2012
Omgaan met kritiek in onze kerkroeping
Februari 2012


Dienen in de kerk

Omgaan met kritiek in onze kerkroeping

Een interessante zegen en uitdaging van een lekenkerk is dat we geduldig met elkaar en onszelf moeten zijn terwijl we bekend raken met en groeien in onze roeping. Toen er zich in mijn roeping een moeilijke en gevoelige kwestie voordeed — waarbij verschillende kerkleden betrokken waren — handelde ik die naar beste weten af en ging verder in de veronderstelling dat deze moeilijke kwestie achter me lag.

Ik had het mis. Niet iedereen in onze wijk was het eens met de wijze waarop het incident was afgehandeld. Er ontstond een brede discussie. Sommigen waren het eens met mijn handelwijze. Anderen vonden dat ik een grote blunder had begaan. Ik zat ermee, maar aangezien ik mijn best had gedaan, maakte ik mij er niet al te druk over.

Toen ik echter kort daarna werd ontheven, was dat een flinke klap in het gezicht. Ik wist uiteraard dat roepingen in de kerk tijdelijk zijn, maar vanwege het tijdstip, had ik het gevoel dat mijn leiders mij de schuld gaven en mij straften voor wat er was gebeurd.

De kritiek leek heviger dan ooit en ik wist niet goed of ik de leden van de wijk wel onder ogen wilde komen. Vandaar dat ik de week na mijn ontheffing niet naar de kerk ging. En ook de daaropvolgende week — en de daaropvolgende — ging ik niet. Hoe langer ik wegbleef, hoe moeilijker het werd om weer naar de kerk te gaan.

Na verloop van tijd begon ik na te denken over wat er had plaatsgevonden. Hoewel er een netelige situatie was ontstaan, besefte ik dat ik desondanks mijn verbonden niet op het spel wilde zetten. Was de kerk waar of niet?

Misschien had ik de kwestie naar behoren afgehandeld, misschien ook niet. De waarheid is dat we allemaal leren en dat we allemaal fouten maken.

Hoe moeilijk het ook is om toe te geven, misschien deed het er in het grotere geheel niet zo heel erg toe wie gelijk had en wie niet. Wat er wel toedeed, was of ik mijn verbonden nakwam. Wat er wel toedeed — zowel voor mij als mijn gezin — was dat ik naar de kerk ging, en in de avondmaalsdienst mijn verbonden hernieuwde, en bleef dienen. En het deed er wel toe hoe ik mij opstelde tegenover priesterschapsgezag.

Ik ging terug naar de kerk. Korte tijd later kreeg ik een andere roeping. In die roeping — en de roepingen daarna — moest ik samenwerken met mensen die mijn handelwijze hadden afgekeurd. Dat was moeilijk. Maar ik ben blij dat hun kritiek mij er niet van weerhouden heeft om de zegeningen van kerkelijke deelname te genieten.