2009
De moed om het evangelie na te leven
Maart 2009


Van vriend tot vriend

De moed om het evangelie na te leven

Uit een interview dat Hilary M. Hendricks had met ouderling Erich W. Kopischke van de Zeventig, momenteel werkzaam als eerste raadgever in het presidium van het gebied Europa.

‘Word niet verschrikt, want de Here, uw God, is met u’ (Jozua 1:9).

Afbeelding
Elder Erich W. Kopischke

Mijn vader, Kurt, was een jongen in Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij leed vaak honger en kou, en was vaak bang. Toen gebeurde er iets prachtigs. Zijn tienjarige vriend Otto Dreger nodigde hem uit om met leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen naar de zondagsschool te gaan. In de zondagsschool leerden Kurt en Otto dat ze kinderen van God waren. Ze zongen lofliederen. Ze leerden bidden. Kurt had hele fijne gevoelens als hij in de kerk was: vredig en gelukkig. Hij vroeg zijn ouders en zijn zus of zij met hem mee wilden gaan. Het duurde niet lang voordat het hele gezin zich had laten dopen. Het evangelie van Jezus Christus gaf hun moed in moeilijke tijden.

Mijn vader was heel knap en wilde aan de universiteit studeren. In die tijd besliste de overheid daar wie er naar de universiteit kon en wie niet. De overheid wilde niet dat mensen in God geloofden. Papa kreeg te horen dat hij alleen kon gaan studeren als hij niet meer naar de kerk ging en niet meer over onze hemelse Vader en Jezus Christus sprak.

Mijn vader wist dat hij zijn geloof niet kon opgeven. In plaats daarvan besloten hij en mijn moeder, Helga, het land te verlaten. Zij namen de trein naar West-Duitsland en baden dat zij in dat land zouden worden toegelaten. Aan de grens controleerden de politieagenten belast met de inspectie van de trein niet de coupé waar mijn ouders in zaten. Vandaar dat ze een nieuw leven begonnen in een land waar ze God konden aanbidden. Twee maanden later ben ik geboren.

Evenals mijn ouders had ik moed nodig om het evangelie na te leven. Ik ben één jaar soldaat in het Duitse leger geweest. De meeste soldaten gebruikten slechte taal, rookten en deden dingen die ze beter niet konden doen. Soms voelde ik mij alleen, maar ik probeerde altijd de geboden van mijn hemelse Vader na te leven. Mijn officieren respecteerden mijn toewijding en stonden mij toe om aan de kerkelijke activiteiten mee te doen.

Op de laatste avond van de militaire dienst hielden de soldaten en hun vrienden een wild feest waarop veel sterkedrank geschonken werd. Ik dacht na en bad over wat ik kon doen op mijn laatste avond. Toen die aanbrak zei ik tegen de afzwaaiende soldaten in mijn groep: ‘Laten we iets doen wat nog nooit eerder is gedaan.’ We trokken ons beste pak aan en gingen op rustige wijze afscheid nemen van de legerleiding. Onze majoor kon het niet geloven. Ik had het gevoel dat onze hemelse Vader mij een oplossing voor mijn probleem aan de hand had gedaan. Achteraf gezien weet ik dat ik mijn grootste zegeningen heb gekregen door de raad van de profeten op te volgen en Gods geboden te onderhouden.

Soms willen je vrienden je iets laten doen waarvan je weet dat het niet goed is. Vergeet nooit je belofte om naar de normen van je hemelse Vader te leven. Bewaar zijn geboden, dan zal Hij je laten weten wat je moet zeggen en doen. Hij zal je helpen, zodat je niet bang hoeft te zijn. Zoals mijn vaders vriend, Otto, kun je je vrienden vertellen wat jij weet over Vader in de hemel en hoe je zijn liefde voelt. Jouw moed om het goede te doen, zal een groot verschil maken!

Illustratie Daniel Lewis; foto’s welwillend ter beschikking gesteld door ouderling Kopischke

Op tienjarige leeftijd.

Met zijn broer en zus.

Het paspoort van ouderling Kopischke toen hij vier jaar was.