2011
Mary Fielding Smith
Juli 2011


Onvergetelijke levens

Mary Fielding Smith

Mary Fielding Smith, een getrouwe zuster van de kerk, bleef met verscheidene jonge kinderen achter toen haar man in de winter van 1838–1839 in de gevangenis van Liberty zat. Bendes vielen haar huis binnen, en haar zoon werd tijdens die aanval bijna gedood. Als vrouw van Hyrum Smith bleef Mary als weduwe achter toen haar man op 27 juni 1844 in de gevangenis van Carthage werd vermoord. Zij en Emma Smith moesten veel beproevingen doorstaan met hun respectievelijke echtgenoten, Hyrum en Joseph Smith. Tegenwoordig wordt Mary bewonderd als een van de trouwste pioniers in de kerk.

Mary trouwde op 24 december 1837 met Hyrum Smith. Hyrums eerste vrouw, Jerusha, was tijdens een bevalling overleden, en Mary zorgde voor Hyrums jonge kinderen alsof ze haar eigen kinderen waren. Hyrum en Mary hadden ook twee kinderen samen. Een van hen was Joseph F. Smith, die later de zesde president van de kerk werd.

Toen de heiligen na de moord op Joseph en Hyrum vanuit Nauvoo naar de Salt Lake Valley trokken, besloot Mary om mee te gaan. Zij en haar kinderen werden aan een groep toegewezen. De leider van de groep zei tegen haar dat zij een last voor de anderen zou zijn en dat ze maar beter niet kon meegaan. Mary antwoordde: ‘Ik zal eerder in de vallei zijn dan u, en ik zal niet om uw hulp vragen.’1 De tocht was inderdaad moeilijk, maar op 23 september 1848 kwam ze in Salt Lake aan, een dag eerder dan de leider die zo aan haar had getwijfeld.

Mary Fielding Smith bleef tot het einde van haar leven trouw. Zelfs in haar armoede bleef ze tiende betalen. Toen iemand een keer heel ongepast voorstelde om dat jaar geen tiende deel van haar aardappeloogst te betalen, antwoordde ze: ‘U zou zich moeten schamen. Zou u mij een zegen willen ontzeggen? (…) Ik betaal mijn tiende, niet alleen omdat het een wet van God is, maar omdat ik verwacht gezegend te worden.’2 Ze begon een boerderij in de Salt Lake Valley en onderwees haar kinderen in het evangelie. President Joseph F. Smith heeft later gezegd: ‘Ze heeft me eer, deugdzaamheid, waarheid en integere trouw aan het koninkrijk van God bijgebracht. En ze heeft me niet alleen met haar woorden, maar met haar voorbeeld onderwezen.’3

Noten

  1. Zie Don Cecil Corbett, Mary Fielding Smith: Daughter of Britain (1966), p. 228.

  2. Mary Fielding Smith, geciteerd door Joseph F. Smith, in Conference Report, april 1900, p. 48.

  3. Zie Leringen van kerkpresidenten: Joseph F. Smith (1998), p. 36.

Bovenaan: Mary Fielding Smith trekt over de vlakten. Boven: Joseph F. Smith met familieleden, rond 1910 bij Mary Fielding Smith thuis.