2009
Slotwoord
November 2009


Slotwoord

Als we naar zijn woorden luisteren en de geboden naleven, overleven we deze tijd van veel te grote tolerantie en goddeloosheid.

Afbeelding
President Thomas S. Monson

Mijn hart is vol nu wij het einde van deze conferentie naderen. We zijn rijkelijk onderwezen en geestelijk opgebouwd door te luisteren naar de boodschappen en de getuigenissen die men ons heeft gegeven. Wij spreken onze dank uit voor ieder die heeft meegewerkt, met inbegrip van de broeders die de gebeden hebben uitgesproken.

De muziek was weer fantastisch. Ik spreek mijn persoonlijke dank uit aan hen die bereid waren om ons te laten meegenieten van hun talenten en ons zodoende te raken en te inspireren. De prachtige muziek die zij maken, verrijkt elke conferentiebijeenkomst en voegt er iets aan toe.

Wij herinneren u eraan dat de boodschappen die u tijdens deze conferentie hebt gehoord, in de Ensign en de Liahona van november worden gepubliceerd. Als u ze leest en bestudeert, kunt u er nog meer kennis en inspiratie uit opdoen. Mogen wij de waarheden die wij daaruit leren in ons dagelijks leven toepassen.

Wij spreken onze grote waardering uit voor de broeders die tijdens de conferentie zijn ontheven. Ze hebben goed werk gedaan en hebben grote bijdragen geleverd aan het werk van de Heer. Ze waren erg toegewijd. We danken hen uit het diepst van ons hart.

Wij leven in een tijd waarin de touwen van veel mensen in de wereld van de veilige meerpalen van gehoorzaamheid aan de geboden zijn afgegleden. Het is een tijd van overmatige tolerantie, terwijl de samenleving in het algemeen gewend is de wetten van God te negeren en te overtreden. Vaak merken we dat we tegen de stroom op zwemmen, en soms lijkt het alsof de stroming ons zou kunnen meevoeren.

Dit doet mij denken aan de woorden van de Heer in het boek Ether, in het Boek van Mormon. De Heer zegt: ‘Gij kunt dit grote diep niet oversteken, tenzij Ik u voorbereid op de golven der zee en de winden die zijn uitgegaan en de watervloeden die zullen komen.’1 Broeders en zusters, Hij heeft ons voorbereid. Als we naar zijn woorden luisteren en de geboden naleven, overleven we deze tijd van veel te grote tolerantie en goddeloosheid — een tijd die te vergelijken is met de golven, winden en overstromingen die vernietiging met zich mee kunnen brengen. Hij denkt altijd aan ons. Hij heeft ons lief en zal ons zegenen als wij het goede doen.

Wat zijn we dankbaar dat de hemelen echt open staan, dat het herstelde evangelie van Jezus Christus is hersteld, en dat de kerk op de rots van openbaring is gebouwd. Wij zijn een gezegend volk, met apostelen en profeten die zich onder ons bevinden.

Nu wij deze conferentie verlaten, smeek ik de zegeningen des hemels over ieder van u af. Moge u allen veilig naar huis terugkeren. Als u nadenkt over wat u tijdens deze conferentie hebt gehoord, dan kunt u zeggen, zoals het volk van koning Benjamin, dat met één stem uitriep: ‘Wij geloven alle woorden die gij tot ons hebt gesproken; en ook weten wij dat ze zeker en waar zijn, dankzij de Geest van de almachtige Heer, die een grote verandering in ons (…) heeft teweeggebracht, waardoor wij niet meer geneigd zijn om kwaad te doen, maar wél om voortdurend goed te doen.’2 Moge elke man en vrouw, elke jongen en meisje, deze conferentie als een betere persoon verlaten dan hij of zij twee dagen geleden was.

Ik heb u lief, broeders en zusters. Ik bid voor u. Ik wil u nogmaals vragen om mij en alle algemene autoriteiten in uw gebeden te gedenken. Wij kijken ernaar uit om samen met u dit geweldige werk voort te stuwen. Ik getuig tot u dat dit onze gezamenlijke opdracht is en dat elke man, vrouw en kind er een rol in te spelen heeft. Moge God ons de kracht en het vermogen en de vastberadenheid geven om onze rol goed te spelen.

Ik geef u mijn getuigenis dat dit werk waar is, dat onze Heiland leeft, en dat Hij deze kerk hier op aarde leidt. Ik betuig u, ik geef u mijn getuigenis, dat God onze eeuwige Vader leeft en dat Hij ons liefheeft. Hij is echt onze Vader, en Hij is een persoon en leeft echt.

Moge God u zegenen. Moge de vrede die Hij heeft beloofd de uwe zijn, nu en altijd.

Ik neem afscheid van u en hoop u over een half jaar weer te kunnen begroeten, en dat doe ik in de naam van Jezus Christus, onze Heiland en Verlosser, en onze Voorspraak bij de Vader. Amen.

Noten

  1. Ether 2:25.

  2. Mosiah 5:2.