Seminarie
Les 24: Leer en Verbonden 19:1–22


Les 24

Leer en Verbonden 19:1–22

Inleiding

In juni 1829 neemt Joseph Smith de drukker Egbert B. Grandin in de arm om voor drieduizend dollar vijfduizend exemplaren van het Boek van Mormon te drukken. Maar Grandin wil pas aan het werk beginnen als hij zeker weet dat hij betaald zal worden. In de openbaring in Leer en Verbonden 19, die waarschijnlijk in de zomer van 1829 is ontvangen, gebiedt de Heer Martin Harris om afstand te doen van ‘een gedeelte van uw bezit [en] betaal de schuld die u bent aangegaan bij de drukker’ (LV 19:34–35). Met een deel van zijn boerderij als onderpand kan Martin Harris de betaling van de drukkosten garanderen als de verkopen van het Boek van Mormon de kosten niet dekken.

President Joseph Fielding Smith heeft deze openbaring, met de leerstellingen over de verzoening, beschreven als ‘een van de grote openbaringen in deze bedeling; er zijn er maar weinig die belangrijker zijn.’ (Church History and Modern Revelation, 2 delen [1953], deel 1, 85.)

Lessuggesties

Leer en Verbonden 19:1–3

De Heiland zegt dat Hij de wil van de Vader heeft volbracht

Aan het begin van de les vraagt u de cursisten of zij weleens gevraagd zijn om iets te doen omdat zij lid van de kerk zijn. Zet hun antwoorden op het bord. Laat de cursisten de lijst op het bord bestuderen en enkele punten uitzoeken die volgens sommige mensen moeilijk kunnen zijn. (Mogelijke voorbeelden: tiende betalen, op zending gaan en je bekeren.)

  • Waarom kunnen die dingen voor sommige mensen moeilijk zijn?

Om ervoor te zorgen dat de cursisten de historische context van Leer en Verbonden 19 goed begrijpen, leest u de inleiding tot deze les voor.

Laat de cursisten Leer en Verbonden 19:1–3 doorlezen en leerstellingen over de Heiland opzoeken. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. Als onderdeel van de bespreking moeten de cursisten deze leerstellingen noemen: Jezus Christus heeft de wil van de Vader volbracht. Jezus Christus zal ons naar onze werken oordelen.Zet het volgende schema op het bord, met deze leerstellingen als titel voor de twee kolommen. Moedig de cursisten aan om een soortgelijk schema in hun aantekenschrift of Schriftendagboek te maken en dat gedurende de les in te vullen. Laat voldoende ruimte op het bord over om het schema later in de les in te vullen.

Jezus Christus heeft de wil van zijn Vader volbracht.

Jezus Christus zal ons naar onze werken oordelen.

  • Hoe zou Martin Harris door dit over de Heiland te weten een rustgevend gevoel hebben gehad over zijn beslissing om een groot deel van zijn boerderij te verkopen?

Leer en Verbonden 19:4–12

Jezus Christus legt uit wat eeuwige en eindeloze straf is

Zet in het schema op het bord Leer en Verbonden 19:4–12 onder de titel ‘Jezus Christus zal ons naar onze werken oordelen’. Laat de cursisten Leer en Verbonden 19:4 doorlezen en een beginsel over het oordeel opzoeken dat we allemaal moeten overwegen. Vraag ze naar hun bevindingen. De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende leerstelling te omvatten: alle mensen moeten zich bekeren of lijden. Vraag een cursist dit beginsel op het bord te zetten, onder ‘Leer en Verbonden 19:4–12.’

Leg uit dat Leer en Verbonden 19:5 de uitleg van de Heer bevat dat Hij zijn oordeel niet zal herroepen. Dat houdt in dat wie zich niet bekeren voor hun eigen zonden moeten boeten. Vraag een cursist Leer en Verbonden 19:5 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe de Heiland de mensen beschrijft die zich niet bekeren en daarom door Hem geoordeeld zullen worden.

  • Wat moeten de mensen die zich niet bekeren ondergaan?

  • Hoe kan Leer en Verbonden 19:5 ons motiveren om ons te bekeren?

Zet de volgende zinsnede op het bord onder ‘Alle mensen moeten zich bekeren of lijden’: Eeuwige of eindeloze straf.

  • Waaraan denk je als je de woorden ‘eeuwige of eindeloze straf’ hoort of leest?

Vraag de cursisten Leer en Verbonden 19:6–12 door te lezen en op te zoeken hoe de Heer eindeloze of eeuwige straf beschrijft. Als de cursisten geantwoord hebben, wist u de woorden eindeloze of eeuwige op het bord en vervangt u die door het woord Gods.

  • Waaraan denk je als je de woorden ‘Gods straf’ hoort of leest?

U moet misschien uitleggen dat de woorden eindeloze straf en eeuwige straf in de Schriften geen indicatie zijn van de tijdsduur dat mensen voor hun zonden moeten boeten. De Heiland heeft gezegd: ‘Ik ben eindeloos, en de straf die van mijn hand uitgaat, is eindeloze straf, want Eindeloos is mijn naam’ (LV 19:10). Dus als Hij eindeloze of eeuwige straf noemt, bedoelt Hij de straf die Hij volgens de goddelijke wet en de vereisten van de gerechtigheid oplegt.

Leer en Verbonden 19:13–22

De Heiland spreekt over zijn lijden voor onze zonden

In het schema op het bord zet u Leer en Verbonden 19:13–17 in de kolom met de titel ‘Jezus Christus zal ons naar onze werken oordelen’. Leg uit dat de verzen 13–17 een waarschuwing voor de leden van de kerk bevatten. Laat de cursisten Leer en Verbonden 19:13–17 doorlezen en de gevolgen opzoeken voor wie zich niet bekeren.

  • Wat zal er gebeuren met hen die zich niet van hun zonden bekeren? (De cursisten moeten deze leer weergeven: Wie zich niet bekeren, zullen de straf voor hun eigen zonden ondergaan. Zet deze waarheid op het bord onder ‘Leer en Verbonden 19:13–17.’)

Zet Leer en Verbonden 19:16–19 in de kolom met de titel ‘Jezus Christus zal ons naar onze werken oordelen’. Laat een cursist Leer en Verbonden 19:16-19 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken waarom de Heiland naar eigen zeggen voor onze zonden heeft geleden.

  • Waarom heeft de Heiland naar eigen zeggen voor onze zonden geleden? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende leerstelling te omvatten: de Heiland heeft voor onze zonden geleden zodat wij ons kunnen bekeren en niet zoals Hij hoeven te lijden.)

  • Waardoor kunnen we volgens deze verzen vergeving van onze zonden ontvangen? (Als de cursisten antwoord geven, zet u de volgende uitspraak in het schema op het bord, onder ‘Leer en Verbonden 19:16–19’: Door het lijden en zoenoffer van Jezus Christus is aan de vereisten van de gerechtigheid voldaan. Daarom is er barmhartigheid voor wie zich bekeren.)

  • Hoe wordt jullie verlangen om je te bekeren beïnvloed door de beginselen die we tot nu toe besproken hebben?

Om de cursisten duidelijk te maken dat we allemaal de keuze hebben om ons te bekeren of voor onze zonden te lijden, laat u een cursist het volgende citaat van ouderling Neal A. Maxwell van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Neal A. Maxwell

‘We kiezen uiteindelijk de levensweg of de lijdensweg van Christus! We kiezen “lijden zoals Ik” (LV 19:16–17), of overwinnen “zoals ook Ik overwonnen heb” (Openbaring 3:21).’ (‘Overcome … Even As I Also Overcame’, Ensign, mei 1987, 72.)

In het schema op het bord zet u Leer en Verbonden 19:15, 18–19 onder het kopje ‘Jezus Christus heeft de wil van zijn Vader volbracht’.

Leg uit dat de meeste verslagen over het lijden van Jezus Christus door iemand anders dan Hijzelf zijn geschreven. (Zie Mattheüs 26:36–39; Lukas 22:39–44.) In Leer en Verbonden 19 staat het persoonlijke verslag van het lijden van de Heiland. Laat de cursisten Leer en Verbonden 19:15, 18–19 doorlezen en opzoeken hoe de Heiland het lijden beschrijft dat Hij bij de verzoening doorstond. Laat ze hun bevindingen desgewenst markeren. Zet de antwoorden van de cursisten onder ‘Leer en Verbonden 19:15, 18–19’ op het bord. Het uiteindelijke schema ziet er als volgt uit:

Jezus Christus heeft de wil van zijn Vader volbracht.

Jezus Christus zal ons naar onze werken oordelen.

LV 19:15, 18–19

Het lijden van de Heiland was pijnlijk, uitzonderlijk en ondraaglijk.

Zijn lijden deed de Heiland van pijn sidderen en uit iedere porie bloeden.

Jezus Christus heeft lichamelijk en geestelijk geleden.

De Heiland bad of de bittere beker Hem bespaard kon worden.

De Heiland vervulde de wil van de Vader en ‘volbracht [zijn] voorbereidingen voor de mensenkinderen’ (LV 19:19).

LV 19:4–12

Alle mensen moeten zich bekeren of lijden.

Gods straf

LV 19:13–17

Wie zich niet bekeren, zullen voor hun eigen zonden moeten boeten.

LV 19:16–19

Door het lijden en zoenoffer van Jezus Christus is aan de eisen van de gerechtigheid voldaan. Daarom is er barmhartigheid voor wie zich bekeren.

  • Wat vind je ervan dat de Heiland voor de gevolgen van jouw zonden heeft geleden?

  • Wat zou Martin Harris aan de kennis van het lijden van de Heiland hebben gehad toen hij nadacht over het verlies van de 116 pagina’s of het opgeven van een deel van zijn bezit om het drukken van het Boek van Mormon te bekostigen?

  • Wanneer hebben jullie op een moeilijk moment iets aan je kennis van de verzoening gehad? (Herinner de cursisten eraan dat sommige ervaringen te heilig of persoonlijk zijn om over te praten.)

Laat een cursist Leer en Verbonden 19:20 voorlezen. Laat de cursisten meelezen en de woorden opzoeken die verwijzen naar een moment waarop Martin Harris voor zijn zonden moest lijden.

  • Waarom zou het wegnemen van de Geest leed kunnen veroorzaken?

Laat de cursisten opnieuw Leer en Verbonden 19:13, 15, 20 doorlezen, in elk vers het gebod opzoeken en in de verzen 15 en 20 de waarschuwingen.

  • In welke opzichten is het gebod van de Heer om ons te bekeren een bewijs van zijn liefde voor ons?

Laat de cursisten in hun Schriftendagboek of aantekenschrift hun getuigenis noteren van een van de leerstellingen en beginselen die ze uit Leer en Verbonden 19:1–22 hebben geleerd.

Toelichting en achtergrondinformatie

Inleiding tot Leer en Verbonden 19. ‘Een gebod van God en niet van de mens, aan Martin Harris’

In maart 1830, verscheidene maanden nadat Joseph Smith de openbaring in Leer en Verbonden 19 had ontvangen, was Joseph Knight sr. getuige van een gesprek tussen Joseph Smith en Martin Harris over de verkopen van het Boek van Mormon:

‘“De boeken zullen niet verkocht worden, want niemand heeft interesse.[”] Joseph zei: “Ik denk dat ze goed verkocht zullen worden.” Hij zei: “Ik wil een gebod [of openbaring van de Heer].” Joseph zei: “Waarom? Vervul wat je al hebt.” Hij zei: “Maar ik heb een gebod nodig.” […] Hij herhaalde drie of vier keer dat hij een gebod nodig had.’ (Dean Jessee, ‘Joseph Knight’s Recollection of Early Mormon History’, BYU Studies, deel 17, nr. 1 [1976], 37.)

De instructie van Joseph Smith ‘Vervul wat je al hebt’ lijkt op Leer en Verbonden 19 te slaan, waarin God al een gebod aan Martin Harris had gegeven om een gedeelte van zijn bezit weg te geven ‘voor het drukken van het Boek van Mormon’ (LV 19:26).

Leer en Verbonden 19:2, 19. ‘Ik heb de wil [volbracht] van Hem van wie ik ben’

Afbeelding
Ouderling Neal A. Maxwell

Ouderling Neal A. Maxwell van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘De onderwerping van onze wil is in feite het enige écht eigen wat we op Gods altaar kunnen leggen. Alle andere dingen die we “geven” […] zijn in feite dingen die Hij al aan ons heeft gegeven of geleend. Maar als u en ik ons uiteindelijk onderwerpen door onze eigen wil op te laten gaan in die van God, dan pas geven we Hem écht iets! Dat is ons enige bezit wat we Hem te bieden hebben!’ (‘Swallowed Up in the Will of the Father’, Ensign, november 1995, 24.)

Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat de Heiland altijd bereid was om zijn wil aan die van de Vader te onderwerpen:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Wat Christus het meest lijkt te willen beklemtonen wat zijn bediening betreft – meer dan de persoonlijke deugden, de schitterende redes en zelfs de genezingen – is dat Hij zijn wil aan die van de Vader onderwierp’ (‘Therefore, What?’ [toespraak tot CES-godsdienstleerkrachten, 8 augustus 2000], 8, LDS.org).

Leer en verbonden 19:6, 11–12. ‘Eindeloze kwelling’ en ‘eeuwige straf’

President J. Reuben Clark van het Eerste Presidium heeft ‘Gods straf’ uitgelegd:

Afbeelding
President J. Reuben Clark

‘Als de Heer komt om ons onze beloning te geven […] en onze straf, geeft [de Heiland] ons volgens mij de lichtste straf die onze overtreding zal rechtvaardigen. In zijn gerechtigheid neemt Hij volgens mij alle oneindige liefde, zegeningen, genade, welwillendheid en begrip op die Hij heeft. […]

‘Daarentegen ben ik van mening dat als Hij ons zegent voor ons goede gedrag, Hij ons het maximaal mogelijke zal geven, ondanks de zonden die wij hebben begaan.’ (‘As Ye Sow …’, Brigham Young University Speeches of the Year [3 mei 1955], 7.)

President Joseph Fielding Smith heeft de betekenis uitgelegd van eindeloze kwelling en eeuwige straf:

Afbeelding
President Joseph Fielding Smith

‘In de Leer en Verbonden staat dat eeuwige straf, of eindeloze straf, niet betekent dat een veroordeeld mens die straf voor eeuwig moet ondergaan. […] Als iemand de prijs voor zijn zonden betaalt, zich nederig bekeert en het evangelie aanvaardt, komt hij uit de gevangenis en wordt hem een graad van heerlijkheid toegewezen, volgens zijn waarde en verdienste.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 2, 160.)

Ouderling James E. Talmage van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende over de betekenis van eeuwige straf gezegd:

Afbeelding
Ouderling James E. Talmage

‘“Eeuwige straf” […] houdt niet in dat de zondaar of de persoon die lijdt dat voor eeuwig moet doorstaan en eindeloos moet lijden. Niemand hoeft langer dan nodig is in de hel te vertoeven, totdat hij voor iets beters in aanmerking komt. Zodra hij dat punt heeft bereikt, gaan de gevangenisdeuren open en is er vreugde onder de mensen die hem in een betere staat verwelkomen.’ (Conference Report, april 1930, 97; zie ook Doctrine and Covenants Student Manual, 2nd ed. [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 37.)

Leer en Verbonden 19:20. ‘Toen Ik mijn Geest wegnam’

De woorden ‘toen Ik mijn Geest wegnam’, hebben wellicht te maken met de ervaring van Martin Harris nadat hij de 116 pagina’s van het manuscript van het Boek van Mormon was kwijtgeraakt. Lucy Mack Smith, de moeder van Joseph, herinnerde zich dat toen Martin Harris tegen Joseph Smith zei dat hij de pagina’s was kwijtgeraakt, hij ‘angstig uitriep: “O, ik heb mijn ziel verloren! Ik heb mijn ziel verloren!”’ (History of Joseph Smith by His Mother, samengesteld door Preston Nibley [1958], 128.)

Ons leed voor zonde kan in het sterfelijk leven en na onze dood plaatsvinden. Als wij zondigen, trekt de Heilige Geest zich terug en laat ons zonder de vertroostende en heiligende kracht van zijn aanwezigheid achter. In zijn afwezigheid ‘proeven’ we het leed dat de Heiland moest doorstaan toen Hij onze zonden op Zich nam. Door het bekeringsproces wordt het mogelijk dat wij ons met onze Vader in de hemel verzoenen en opnieuw het gezelschap van de Heilige Geest ontvangen, met alle bijbehorende zegeningen.

President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft het verband tussen het verlies van het gezelschap van de Heilige Geest en de noodzaak van bekering uitgelegd:

Afbeelding
President Henry B. Eyring

‘Als je moeite hebt om de Heilige Geest te voelen, is het verstandig om je af te vragen of er iets is waarvan je je moet bekeren zodat je vergeving kunt ontvangen.’ (‘Gifts of the Spirit for Hard Times’, Ensign juni 2007, 23.)