2009
Veiligheid voor de ziel
November 2009


Veiligheid voor de ziel

Ik wil heel duidelijk maken dat ik, als ik voor de rechterstoel van God sta, kan zeggen dat ik tot de wereld heb getuigd dat het Boek van Mormon waar is.

Afbeelding
Elder Jeffrey R. Holland

Profetieën over de laatste dagen vermelden vaak grote rampen zoals aardbevingen, hongersnoden of overstromingen. Die kunnen op hun beurt weer verbonden worden met een of andere wijdverbreide economische of politieke opschudding.

Maar er is een soort hedendaagse verwoesting die mij altijd meer persoonlijk dan publiekelijk in de oren heeft geklonken, meer individueel dan collectief, een waarschuwing, wellicht meer van toepassing in de kerk dan daarbuiten. Het is de waarschuwing van de Heiland dat in de laatste dagen zelfs zij die tot ‘het verbond’ behoren, uitverkorenen, door de vijand van de waarheid misleid kunnen worden.1 Als we dat als een vorm van geestelijke verwoesting beschouwen, kan het een licht werpen op een andere hedendaagse profetie. Denk aan het hart als de denkbeeldige kern van ons geloof, de poëtische locatie van onze normen en waarden. Denk dan aan deze woorden van Jezus dat in de laatste dagen ‘de mensen bezwijmen van vrees en angst.’2

Het is uiteraard bemoedigend dat onze Vader in de hemel al deze hedendaagse gevaren kent, deze problemen van hart en ziel, en ons raad en bescherming heeft gegeven.

In dat opzicht heb ik het altijd belangrijk gevonden dat het Boek van Mormon, een van de krachtige ‘sluitstenen’ van de Heer in dit tegenoffensief tegen hedendaagse kwalen,3 met een grote gelijkenis van het leven begint, een uitgebreide allegorie van hoop versus angst, van licht versus duisternis, van eeuwig heil versus vernietiging — een allegorie die zuster Ann M. Dibb vanochtend zo treffend heeft besproken.

In de droom van Lehi wordt een moeilijke reis nog moeilijker zodra er een mist van duisternis opstijgt waardoor zijn familieleden en anderen het pad niet meer kunnen zien dat ze moeten volgen. Het is noodzakelijk om te vermelden dat deze mist van duisternis op alle reizigers neerdaalt: op de getrouwe en vastberaden mensen (die we de uitverkorenen kunnen noemen) en op de zwakke en onstandvastige mensen. Maar waar het in het verhaal vooral om gaat, is dat de succesvolle reizigers alle afleidingen weerstaan, waaronder de verleiding van verboden paden en spottende opmerkingen van de ijdele en hoogmoedige mensen die zich op die paden bevinden. Volgens de kroniek drongen de beschermden ‘naar voren, zich voortdurend [en stevig, zou ik willen toevoegen] vasthoudende’ aan een roede van ijzer die onfeilbaar langs het juiste pad liep.4 Hoe donker de nacht of de dag ook is, de roede markeert de weg van dat verlaten, verlossende pad.

‘Ik zag,’ zei Nephi later, ‘dat de roede van ijzer (…) het woord Gods was, dat voerde (…) naar de boom des levens; (…) een zinnebeeld […] van de liefde Gods.’ Toen hij die manifestatie van Gods liefde zag, vervolgde Nephi:

‘En ik keek en zag de Verlosser der wereld, (…) dat Hij uitging en de mensen met macht en grote heerlijkheid diende; (…)

‘En ik zag menigten mensen die ziek waren en die werden gekweld door allerlei kwalen en door duivels en onreine geesten; (…) en zij werden genezen door de macht van het Lam Gods; en de duivels en onreine geesten werden uitgeworpen.’5

Liefde. Genezing. Hulp. Hoop. De macht van Christus om alle problemen in alle tijden te weerstaan — waaronder het einde der tijden. Dat is het toevluchtsoord dat God ons wil geven in persoonlijke of openbare tijden van wanhoop. Dat is de boodschap waarmee het Boek van Mormon begint en dat is de boodschap waar het mee eindigt, waarbij iedereen wordt opgeroepen: ‘Komt tot Christus en wordt vervolmaakt in Hem.’6 Die zinsnede uit het laatste getuigenis van Moroni, die duizend jaar na het visioen van Lehi is geschreven, is het getuigenis die een stervende man geeft van de enige ware weg.

Mag ik een hedendaags getuigenis van de ‘laatste dagen’ noemen? Toen Joseph Smith en zijn broer Hyrum op weg gingen naar de gevangenis te Carthage voor wat zij wisten dat hun martelaarsdood zou worden, las Hyrum deze woorden voor om zijn broer te troosten:

‘[Gij zult] sterk worden gemaakt, ja, zodat gij zult neerzitten in de plaats die Ik heb bereid in de woningen van mijn Vader.

‘En nu zeg ik, Moroni, (…) vaarwel, (…) totdat wij elkaar ontmoeten voor de rechterstoel van Christus.’7

Enkele korte zinsneden uit het twaalfde hoofdstuk van Ether in het Boek van Mormon. Voordat hij het boek dichtsloeg, vouwde Hyrum de hoek van de pagina om waarvan hij had voorgelezen, als markering van het eeuwige getuigenis waarvoor deze twee broers zouden sterven. Ik heb dat boek hier in mijn hand, hetzelfde exemplaar waaruit Hyrum heeft voorgelezen, met dezelfde omgevouwen hoek van de pagina. Later, toen hij in de gevangenis zat, wendde de profeet Joseph zich tot de bewakers en gaf een krachtig getuigenis van de goddelijke authenticiteit van het Boek van Mormon.8 Kort daarna maakten pistoolschoten een einde aan het leven van de twee getuigen.

Als een van de duizenden elementen van mijn eigen getuigenis van de goddelijkheid van het Boek van Mormon, stel ik dat dit nóg een bewijs is van de waarheid ervan. In hun grootste — en laatste — uren van nood, vraag ik u: zouden deze mannen godslasterlijk spreken door hun leven, hun eer en hun eigen streven naar eeuwig heil te blijven baseren op een boek (en indirect ook een kerk en een bediening) dat ze uit het niets hadden verzonnen?

Vergeet dat hun vrouwen weduwe werden en hun kinderen vaderloos. Vergeet dat hun kleine groep volgelingen ‘dakloos en alleen achterbleven’ en dat hun kinderen ‘voetsporen van bloed’ op bevroren rivieren en wilde vlakten achterlieten.9 Vergeet dat veel mensen stierven en veel anderen leefden om in de vier winstreken van deze aarde te getuigen dat het Boek van Mormon en de kerk waar zijn. Leg dat allemaal terzijde en vertel me dan of deze twee mannen in het uur van hun dood de tegenwoordigheid van hun eeuwige Rechter in zouden gaan met een citaat en vertroostende woorden uit een boek dat, als het niet het woord van God was, hen tot het einde der tijd zou kenmerken als bedriegers en oplichters? Dat zouden ze nooit doen! Zij wilden liever sterven dan de goddelijke oorsprong van de eeuwige waarheid van het Boek van Mormon te verloochenen.

179 jaar lang is dit boek als geen ander boek in de hedendaagse religieuze geschiedenis bestudeerd en bekritiseerd, tegengesproken en gedeconstrueerd, aangevochten en verscheurd — wellicht als geen ander boek in welke religieuze geschiedenis ook. En toch houdt het stand. Er zijn ontoereikende theorieën over de oorsprong ervan geboren, nagepraat en gestorven — van Ethan Smith tot Solomon Spaulding, en van geestelijk gestoord tot listig geniaal. Geen van deze belachelijke antwoorden op dit boek hebben ooit enig onderzoek weerstaan omdat er geen ander antwoord is dan het antwoord van de jonge vertaler, Joseph Smith. Ik sluit me aan bij de woorden van mijn overgrootvader, die eenvoudigweg heeft gezegd: ‘Geen goddeloos mens zou zo’n boek kunnen schrijven, en geen goed mens zou het kunnen schrijven, tenzij het waar was en hij van God de opdracht had gekregen om het te doen.’10

Ik getuig dat niemand het volledige geloof in dit werk van de laatste dagen kan ontvangen — en daarbij volledige vrede en troost voor onze tijd kan vinden — totdat hij of zij de goddelijkheid van het Boek van Mormon aanvaardt en de Heer Jezus Christus van wie het boek getuigt. Als iemand dwaas genoeg is, of voldoende misleid, om 675 vertaalde bladzijden te verwerpen van een voorheen onbekende tekst vol literaire en Semitische complexiteit, zonder oprecht te proberen de oorsprong van die tekst te achterhalen — en zonder rekening te houden met het krachtige getuigenis van Jezus Christus en de diepgaande geestelijke uitwerking die het boek op tientallen miljoenen lezers heeft gehad — dan is die persoon, uitverkoren of niet, misleid. En als die persoon de kerk verlaat, moet hij of zij over, onder, of om het Boek van Mormon heen om de uitgang te vinden. In dat opzicht is het boek hetzelfde als wat over Christus werd gezegd: ‘een steen des aanstoots en een rots der ergernis,’11 een barrière op het pad van wie niet in dit werk wil geloven. Getuigen, zelfs getuigen die een tijd vijandig tegenover Joseph stonden, hebben tot op de dag van hun dood getuigd dat ze een engel hadden gezien en de platen hadden aangeraakt. ‘Zij zijn ons getoond door de macht Gods en niet door die van de mens’, zeiden ze. ‘Daarom weten wij zeker dat het werk waar is.’12

Ik ben met de broeder van Jared niet de oceaan overgestoken om mij in een nieuw land te vestigen. Ik heb koning Benjamin zijn engelachtige woorden niet horen spreken. Ik ben niet met Alma en Amulek op zending geweest, en ik heb de vuurdood van onschuldige gelovigen niet aanschouwd. Ik bevond me niet onder de Nephieten die de wonden van de herrezen Heiland aanraakten, en ik heb niet met Mormon en Moroni geweend om de vernietiging van een hele beschaving. Maar mijn getuigenis van dit verslag, en de gemoedsrust die we erdoor kunnen ontvangen, is even bindend en onmiskenbaar als het hunne. Net als zij maak ik mijn naam ‘wereldkundig om tot de wereld te getuigen van hetgeen [ik heb] gezien.’ En net als zij zeg ik: ‘[Ik lieg] niet, waarvan God getuigt.’13

Ik verwacht dat mijn getuigenis van het Boek van Mormon, dat ik hier onder ede als apostel heb gegeven, en alles wat dat met zich meebrengt, door mensen op aarde en door engelen in de hemel zal worden opgetekend. Ik hoop dat ik nog enkele jaren over heb in mijn ‘laatste dagen’, maar of dat zo is of niet, ik wil heel duidelijk maken dat ik, als ik voor de rechterstoel van God sta, kan zeggen dat ik zo duidelijk mogelijk tot de wereld heb getuigd dat het Boek van Mormon waar is, dat het is ontstaan zoals Joseph Smith heeft gezegd, en dat het is gegeven om de getrouwen hoop en geluk te brengen in de beproevingen van deze laatste dagen.

Mijn getuigenis weerspiegelt dat van Nephi, die een deel van het boek in zijn ‘laatste dagen’ heeft geschreven:

‘Luistert naar deze woorden en gelooft in Christus; en indien gij niet in deze woorden gelooft, gelooft in Christus. En indien gij in Christus gelooft, zult gij in deze woorden geloven, want het zijn de woorden van Christus, (…) en zij leren alle mensen dat zij goed moeten doen.

‘En indien het niet de woorden van Christus zijn, oordeelt gij dan voor uzelf — maar ten laatsten dage zal Christus u met macht en grote heerlijkheid tonen dat het zijn woorden zijn.’14

Broeders en zusters, God heeft altijd veiligheid voor de ziel verschaft, en met het Boek van Mormon heeft Hij dat weer gedaan in onze tijd. Onthoud deze woorden van Jezus zelf: ‘Wie mijn woord als een schat verzamelt, zal niet worden verleid’15 — en in de laatste dagen zullen uw hart en uw geloof u niet in de steek laten. Daarvan getuig ik oprecht, in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie Matteüs 24:24; zie ook Matteüs naar Joseph Smith 1:22.

  2. Lucas 21:26.

  3. Zie History of the Church, deel 4, p. 461.

  4. 1 Nephi 8:30.

  5. 1 Nephi 11:25, 27–28, 31.

  6. Moroni 10:32.

  7. Ether 12:37–38; zie ook LV 135:5.

  8. Zie History of the Church, deel 6, p. 600.

  9. Zie History of the Church, deel 4, p. 539.

  10. George Cannon, geciteerd in: ‘The Twelve Apostles’, Andrew Jenson, red., The Historical Record, deel 6, p. 175.

  11. 1 Petrus 2:8.

  12. ‘Het getuigenis van drie getuigen’, Boek van Mormon.

  13. ‘Het getuigenis van acht getuigen’, Boek van Mormon; cursivering toegevoegd.

  14. 2 Nephi 33:10–11; cursivering toegevoegd.

  15. Matteüs naar Joseph Smith 1:37.