moesten geven. De Geest herinnerde ons echter aan de raad die president Marion G. Romney (1897–1988), eerste raadgever in het Eerste Presidium, jaren geleden gegeven heeft. Hij zei toen: ‘Ik ben ervan overtuigd dat het onmogelijk is om aan de kerk en de opbouw van Gods koninkrijk bij te dragen en daardoor armer te worden. […] Iemand kan de Heer geen korst geven zonder zelf een brood terug te krijgen. Althans, dat is mijn ervaring. Als de leden van de kerk hun vastengave verdubbelden, zou de geestelijke instelling in de kerk twee keer zo groot zijn. We moeten dat in gedachten houden en gul in onze bijdragen zijn.’2

We wisten dat het voor ons gezin een offer zou zijn om een gullere vastengave te betalen, maar we overwogen de raad en belofte van president Romney zorgvuldig. We waren als gezin rijkelijk gezegend en hadden een groot verlangen om een gullere vastengave te geven.

We wilden bovendien als gezin de neiging tot zelfzucht overwinnen. Aangezien de samenleving zo gericht is op het vergaren van materiële zaken en het bevredigen van verlangens, maakten we ons zorgen dat onze kinderen zelfzuchtig zouden worden. Maar we putten hoop uit de woorden van president Spencer W. Kimball (1895–1985): ‘Als we de wet van vasten naleven, vinden we een bron van kracht om genotzucht en zelfzucht te overwinnen.’3

We hadden nog geen drie maanden een gullere vastengave betaald toen we al veel zegeningen begonnen te zien. We waren in staat om minder aan boodschappen uit te geven en we leken langer met een volle benzinetank te doen. Onze kinderen vroegen om minder, en zelfzucht was bijna volledig uit ons gezin verdwenen.

Toen we bijvoorbeeld aan de plaatselijke voedselinzameling deelnamen, spoorden onze kinderen ons aan om meer te geven. Bij de jaarlijkse inventarisatie van onze voedselvoorraad ontdekten we dat we eigenlijk genoeg voedsel voor twee jaar hadden. Bovendien deden we vroeger een maand met een zak rijst van 23 kilo. Nu deden we twee maanden met diezelfde zak rijst. Het leek alsof onze voedselvoorraad zich vermenigvuldigde.

Afbeelding
the-widow-of-zarephath

We moesten denken aan het verhaal van de weduwe in Zarfath. Tijdens een hongersnood vroeg de profeet Elia aan een arme weduwe om hem water en brood te geven. Ze antwoordde: ‘Zo waar de Heere, uw God, leeft! Ik heb geen broodkoek meer, behalve een handvol meel in de pot en een beetje olie in de kruik! En zie, ik ben een paar stukken hout aan het sprokkelen. Zodra ik thuis kom, ga ik het voor mij en voor mijn zoon klaarmaken. Daarna zullen we het opeten en sterven’ (1 Koningen 17:12).

De profeet beloofde haar: ‘Het meel in de pot zal niet opraken en in de kruik zal het aan olie niet ontbreken. […]

‘Zij ging en deed overeenkomstig het woord van Elia. Zo at zij, en hij, en haar gezin, vele dagen’ (1 Koningen 17:14–15). Het meel in haar pot, dat net genoeg was voor een laatste maaltijd voor haar gezin, werd vermenigvuldigd, waardoor haar gezin en anderen vele dagen konden eten. Een vergelijkbaar wonder vond in ons gezin plaats.

Als we financiële problemen hebben, kan het moeilijk zijn om een gulle vastengave te geven en de behoeftigen te helpen, vooral als we — net als de weduwe in Zarfath — zelf behoeftig zijn. Om een gulle vastengave te geven, moeten we ongeacht het bedrag geloof in de Heer hebben en in zijn belofte dat Hij voor ons zal zorgen. Maar de Heer komt zijn beloften na, en wij hebben uit eigen ervaring geleerd dat hoe meer we willen geven, hoe meer we gezegend worden.

President Romney heeft gezegd: ‘Geef niet alleen ten bate van de armen, maar geef ten bate van uw eigen welzijn. Geef genoeg om uzelf door toewijding van uw middelen en tijd Gods koninkrijk in te geven.’4 Door een gullere vastengave te geven, heeft ons gezin vreugde gevonden in het zorgen voor de armen en kracht in ons eigen geestelijk welzijn.

Afbeelding
jesus-blessing-loaves-and-fishes

Broden en vissen, Rose Datoc Dall

Onze bereidheid om een korst te geven, heeft ons veel broden opgeleverd. Onze bereidheid om een gulle vastengave te geven, heeft onze voedselvoorraad meer dan verdubbeld. De macht van de Heer waarmee Hij vijf broden en twee vissen vermenigvuldigde om een menigte van vijfduizend mannen, de vrouwen en kinderen niet meegeteld, te eten te geven, waarbij er nog twaalf manden overschot was (zie Mattheüs 14:16–21), is dezelfde macht die de pot van de weduwe in Zarfath vulde en onze voedselvoorraad vermenigvuldigde. Onze grootste zegening was echter niet het vermenigvuldigde voedsel, maar de afname van zelfzucht en de toename van geestelijkheid in ons gezin.

We getuigen dat als we een gulle bijdrage aan het vastengavenfonds van de kerk leveren, ook als we beperkte middelen hebben, de Heer onze inspanningen kracht zal bijzetten en ons boven ons begrip zal zegenen.

Noten

  1. Zie bijvoorbeeld Henry B. Eyring, ‘Is dit niet het vasten dat Ik verkies?’ Liahona, mei 2015, 22–25.

  2. Marion G. Romney, Welzijnsbijeenkomst over landbouw, 3 april 1971, 1.

  3. Spencer W. Kimball, ‘Becoming the Pure in Heart’, Ensign, mei 1978, 80.

  4. Marion G. Romney, ‘The Blessings of the Fast’, Ensign, juli 1982, 4.