2016
Aanbidding in de tempel: de sleutel tot God leren kennen
July 2016


Evangelieparels

Aanbidding in de tempel: de sleutel tot God leren kennen

Naar een toespraak gehouden in februari 1993 aan de Brigham Young University. De volledige tekst staat in Temples of the Ancient World, red. Donald W. Parry (1994).

In de tempel kunnen we leren leven zoals Christus op aarde geleefd heeft en ons voorbereiden op leven zoals zijn Vader en Hij nu leven.

Afbeelding
tijuana-mexico-temple

Photograph of Tijuana Mexico Temple

Ik herinner me nog een van de eerste ernstige gesprekken die ik als kersverse president van de Salt Laketempel (Utah, VS) enigszins zenuwachtig met een bezoekster had. Een heel bedachtzame jonge dame had de Schriftteksten over de tempel als huis van onderwijs en instructie gelezen. Ze was scherpzinnig genoeg om te beseffen dat God en Jezus Christus kennen, ‘de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt’, het ‘eeuwige leven’ is (Johannes 17:3). Ze wist ook dat we onze Vader leren kennen en uiteindelijk door Christus bij Hem kunnen terugkeren.

Ik getuigde tot haar dat alles in de tempel naar Christus en onze Vader verwijst. De doeltreffendheid van de verordeningen en verbonden schuilt in zijn verzoenende liefde en gedelegeerde gezag — het gezag van ‘het heilig priesterschap naar de orde van de Zoon van God’ (LV 107:3). Maar het was in haar verstand en hart nog niet duidelijk dat aanbidding in de tempel essentieel is om de Heer te leren kennen. […]

Christus, Schriften, tempel, thuis

De tempel is van het grootste belang voor onze reiniging, en dus ook voor onze heiliging. Als we meer over Christus te weten komen, kunnen we Hem door reiniging en heiliging persoonlijk leren kennen en een getuigenis van Hem krijgen, wat tot de waardevolste gaven van het leven leidt.

Onderwijs en aanbidding in de tempel kunnen door Jezus Christus de universiteit van het eeuwige leven zijn. In het inwijdingsgebed van de Kirtlandtempel (Ohio, VS) werd aan de Heer gevraagd: ‘Wilt Gij geven, heilige Vader, dat allen die in dit huis aanbidden woorden van wijsheid […] geleerd zullen worden […];

‘en dat zij in U zullen opgroeien en een volheid ontvangen van de Heilige Geest’ (LV 109:14–15).

Wordt dat door ceremonies en rituelen teweeggebracht? Gedeeltelijk wel, als we het doel en de symboliek begrijpen, zoals Adam en Eva die in hun tijd leerden begrijpen. Maar eigenlijk leren we door de inhoud van de boodschap, de beginselen van eeuwige vooruitgang, van het eeuwige leven. De verbonden die we met de Heer sluiten, zijn op een paar eenvoudige beginselen gebaseerd. Denk eens aan de woorden die Paulus tegen de Romeinen sprak, dat we met God verzoend worden door de dood van Christus en ‘behouden worden door Zijn leven’ (Romeinen 5:10). Voor mij betekent dit dat de beginselen van zijn heilige leven ons tot de volheid van heil leiden die we de verhoging noemen: liefhebben, leren, dienen, vooruitgang maken, leven scheppen op een goddelijk niveau met onze dierbaren, en met de Vader en de Zoon. In de tempel leren we te leven zoals Christus op aarde geleefd heeft, en zoals Hij en zijn Vader leven.

Kernbeginselen van het leven van Christus

Welke beginselen stonden centraal in zijn leven, worden ons in de tempel geleerd en hebben met onze verbonden met de Heer te maken? […]

Hij had lief op een manier die misschien alleen Hij en de Vader echt begrijpen. We zijn hier echter om dat te leren, om te leren zodanig lief te hebben dat we geven. Op het strijdtoneel, in ziekenhuiskamers en in de stille heldhaftige omstandigheden van onzelfzuchtige toewijding aan ouders of kinderen is gebleken dat er mensen zijn die echt op zijn manier hebben geleerd lief te hebben en offers te brengen.

Afbeelding
Christ-with-the-woman-at-the-well

Sta op en wandel, Harry Anderson

Als we ervoor kiezen een pad van geven, zorg, hoffelijkheid en vriendelijkheid te bewandelen, gaan we beseffen dat dit geen facultatief onderdeel van het evangelie is; het is de kern van het evangelie. Van ons allen wordt fatsoen en eer, onzelfzuchtigheid, goede manieren en een goede smaak verwacht. Tenslotte is waar het uiteindelijk echt om draait wat voor mensen we zijn, wat we bereid zijn te geven. […] Dat beslissen we elke dag, elk uur, door te leren de leiding van de Heer te aanvaarden.

Na de kruisiging, opstanding en hemelvaart van de Heiland gebeurde er iets met de overgebleven discipelen, geleid door Petrus die Hem onder druk in de steek gelaten had. Het werd Pinksteren — de Geest werd verleend — en zij die gewankeld hadden, stonden sterk in het geven van hun getuigenis. We vinden het verhaal in Handelingen 1 t/m 5. De laatste verzen van hoofdstuk 5 maken grote indruk. Gamaliël was tussenbeide gekomen om de discipelen nog een kans, wat meer tijd, te geven. Hun werd geboden Christus niet meer te prediken; vervolgens werden ze nogmaals gegeseld en vrijgelaten. Er staat geschreven dat ze vertrokken en verblijd waren dat zij waardig geacht waren omwille van Christus te lijden. Vervolgens ‘hielden [ze] niet op iedere dag in de tempel en bij de huizen onderwijs te geven en Jezus Christus te verkondigen’ (Handelingen 5:42).

Zoiets zou ook met ons moeten gebeuren als we de tempel in de geest van 3 Nephi 17:3 verlaten: ‘Gaat daarom naar huis en overweegt de dingen die Ik heb gezegd, en vraagt de Vader in mijn naam om te kunnen begrijpen, en bereidt uw gemoed voor op morgen, en Ik kom wederom bij u.’

De louterende kracht van tempelbezoek

Nu we op een bijzondere manier vertrouwd zijn met het pad dat de Heer bewandelt en verlicht, en we Hem liefhebben, kan een louterende geest een ander mens van ons maken. We worden dan iemand die liefde en broederschap oefent, de wil van de Heer uitvoert, dient, deelt, liefde geeft, en trouw aan heilzame normen is, en eerst het koninkrijk van God zoekt.

We moeten ons gezinsleven louteren en thuis dagelijks Christus verkondigen en Hem altijd volgen. Ons thuis, ons gezin en ons eigen leven dienen leercentra te worden, centra van onzelfzuchtigheid en dienstbetoon. Met de woorden van Rufus Jones: ‘Een heilige is niet gemaakt voor een stralenkrans en innerlijke sensaties. Er dient licht en kracht van een heilige uit te gaan. Een ware heilige is een goede moeder, een goede buur, een goede opbouwende kracht in de samenleving, een aangenaam persoon en een zegen. Een ware heilige is een dynamische christen die op een bepaald gebied blijk geeft van een levenswijze die in de hemel volledig verwezenlijkt wordt.’1

Sta eens stil bij wat voor mij een duidelijke en belangrijke sleutel is om de betekenis van tempels en tempelbezoek te begrijpen. De Heer openbaarde in 1836 aan de profeet Joseph Smith het inwijdingsgebed van de Kirtlandtempel. Dat gebed staat in afdeling 109 van de Leer en Verbonden. Iemand die de betekenis van tempels oprecht wil begrijpen, kan die herhaaldelijk doorlezen, vooral de eerste aangrijpende, krachtige 24 verzen. Vers 5 is een prachtige uitspraak waarover we diep moeten nadenken: ‘Want Gij weet dat wij dit werk hebben verricht onder grote beproeving; en in onze armoede hebben wij van ons bezit gegeven om een huis te bouwen voor uw naam, opdat de Zoon des Mensen een plek zou hebben om Zich aan zijn volk te vertonen’ (LV 109:5; cursivering toegevoegd).

Hoe vertoont Hij Zich in de tempel aan zijn volk?

Ik denk dat Hij Zich vooral vertoont door de pracht en overtuigingskracht van tempelbeginselen, -verordeningen en -verbonden, door aanbidding in de tempel — door de geest van openbaring en andere zegeningen van de Geest die daar gevoeld wordt door wie zijn verstand en hart openstelt, geduldig is, wil leren, en zijn leven in overeenstemming met christelijke idealen wil brengen (zie 3 Nephi 27:21, 27).

Ik wil met een voorbeeld de geestelijke kracht illustreren die we ontvangen als we de Heer in de tempel dienen. Op zekere ochtend kwam ik om half vijf bij de tempel aan. Ik was dankbaar dat ik ondanks het dikke sneeuwtapijt was aangekomen. In een rustige ruimte kwam ik toevallig een oudere vriend tegen die ik heel erg bewonder. Hij zat in gedachten verzonken voorover gebogen op zijn wandelstok te leunen. Hij was net als ik in witte tempelkleding gekleed. Ik begroette hem opgewekt en vroeg wat hij er op dit uur deed.

Hij zei: ‘U weet wat ik hier doe, president Hanks. Ik ben een verordeningswerker die hier komt om zijn taak uit te voeren.’

‘Dat weet ik’, zei ik, ‘maar ik vraag me af hoe u hier door de sneeuwstorm bent gekomen. Ik hoorde net op de radio dat Parley’s Canyon volledig afgesloten is.’

Hij zei: ‘Ik heb een terreinwagen die elk oppervlak aankan.’

Ik zei: ‘Ik ook, anders was ik hier niet, maar ik woon slechts enkele kilometers van hier.’

Toen vroeg ik hem hoe hij langs de wegversperringen gekomen was die volgens de nieuwsberichten in de canyon geplaatst waren. Zijn antwoord was typerend voor deze rancher en ringpresident die ik voor het eerst zag toen hij als stoere, sterke man schrijlings op zijn paard zat toen ik de middag vóór een ringconferentie met hem doorbracht. Door reuma en een hoge leeftijd was hij letterlijk gekrompen; hij zou er ook spoedig aan sterven. Hij vond het erg moeilijk om zich te bewegen. Hij antwoordde: ‘President Hanks, ik ken de meeste van die politiemannen al sinds hun geboorte. Ze weten dat ik erdoor moet en dat ik desnoods over ongebaand terrein ga! Ze weten ook dat ik een terreinwagen en ervaring heb, en ze doen de wegversperring gewoon open als dat nodig is.’

Zo was hij vroeg in de ochtend trouw op zijn post om aan zijn heilige werk te beginnen. De tempel brengt zulke mensen met dergelijk geloof en toewijding voort.

Noot

  1. Rufus Jones Speaks to Our Time (1961), 199.