Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 24: De verzoening van Jezus Christus: onmetelijk qua reikwijdte, persoonlijk qua uitwerking


Hoofdstuk 24

De verzoening van Jezus Christus: onmetelijk qua reikwijdte, persoonlijk qua uitwerking

‘Ik getuig [van] de verzoening van de Heer Jezus Christus. Zonder die verzoening is het leven zinloos. Ze is de sluitsteen in de boog van ons bestaan.’

Uit het leven van Gordon B. Hinckley

Op 1 januari 2000 publiceerden president Hinckley, zijn raadgevers in het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen hun verenigd getuigenis van de Heiland. In die boodschap, getiteld ‘De levende Christus’, verklaarden ze: ‘Wij [getuigen] dat Hij werkelijk bestaan heeft, dat zijn leven onvergelijkbaar was en dat zijn grote zoenoffer oneindige kracht bezit. Geen ander heeft zo’n diepgaande invloed gehad op allen die op aarde geleefd hebben en nog zullen leven.’1

Drie maanden later getuigde president Hinckley van de diepgaande invloed die de Heiland op hem zelf had. Hij sprak op een persoonlijke, zachtmoedige wijze en werd soms door emotie overmand:

‘Van alle zaken waarvoor ik me deze ochtend dankbaar voel, ben ik bij uitstek dankbaar voor mijn levend getuigenis van Jezus Christus, de Zoon van de almachtige God, de Vredevorst, de Heilige. […]

‘Jezus is mijn Vriend. Niemand anders heeft mij zoveel gegeven. ‘Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden’ (Johannes 15:13). Hij heeft zijn leven voor mij gegeven. Hij heeft de weg naar het eeuwige leven geopend. Alleen een God kon dat. Ik hoop dat ik het waardig ben een vriend voor Hem te zijn.

‘Hij is mijn Voorbeeld. Zijn manier van leven, zijn absoluut onzelfzuchtige gedrag, zijn hulp aan behoeftigen, zijn ultieme offer, dat alles is een voorbeeld voor mij. Ik kan er niet helemaal aan beantwoorden, maar ik kan het proberen. […]

‘Hij is mijn Genezer. Ik heb ontzag voor zijn verbazingwekkende wonderen. Ik weet dat ze gebeurd zijn. Ik aanvaard de waarheid daarvan omdat ik weet dat Hij de Meester van leven en dood is. De wonderen van zijn bediening getuigen van mededogen, liefde en menselijkheid die prachtig zijn om te zien.

‘Hij is mijn Leider. Ik voel me vereerd dat ik deel uitmaak van de stroom mensen die Hem liefhebben en die Hem gevolgd hebben gedurende de tweeduizend jaar die sinds zijn geboorte verstreken zijn. […]

‘Hij is mijn Heiland en Verlosser. Door in pijn en onzegbaar lijden zijn leven te geven, heeft Hij zich voorover gebogen om mij en ieder van ons en alle zoons en dochters van God uit de afgrond van de eeuwige duisternis die op de dood volgt te tillen. Hij heeft voor iets beters gezorgd, namelijk een sfeer van licht en begrip, groei en schoonheid waarin we op de weg naar het eeuwige leven voorwaarts kunnen gaan. Mijn dankbaarheid kent geen grenzen. Mijn dank aan de Heer heeft geen einde.

Hij is mijn God en mijn Koning. Hij zal van eeuwigheid tot eeuwigheid als Koning der koningen en Heer der Heren heersen en regeren. Aan zijn rijk komt geen einde. Zijn heerlijkheid zal geen nacht kennen.

‘Niemand anders kan zijn plaats innemen. Niemand zal dat ooit doen. Onbesmet en zonder enige fout is Hij het Lam van God voor Wie ik buig en door Wie ik mijn Vader in de hemel benader. […]

‘Dankbaar, en met onverminderde liefde getuig ik hiervan in zijn heilige naam.’2

Afbeelding
Christus bidt in Gethsémané

‘Alles hing van Hem en van zijn zoenoffer af. […] Dat was de sluitsteen in de boog van het grote plan van de Vader.’

Leringen van Gordon B. Hinckley

1

Onze hemelse Vader heeft zijn liefde getoond door de gave van zijn eniggeboren Zoon.

Ik voel mij nederig als ik aan de grote liefde van mijn hemelse Vader denk. Ik ben zo dankbaar dat ik weet dat God ons liefheeft. De onbegrijpelijke diepgang van die liefde is tot uiting gekomen in de gave van zijn eniggeboren Zoon, die op de wereld is gekomen om ons hart met hoop te vervullen, om onze relaties met vriendelijkheid en hoffelijkheid te verdiepen, en bovenal om ons van onze zonden te redden en ons over het pad te loodsen dat naar het eeuwige leven leidt.3

De voorsterfelijke bediening van de Heiland

De Vader van ons allen kwam, in liefde voor ons, zijn kinderen, met een […] plan waardoor wij de vrijheid zouden hebben om zelf onze levenskoers te bepalen. Zijn eerstgeboren Zoon, onze oudste Broer, was de sleutel tot dat plan. De mens zou zijn keuzevrijheid hebben en met die keuzevrijheid ook rekenschap verschuldigd zijn. De mens zou de wegen van de wereld bewandelen en zou zondigen en vallen. Maar de Zoon van God zou vlees aannemen en zou Zichzelf als offer aanbieden om voor de zonden van alle mensen verzoening te brengen. Hij zou door onuitsprekelijk lijden de grote Verlosser worden, de Heiland van de mensheid.4

De aardse bediening van de Heiland

In de hele geschiedenis is er geen majesteit zoals zijn majesteit geweest. Hij, de machtige Jehova, verwaardigde Zich om in een stal in Bethlehem in het sterfelijk leven geboren te worden. Hij groeide op in Nazareth en ‘nam toe in wijsheid en in grootte en in genade bij God en de mensen’ (Lukas 2:52).

Johannes doopte Hem in de Jordaan ‘en zie, de hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen.

‘En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb’ (Mattheüs 3:16–17).

Gedurende de drie jaar van zijn aardse bediening deed Hij wat geen ander ooit gedaan had; Hij onderrichtte als geen ander ooit onderricht had.

Toen was de tijd voor zijn offer aangebroken. Het avondmaal in de bovenzaal vond plaats, zijn laatste avondmaal met de Twaalf in het sterfelijk leven. Toen Hij hun voeten waste, leerde Hij ze een les in nederigheid en dienstbetoon die ze nooit zouden vergeten.5

Zijn lijden in de hof van Gethsémané

Toen volgde het lijden in Gethsémané, ‘welk lijden [Hem], God, de grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden’ (LV 19:18).6

In de hof van Gethsémané was zijn leed zo groot dat Hij bloeddruppels zweette toen Hij tot zijn Vader bad. Maar dat alles maakte deel uit van zijn grote zoenoffer.7

Ik heb eens in de hof van Gethsémané in de schaduw van een oude olijfboom gezeten. Ik las over die verschrikkelijke strijd van de Zoon van God. Hij wist wat Hem te wachten stond. Hij zweette bloeddruppels en bad tot zijn Vader om de drinkbeker aan Hem voorbij te laten gaan. ‘Maar’, zei Hij, ‘niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt.’ […] Ik had het overweldigende gevoel dat Hij niet smeekte en leed vanwege de lichamelijke pijn die Hem te wachten stond, namelijk de verschrikkelijke, wrede kruisiging. Dat had er ongetwijfeld mee te maken. Maar volgens mij was het vooral omdat Hij besefte welke rol Hij speelde in het eeuwige welzijn van alle zoons en dochters van God, van het hele menselijke geslacht.

Alles hing van Hem en van zijn zoenoffer af. Dat was de sleutel. Dat was de sluitsteen in de boog van het grote plan van de Vader voor het eeuwige leven van zijn zoons en dochters. Hoe verschrikkelijk en zwaar het ook was, Hij doorstond en volbracht het, en het was wonderbaarlijk en prachtig. Het gaat volgens mij ons begrip te boven. Maar we begrijpen het een klein beetje en moeten leren het steeds meer te waarderen.8

Zijn aanhouding, kruisiging en dood

Hij werd met ruwe hand meegevoerd. ’s Avonds werd Hij, in tegenspraak met de wet, voor Annas gebracht en vervolgens voor Kajafas, de sluwe, slechte functionaris van het Sanhedrin. De volgende ochtend moest Hij nogmaals voor deze snode, gemene man verschijnen. Vervolgens werd Hij naar Pilatus gebracht, de Romeinse stadhouder, wiens vrouw als waarschuwing had gezegd: ‘Laat je toch niet in met deze Rechtvaardige’ (Mattheüs 27:19). De Romein dacht zijn verantwoordelijkheid te kunnen ontlopen en stuurde Hem naar Herodes, de corrupte, verdorven, slechte tetrarch van Galilea. Christus werd mishandeld en geslagen. Zijn hoofd werd met scherpe doornen gekroond; spottend werd zijn bloedende rug met een purperen mantel getooid. Weer werd hij voor Pilatus gebracht, tegen wie de menigte riep: ‘Kruisig Hem, kruisig Hem’ (Lukas 23:21).

Wankelend ging Hij de weg naar Golgotha, waar zijn gewonde lichaam aan het kruis genageld werd — de onmenselijkste, pijnlijkste executiemethode die deze sadistische geesten konden bedenken.

Toch riep Hij uit: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Lukas 23:34).9

Er bestaat in de hele geschiedenis geen aangrijpender beeld dan dat van de eenzame Jezus in Gethsémané en aan het kruis: de Verlosser van de mensheid, de Heiland van de wereld, die de verzoening tot stand brengt.

Ik herinner me nog goed dat ik met president Harold B. Lee […] in de hof van Gethsémané in Jeruzalem was. We konden voelen, al was het in heel geringe mate, welke verschrikkelijke strijd daar had plaatsgevonden, die intense strijd, toen Jezus zo’n eenzame, geestelijke worsteling doormaakte dat er bloed uit al zijn poriën kwam (zie Lukas 22:44; LV 19:18). We dachten aan het verraad van iemand die tot een vertrouwenspositie was geroepen. Wij dachten aan die slechte mannen die de hand aan de Zoon van God hadden geslagen. We dachten aan die eenzame figuur aan het kruis die in smart uitriep: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ (Mattheüs 27:46.) En toch volhardde de Heiland van de wereld moedig en bracht Hij voor ons de verzoening tot stand.10

De uren gingen voorbij terwijl het leven in pijn uit Hem wegvloeide. De aarde schudde; de voorhang van de tempel scheurde in tweeën. Met uitgedroogde lippen sprak Hij de woorden: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest’ (Lukas 23:46).

Het was voorbij. Zijn sterfelijk leven was voorbij. Hij had het als losprijs voor alle mensen gegeven. De mensen die Hem liefhadden, hadden geen hoop meer. Ze waren de beloften die Hij gedaan had, vergeten. Op de avond vóór de joodse sabbat werd zijn lichaam haastig maar liefdevol in een geleend graf gelegd.11

Opstanding

Maria Magdalena en enkele andere vrouwen gingen zondagochtend vroeg naar het graf. Toen ze zich erheen spoedden, vroegen ze zich verbaasd af hoe het kwam dat de steen voor de ingang van het rotsgraf weggerold was. Bij hun aankomst zagen ze een engel die tot hen zei: ‘Ik weet dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was.

Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, zoals Hij gezegd heeft’ (Mattheüs 28:5–6).

Dat was nog nooit gebeurd. Het lege graf was het antwoord op de vraag der eeuwen. Paulus heeft het uitstekend uitgedrukt: ‘Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning?’ (1 Korinthe 15:55.)12

Afbeelding
leeg graf

‘Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, zoals Hij gezegd heeft’ (Mattheüs 28:6).

2

Dankzij het zoenoffer van de Heiland zullen alle mensen uit het graf opstaan.

Het wonder van die ochtend van de wederopstanding […] is een wonder voor de hele mensheid. Het is het wonder van de macht van God, wiens geliefde Zoon zijn leven heeft gegeven om voor de zonden van alle mensen verzoening te brengen, een liefdesoffer voor elke zoon en dochter van God. Daarmee heeft Hij de banden van de dood verbroken.13

Niets is universeler dan de dood en in niets straalt meer hoop en geloof dan in de belofte van de onsterfelijkheid. Het intense verdriet dat de dood met zich meebrengt, het verlies dat gevoeld wordt als een dierbare overlijdt, wordt alleen verlicht door de zekerheid van de opstanding van de Zoon van God. […]

Telkens als de dood zijn tol eist, verschijnt de triomferende Heer Jezus Christus in het uur van verdriet en duisternis. Hij is de Zoon van God, die met zijn weergaloze, eeuwige macht de dood heeft overwonnen. Hij is de Verlosser van de wereld. Hij heeft zijn leven voor ieder van ons neergelegd. Hij heeft het weer op zich genomen en is de eersteling geworden van hen die ontslapen zijn. Hij staat als de Koning der koningen ver boven alle andere koningen. Hij staat als Almachtige boven alle andere regeerders. Hij is onze Troost, onze enige echte Troost, wanneer de geest het lichaam verlaat en de donkere sluier van de aardse nacht ons omgeeft.

Hoog oprijzend boven het mensdom staat Jezus de Christus.14

Ik heb eens gesproken op de begrafenis van een goed mens, een vriend, wiens goedheid aanleiding voor mij was om nog iets meer mijn best te doen. Door de jaren heen was ik vertrouwd geraakt met zijn glimlach, zijn vriendelijke woorden, zijn soepele denkvermogen en het vele dienstbetoon dat hij verrichtte. Maar toen sloeg het noodlot toe; hij stierf onverwachts. Ik zag zijn levenloze lichaam. Er was geen beweging, geen woord, geen herkenning, niets van dat alles. […]

Ik keek naar zijn huilende weduwe en kinderen. Zij wisten net als ik dat ze in dit leven zijn stem nooit meer zouden horen. Maar er daalde een gracieuze tederheid neer, onbeschrijflijk van aard, die gemoedsrust en geruststelling bracht. Ze leek te zeggen: ‘Geef het op en weet dat Ik God ben’ (Psalmen 46:11).

Ze leek ook te zeggen: ‘Maak je geen zorgen. Dit alles valt onder mijn plan. Niemand kan aan de dood ontkomen. Zelfs mijn geliefde Zoon is aan het kruis gestorven. Maar daardoor is Hij wel de eersteling van de opstanding geworden. Hij heeft de prikkel uit de dood gehaald en het graf zijn overwinning ontnomen.’

Ik hoorde in gedachten de Heer tegen de rouwende Martha zeggen: ‘Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid’ (Johannes 11:25–26).15

3

Dankzij het zoenoffer van de Heiland kunnen we de verhoging en het eeuwige leven ontvangen.

Dank zij de Almachtige. Zijn verheerlijkte Zoon heeft de banden van de dood verbroken; het was de grootste overwinning aller tijden. […] Hij is onze zegevierende Heer. Hij is onze Verlosser die voor onze zonden verzoening heeft gebracht. Door zijn verlossende offer zullen alle mensen uit het graf opstaan. Hij heeft voor ons de weg bereid waardoor wij niet alleen de onsterfelijkheid kunnen verkrijgen, maar ook het eeuwige leven.16

Ik doorgrond in zekere mate de betekenis van de verzoening. Ik begrijp die niet helemaal. Ze is zo onmetelijk qua reikwijdte en zo persoonlijk qua uitwerking dat ze ons begrip te boven gaat.17

De omvang van [de] verzoening is niet volledig te bevatten. Ik weet alleen maar dat de verzoening heeft plaatsgevonden en dat ze voor u en voor mij was. Het lijden was zo groot, de kwelling zo intens toen de Heiland Zichzelf als zoenoffer voor de zonden van de hele mensheid aanbood, dat geen van ons het kan bevatten.

Door Hem krijgen wij vergiffenis. Door Hem krijgen wij de zekere belofte dat de hele mensheid de zegeningen van het heil en de opstanding van de dood worden verstrekt. Door Hem en zijn grote allesovertreffende offer krijgen wij de kans om door gehoorzaamheid de verhoging en het eeuwige leven te verkrijgen.18

Zijn wij niet allen verloren zoons en dochters, die zich moeten bekeren en deelhebben aan de genade van onze Hemelse Vader, en daarna zijn voorbeeld moeten volgen?

Zijn geliefde Zoon, onze Verlosser, strekt zijn hand naar ons uit in vergeving en genade, maar gebiedt ons daarbij ons te bekeren. […] De Heer heeft gezegd — en ik citeer een openbaring gegeven aan de profeet Joseph Smith:

‘Daarom gebied Ik u zich te bekeren — bekeer u, opdat Ik u niet sla met de roede van mijn mond, en met mijn verbolgenheid, en met mijn toorn, en uw lijden hevig zij — hoe hevig weet u niet, hoe intens weet u niet, ja, hoe zwaar te dragen weet u niet.

‘Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren;

‘maar als zij zich niet bekeren, moeten zij lijden zoals Ik;

‘welk lijden Mij, ja, God, de grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden. […]

‘Leer van Mij en luister naar mijn woorden; wandel in de zachtmoedigheid van mijn Geest, en u zult vrede hebben in Mij’ (LV 19:15–18, 23).19

Als er onderzoek naar de wereldgeschiedenis is verricht en de diepste diepten van de menselijke geest zijn verkend, dan is uiteindelijk niets zo magnifiek, zo majestueus, zo magistraal als deze genadedaad van de Zoon van de Almachtige, de Prins in zijn Vaders koninklijke hofhouding. Hij was de Jehova van het Oude Testament voordat Hij zich verwaardigde om naar de aarde te komen en in Bethlehem te worden geboren. Hij is een smadelijke en pijnlijke dood gestorven om alle zoons en dochters van God door alle geslachten des tijds heen, allen kinderen des doods, de kans op eeuwig leven te bieden. Hij heeft voor ons gedaan wat wij niet voor onszelf konden doen. […]

De profeet Jesaja heeft verklaard:

‘Voorwaar, onze ziekten heeft Hij op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. […]

‘Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen’ (Jesaja 53:4–5).

Dit is het wonderlijke en ware verhaal van Kerstmis. De geboorte van Jezus in Bethlehem in Judea is het voorwoord. De driejarige bediening van de Meester is de voorrede. De schitterende kern van het verhaal is zijn offer, die volkomen onbaatzuchtige daad, de pijnlijke kruisdood op Golgotha, om de zonden van ieder van ons te verzoenen.

Het nawoord is het wonder van de opstanding, die deze verzekering schenkt: ‘Zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.’ (1 Korinthe 15:22).

We zouden geen Kerstmis hebben als er geen Pasen was geweest. Het kindje Jezus van Bethlehem zou zonder de verlossende Christus van Gethsémané en Golgotha, en het triomfale feit van de opstanding slechts een baby zijn geweest.

Ik geloof in de Heer Jezus Christus, de Zoon van de eeuwige, levende God. Hij is de grootste die ooit op deze aardbodem heeft rondgelopen. Niemand heeft een vergelijkbaar offer gebracht of een vergelijkbare zegen verleend. Hij is de Redder en de Verlosser van de wereld. Ik geloof in Hem. Ik verklaar ondubbelzinnig en zonder enig voorbehoud dat Hij goddelijk is. Ik heb hem lief. Ik uit zijn naam in eerbied en bewondering. Ik vereer Hem zoals ik zijn Vader vereer, in geest en in waarheid. Ik dank Hem en kniel voor zijn geliefde Zoon, die zo lang geleden zijn hand naar ons uitstrekte en zei: ‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven’ (Mattheüs 11:28).

[…] Ik wens u allen wat tijd toe, al is het maar een uur, die u in alle rust, in meditatie en overweging van het wonder en de majesteit van Hem, de Zoon van God, zult doorbrengen.20

Ik getuig [van] de verzoening van de Heer Jezus Christus. Zonder die verzoening is het leven zinloos. Ze is de sluitsteen in de boog van ons bestaan. Ze bevestigt dat we leefden voordat we op aarde geboren werden. Het sterfelijk leven is slechts een springplank naar een glorierijker bestaan hierna. Het verdriet over de dood wordt door de belofte van de opstanding verzacht.21

Jezus is de Christus, de voorgeordende Zoon van God die zich verwaardigde om naar de aarde te komen. Hij werd in een veroverd land te midden van een vazalvolk in een kribbe geboren. Hij is de Zoon van God, de Eniggeborene van de Vader in het vlees, de Eerstgeborene van de Vader en de bron van ons heil. Hij is onze Verlosser, onze Heiland. Dankzij zijn verzoening kan iedereen door gehoorzaamheid aan zijn leringen het eeuwige leven beërven.22

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Waarom heeft onze hemelse Vader ons de ‘gave van zijn eniggeboren Zoon’ gegeven? (Zie onderdeel 1.) Hoe kunnen we dankbaarheid voor die gave betonen? Wat voor gevoelens en gedachten hebt u als u president Hinckleys samenvatting leest van wat de Heiland voor ons gedaan heeft?

  • Vergelijk in onderdeel 2 president Hinckleys beschrijving van de dood met zijn beschrijving van de opstanding. Wat leert u van het verschil tussen die woorden? Welke invloed heeft uw getuigenis van de Heiland op uw leven?

  • Wat leert u van president Hinckleys getuigenis van de verzoening van Jezus Christus? (Zie onderdeel 3.) Hoe is de verzoening u persoonlijk tot zegen geweest? Welke gevoelens hebt u als u nadenkt over het offer dat de Heiland voor u heeft gebracht? Neem de tijd om in alle rust over de Heiland te mediteren en na te denken.

Relevante Schriftteksten

Jesaja 53; Johannes 3:16; 11:25; 2 Nephi 9:6–13; Alma 7:11–13; 34:8–10; Helaman 14:13–19; LV 18:10–12

Onderwijstip

‘Als u zich met een gebed in het hart op de les voorbereidt, […] wordt u misschien geleid om bepaalde beginselen te benadrukken. U begint misschien te begrijpen hoe u bepaalde beginselen het beste kunt presenteren. U ontdekt wellicht voorbeelden, aanschouwelijk onderwijs en inspirerende verhalen in het dagelijks leven. U krijgt misschien het gevoel dat u een bepaald iemand moet uitnodigen om u bij de les te helpen. U wordt wellicht aan een persoonlijke ervaring herinnerd waar u over kunt vertellen.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], 48.)

Noten

  1. ‘The Living Christ: The Testimony of the Apostles’, Ensign, april 2000, 2.

  2. ‘My Testimony’, Ensign, mei 2000, 69, 71.

  3. ‘The Wondrous and True Story of Christmas’, Ensign, december 2000, 2.

  4. ‘We Look to Christ’, Ensign, mei 2002, 90.

  5. ‘The Victory over Death’, Ensign, april 1997, 2.

  6. ‘The Victory over Death’, 2.

  7. ‘Wat ik zeker weet’, Liahona, mei 2007, 83–84.

  8. Teachings of Gordon B. Hinckley (1997), 29–30.

  9. ‘The Victory over Death’, 2, 4.

  10. ‘Living with Our Convictions’, Ensign, september 2001, 2.

  11. ‘The Victory over Death’, 4.

  12. ‘The Victory over Death’, 4.

  13. ‘The Victory over Death’, 4.

  14. ‘This Glorious Easter Morn’, Ensign, mei 1996, 67.

  15. ‘The Wondrous and True Story of Christmas’, 2, 4.

  16. ‘He Is Not Here, but Is Risen’, Ensign, mei 1999, 72.

  17. ‘The Wondrous and True Story of Christmas’, 2.

  18. ‘Vergeving’, Liahona, november 2005, 84.

  19. ‘Of You It Is Required to Forgive’, Ensign, juni 1991, 5.

  20. ‘The Wondrous and True Story of Christmas’, 4–5.

  21. ‘Wat ik zeker weet’, 84.

  22. In Sheri L. Dew, Go Forward with Faith: The Biography of Gordon B. Hinckley (1996), 560.